Dagboek september 2013

20. sep, 2013

We schetsten gisteren de rode clown in de visie van Michel Tournier.

Hij noemt daarbij een aantal figuren bij wie hij kenmerken van de rode clown waarneemt, voornamelijk uit de Franse geschiedenis, of de literatuur. Hij neemt voornamelijk degenen op de korrel “die zich op  de borst kloppen, hetzij om zichzelf te beschuldigen, dan wel uit overmoed, om alle blikken en kreten op zich te richten, en zich over te leveren aan de bewondering of de afkeuring van de volksmassa en het nageslacht tot getuige te nemen van je oprechtheid en je tegenslag.”

Tot de rode partij behoren volgens Michel Tournier pakweg Jean-Jacques Rousseau of Napoleon Bonaparte, of nog Benito Mussolini, en in een moeite door alle theatermensen en alle tirannen.

In tegenstelling daarmee telt de witte partij onder meer Voltaire en Talleyrand in haar rangen.

Dit zijn sarcastische getuigen van hun tijd en berekenende diplomaten, die het menselijke schouwspel gadeslaan en er zich doorheen manoeuvreren, om er waar mogelijk munt uit te slaan, zonder hun vrijheid, hun goederen noch hun persoon op het spel te zetten.

Presidenten

Wat Franse presidenten betreft noemt Michel Tournier generaal De Gaulle een rode clown was, net zoals Jacques Chirac. Valéry Giscard d’Estaing en François Mitterrand zijn daarentegen witte clowns. Van Sarkozy was er nog geen sprake toen Tournier zijn essay schreef, maar het is zonder enige twijfel een rode clown.

Hoe zouden we dat nog verder naar onze tijd kunnen vertalen? Het olijke duo Bush en  Blair was nog niet zo lang geleden een stel rode clowns met verstrekkende gevolgen. Barack Obama en Angela Merkel zijn witte clowns vermoed ik. Hoewel van Angela Merkel weet ik het niet. Dat is wellicht een nieuw type: de grijze clown, een witte clown zonder esprit.

Besluit

Het is duidelijk naar welk type clown de voorkeur van Tournier uitgaat.

Hoewel het essay de tegenstellingen evenwichtig afweegt, is toch snel duidelijk dat de Franse cultuurpaus zich meer met de witte dan met de rode clown vereenzelvigt. Of ligt het aan mij? Zelf ben ik wellicht vaak een rode clown gebleken, wat ik me vaak nadien verwijt,, maar met de aspiratie een witte clown te worden.  Dat past ook beter bij de jaren. Ik vind het een vooruitgang als we in de loop van ons leven van rood naar wit evolueren. Dat is ook mijn betrachting.

Een vaak voorkomende sketch is die waarbij de witte clown een instrument wil bespelen, maar daar niet toe komt omdat de rode clown hem daar telkens bij hindert. Is dat ook niet iets wat zich in ons binnenste afspeelt. Die tegenstelling zit in ieder van ons. Velen denken een witte clown te zijn, maar worden toch als rode waargenomen.

19. sep, 2013

August

We hadden het gisteren over de witte clown.

Het vredige onderonsje met het publiek wordt theatraal verstoord door August, die uiterst prozaïsch te voorschijn komt in een fout pak, dat veel te groot gesneden is voor zijn magere schouders en die meteen de aandacht naar zich toe trekt.

De rode clown stapt een beetje vreemd, ook al door toedoen van zijn reusachtige schoenen, en hij loopt zo een beetje kinderachtig met zijn hoofd te schudden.  Zijn kop vertoont een burleske tronie met een rood ontstoken aardappelneus, met daaronder een onwaarschijnlijk brede mond en daarboven twee immer verbijsterde ogen.

Alles verraadt bij hem de slachtofferkomaf. Hij is achterlijk, onontwikkeld, primitief en imbeciel en dientengevolge de kop van jut, op wie de slagen en de beledigingen gaan neerdalen in de loop van de voorstelling.

Maar hij is niet zonder weerwerk. Hij kan afwisselend stout en listig, naïef en redeloos zijn. Hij staat altijd klaar om het werk van zijn partner te verstoren.

Stel

Tussen de witte en rode clown komt op een miraculeuze wijze een ongelooflijke alchemie tot stand, op grond van een wisselwerking tussen hun tegenstellingen, wat  Henry Miller tot de uitspraak verleidde: de clown is een dichter in actie.

Op de planken of in de circuspiste vormen ze een stel, elk met sterk verschillende kenmerken.

Elk stelt een tegengestelde esthetiek van de lach voor.

Wisselwerking

De witte moet het hebben van oneerbiedige, persiflerende, sarcastische, ironische en scabreuze opmerkingen. Hij is de meester van het woordspel met liefst een dubbele bodem.

Hij brengt anderen aan het lachen, ten koste van een derde als het kan, en dat is bij voorkeur de rode clown.

Zelf blijft de witte clown onkreukbaar. Hij houdt afstand, onaangedaan door de lach die hij ontketend heeft, die hem niet treft, noch ontsiert, want de neerslag komt op de rode clown terecht, die daar is om vernederingen en beledigingen in ontvangst te nemen.

Deze laatste is voor elke vink te vangen, en uit zich in korte woorden, kreten eigenlijk, grotesk uitgedost en met uitvergrote mimiek. Hij kan geen aanspraak maken op fysieke aantrekkelijkheid, geestigheden, en zelfs geen mededogen, wat de lach zou schaden die hij verondersteld wordt op te roepen.

Rood?

Deze twee personages verzinnebeelden in de visie van Tournier twee verschillende opstellingen ten opzichte van het leven.

Je kunt de twee personages terugvinden in het dagelijkse leven in wisselende proporties, soms subtiel maar toch zichtbaar. Wij allemaal kunnen er elk moment voor kiezen de witte of de rode kaart te trekken naargelang we de uitdagingen van elke dag het hoofd bieden. 

Plaatje: de Joker van PIcasso.

18. sep, 2013

De clowns

Een God op de literaire Parnassus.

Naar aanleiding van een opgegeven thema in onze dichtersclub Myriade, omtrent clowns, heb ik Michel Tournier opgezocht in Wikipedia, en kwam tot de vaststelling dat hij nog leeft. Hij is geboren in 1924 en dus bijna negentig.

Ik las hem voral toen ik nog veel las, in de jaren zeventig en tachtig. Ik herinnerde me dat hij ergens een essay over de rode en de witte clown heeft geschreven dat al die tijd in mijn hersenkronkels is blijven hangen.

Romancier

Deze grote Franse romanschrijver, cultuurpaus en essayist was ooit winnaar van de Prix Goncourt en trad later toe tot de Académie Goncourt. Hij is de auteur van niet minder dan vier onvergetelijke romans die ik in de jaren zeventig verslonden heb: ‘Vendredi ou les Limbes du Pacifique,’ ‘Le Roi des Aulnes,’ ‘Les Météores,’ ‘La Goutte d’Or.’

Ik las hem in het Frans maar ik weet dat zijn werk vertaald is. Uit de losse pols weergegeven en misschien niet exact de titel in het Nederlands wordt dat: ‘Vrijdag of het Geborchte van de Stille Zuidzee.’ ‘De Elzenkoning’, de ‘Meteoren’ en de ‘Gouden Druppel.’ Stuk voor stuk meesterwerken.

Ik reken Michel Tournier op zijn minst in de top tien van belangrijkste schrijvers ooit, in termen van invloed op mijn eigen ontwikkeling. Nu er in onze schrijfclub opdracht gegeven is, iets over clowns te doen, kwam me daar een essay van deze auteur in herinnering, en daar ben ik dus de mosterd gaan halen voor deze bijdrage.

Circus

Tournier vertelt enthousiast over zijn verwondering als kind in het circus, toen hij zijn eerste clown zag. Het was een witte. In die tijd was dat zo. De witte begon. Nu zijn er geen zekerheden meer.

De eerste verschijning van de clown in de zagemeelpiste ­‑ aldus Tournier, vrij vertaald -vormde een stroomversnelling in het circusspektakel, en bracht een bries van elegantie, lichtheid, beweeglijkheid, en geestigheid onder de tent.

“De witte clown kleedt zich in glanszijde en glitter. Zijn gelaat is wit geschminkt en gepoederd,  bekroond door zijn wenkbrauwen die onwaarschijnlijk hoog op het voorhoofd geschilderd zijn, als het waren twee vraagtekens. Hij draagt smalle, glimmende schoenen en zijn kuiten zijn in spinnenwebkousen gespannen.”

Een heer om door een ringetje te halen, die zich uitlaat met neerbuigend raffinement. “Die sluwe blik in zijn witte Pierrot-gelaat, die stem met dat ongewone timbre, die ontwapenende glimlach waarmee hij het publiek inpalmt, en dan dat sprankelende kostuum, dat ruist en ritselt van de lichteffecten.”

Het brengt het publiek in vervoering, en allen samen de kijkers zich op weg naar een parallelle en volstrekt toverachtige wereld.

17. sep, 2013

Herbezocht

We hadden het gisteren al over het boek van Patrick Vandermeersch.

Ik heb er het gevoel bij dat er veel meer had ingezeten als de auteur minder zou uitleggen en meer zou vertellen. Zoals het nu is, lijkt het toch te veel op een omgevallen boekenkast. Als ik daar eens een daad van redactie zou mogen stellen op dat manuscript. Mijn vingers jeuken ervan.

De plot zou veel beter uitgewerkt moeten worden. Nu wordt de hele plot ontrafeld in enkele bladzijden tegen het einde, een beetje zoals Agatha Christie soms deed, dat je ineens de uitleg krijgt van hoe de intrige in elkaar zat en wat iedereen van de aanwezigen heeft bijgedragen. Het is natuurlijk veel leuker daar door de daden van de personages achter te komen.

De intrige is echt wel goed genoeg om helemaal van naaldje tot draadje in de loop van het verhaal te worden. Aangebracht. Er zou een mooi theaterstuk van te maken zijn.

Jaren zeventig

Wel leuk is sfeerschepping van het Leuven van voor Johannes Paulus II.  Een soort Praagse lente die daar heerste, voorbijgaand en al ras gesmoord door het gezag. Het doet een beetje aan W.F. Hermans denken: ‘Onder Professoren.’ Het is redelijk hilarisch zo terug te denken aan het ‘engagement’ van toen, de agitatie, het uitstervende marxisme, het opkomende groene gedachtegoed, de mensenrechten etc. De ludieke acties. De psychoanalyse die toen nog serieus werd genomen.

Of neem nu het tafereel van de godsdienstwetenschappers in tegenstelling met de werkelijke theologen tijdens een studentenfuif. Ja dat waren de jaren wel. Dat is wel raak weergegeven. Vandaag kunnen we ons dat niet meer indenken dat het toen zo was.

Ongeloofwaardig

Het boek zou ook beter ontdaan worden van onwaarschijnlijkheden, zoals het bestaan van een kilometers lange onderaardse gang die van het jezuïetencollege ergens buiten in de velden onder de stad door tot in het Pauscollege loopt, en die tot in de jaren zeventig onontdekt zou zijn gebleven.

Het is zo ongeloofwaardig dat het hele boek ineens een sprookje wordt. Dat neemt een stuk van de spanning weg, omdat het moeilijk is zich in te leven in iets wat je niet kunt geloven. Dit is nu het meest grove voorbeeld, maar er zijn er andere te noemen.

Kortom een gemiste kans om er een meeslepende actieroman van te maken, maar wel een mooi kaleidoscopisch beeld van de universiteitsstad van toen. Ik weet niet of het ook niet-katholieken zal aanspreken. Het vergt toch heel wat kennis van de rooms-katholieke gebruiken hier te lande in die tijd.

Op de foto: Leuven gezien vanaf het dakterras van het 'M' museum.

16. sep, 2013

De gemeenschap van de heiligen

Uitgegeven door Bravenewbooks.nl, weliswaar in eigen beheer.

Het boek speelt in het Leuven van de jaren zeventig in theologenkringen, en heeft het eerbiedwaardige Pauscollege tot decor. Er worden daar op verschillende bureaus van geestelijken vergiftigde rozenkransen neergelegd, met een bloedende Christus eraan. Zo begint het mysterie, en dat vond ik in eerste aanleg redelijk beloftevol.

Herinneringen

Ik heb het boek met bijzondere interesse gelezen, omdat ik zelf persoonlijk in de jaren zeventig gedurende twee jaar net in het Pauscollege heb gelogeerd. Ik was er op kot zoals dat heette.

Het zijn twee zeer dierbare jaren in mijn leven geweest. Deze merkwaardige plek heeft mijn blik geopend op zoveel andere dingen als die ik kende, onder meer ook de rijkdom van rooms-katholieke theologie. Ik heb aan het lezen van de roman van Patrick Vandermeersch dan ook een persoonlijk genoegen beleefd, dat anderen wellicht niet zullen kunnen delen, omdat ze er niet bij waren in die jaren.

Het maakt me niet blind voor een paar minpunten van het boek. Het zou geloond hebben de tekst nog eens extra te laten nalezen want er staan nog heel wat zinnen in met een ontbrekend of fout geplaatst werkwoord, en lezers in Nederland zullen wellicht struikelen over de belgicismen, maar ja het is lokaal gekruid en voor mij werkt dat wel.

Dichtheid

Het proza is soms moeilijk te lezen, omdat het zo compact geschreven is.

De auteur moest blijkbaar zoveel mogelijk ideeën, feiten en weetjes erin proppen. Heel lappen

volgestouwd met feitelijke informatie, vernemen we via de personages. Wordt er een wakker die zich meteen de geschiedenis van het pauscollege herinnert, of een ander begint ineens bij de thee over het filioque.

Dit betekent ‘En met de Zoon.’ In het Grieks klonk dat anders dan in het Latijn en daar is in de vierde eeuw na Christus het grote schisma uit voortgekomen tussen de Latijnse en de Griekse ritus die we tot vandaag kennen als de Orthodoxe kerk.

Patrick Vandermeersch belaadt zijn roman met heel veel van die uitleg. Soms doet hij dat zeer grappig en het is soms echt gniffelen met allerlei uitspraken die hij erover doet.

Alleen krijgt de lezer krijgt zodoende de indruk dat de personages verpletterd worden door de informatie die zij dienen uit te dragen. Het gaat ten koste van de spanning.

Wordt vervolgd

Er zijn natuurlijk ook pluspunten, maar die zullen we morgen aan bod laten komen.

NB: Het boek is gemakkelijk te bestellen via www.bol.com