Tussen droom en gedachte

Je vraagt je wel af na al deze woorden

of dromen hetzelfde zijn als gedachten

dus of het verslag van woelige nachten

vol vuurzee en vlammen en gruwzame moorden

 

wel tot het gegeven thema behoorde.

Een droom is bedrog, zo niet de gedachten

die onstuitbaar door onze hersenen jachten

reëel en waar, dus ook de ontspoorde.

 

Waar begint het bedrog en waar dan de waarheid?

Brengt deze cyclus daarin nog wat klaarheid?

De stroom van dromen kent misschien veel raarheid

 

En is, helaas, vol gruwel en naarheid

De ups en downs veroorzaken gaarheid

En vragen tezaam om iets meer spaarheid

 

 

Pasquino verweet Marforio dat hij niet de complete versie had besproken.  Marforio reageerde:

 

Verbelging

Een misverstand leidt blijkbaar tot verbelging

blijkt mij uit onderstaand kortaf bericht,

het is geen zaak van al te groot gewicht

maar voor het plotsklaps omslaat in verdelging

 

of schadelijke kop- en borstopzwelging,

bedek ik in berouw mijn rood gezicht

voor de verbelging, door mij aangericht,

omdat u blijkbaar even door de hel ging.

 

Onaffe versies zijn een duivels kwaad

dat men te allen tijde moet voorkomen

ze zaaien valse indruk die slechts schaadt

 

en daarom reageerd'  ik, hoop ik, adequaat

ter delging van het leed, u overkomen

door mijn eerdaagse commentaar op maat

 

Pasquino, nooit te beroerd om de handschoen op te nemen:

 

Verbouwereerd

Het leek eerst of ik niet meer bij wilde komen.

Verbijsterd, verblozend, verbaasd en verbluft,

Bedonderd en bijna een beetje versuft,

Bij zoveel gedachte doordravende dromen.

 

Ik heb met je uitleg graag vrede genomen,

Maar ben van mijn melk door je snode vernuft

Daar bij je retorten in Groningse kluft

En poog al het stomen voortaan in te tomen.

 

Gezien dat Marforio klaarheid verschaft,

Klasseren daarom zonder verder gevolgen

Er hoeft niet gepijnigd, gekweld of gestraft

 

De bittere pil is stilzwijgend verzwolgen

We hebben elkander genoeg afgeblaft

En dus is Pasquino niet langer verbolgen

 

Waar Marforio maar al te graag op reageerde:

Over spot

Over spot (tijdens de Nationale vogeltelling)

 

Waar ligt de grens tussen ernst en jolijt?

(Ik zie dat de viervoet de standvogel is)

geef toe dat ik graag tegen standbeelden pis

(ook dat is een mengsel van pret en van nijd).

 

In elke komiek schuilt een monster van spijt

(ik hou niet van lach waar ik drama in mis),

het  moordwapen was ooit een mes bij een dis

(fileren, dat is waar ik mij graag aan wijd).

 

Maar waak voor cynisme, dat dodelijk gif,

wees spaarzaam met haat, serveer niet te heet

ontleed en kerf, maar ach, niet te grif

 

en wees niet te bang voor toegebracht leed,

de spotter is niet bevreesd voor 'what if'

en ook niet voor god, zeloot of profeet.

 

En kijk, daar is een kleine lofzang door Pasquino met scherpe kantjes


 

Trilnoten

Wie zou er een vriend zoals jij niet waarderen?

Begaafd, begenadigd met woordentalent,

In de polemiek een geducht opponent,

En nooit te beroerd voor een potje gekscheren.

 

Knal, knetter en knots en de lachsalvo’s keren

Terug in de anders zo vadsige tent.

Bijzondere man die gelijke niet kent.

Al mag ik wel spotten, ik blijf je toch eren.

 

Reikhalzend kijk ik er altijd weer naar uit:

Je geestige en steeds weer snedige woorden.

Jij  schrandere schelm en beschaafde schavuit.

 

Jij eenzame Poolster in ’t rillende Noorden,

Die liederen zingt met flageoletakkoorden.

Toen kwam er een varkentje met lange snuit.

Het blijft verder doodstil in Myriade, peinst Marforio.

Stil in de kring

Stil in de kring

 

‘t is zo stil in de kring, het haardvuur dooft uit

,je hoort slechts de kreten van twee luide heren

die nieren proeven en teksten scanderen -

van de anderen nog niet het minste gefluit.

 

In de tuin speelt een vreemde vogel de luit

een goudvink pronkt met z’n vuurrode veren

maar kan dit getetter amper waarderen,

een reiger staart somber naar schuilende buit.

 

Geen winter maar toch wordt er lang geslapen

in Brabant en Holland wordt luide gezucht

bij al dat rumoer van twee druistige apen

 

de goudvink begint van verveling te gapen

en voegt zich hautain bij een vogelvlucht

hij houdt niet van andermans gare rapen.

 

Pasquino houdt ook niet zo van stilte.

Landelijke stilte

Wat is het daar kalm in de polderlandouwen

De vogeltjes schuifelen naar hartenlust

Geen vuiltje ter lucht en van geen kwaad bewust

Al zijn er de slierten uit rokende schouwen

 

Je zou anders denken: verlaten gebouwen

Marforio, ja, wat een onaardse rust

De passie gedoofd en de hartstocht geblust

Geluidloos bewoonde ontluisterde gouwen

 

’t Is winter en kou legt zich over het land

De norse bevolking zit vogels te tellen

Wel tien in de lucht en geen een in de hand

 

Geturfd, aangevinkt op vogelborderellen

Met oog op het landelijk vogelbestand

Of moeten we eventjes Apeldoorn bellen?

De opperhoofdzuster is het zat (de zuster-apothekeres trouwens ook).

Vermaning

Terwijl ik bezig ben Perk’s leven te fileren

zijn er voortdurend die twee  vreselijke  heren

die ons met hun sonnetten graag intimideren

 

Hoe kunnen we die twee poëten eens scheren?

( dacht ik ) nu ik Perk’s  blaadjes  wil determineren

en vrees dat ik mij niet goed weet  te weren…

 

één ding is zeker: in aardse sferen

valt al zovéél te filosoferen

krijg dus voor even… de ( sonnetten )  klere!!!

 

(rijmschema verbeterd door CC)

 

Dan moeten we nu maar even ophouden?

De speeltijd is voorbij

Halt!

 

O Heer, de juffrouw stelt nu paal en Perk

we moeten in de hoek, voorbij met spelen

we wilden toch alleen wat vreugde delen

met ons licht-, vier-, vijfvoetig schrijverswerk

 

maar ziet, het bliksemt duchtig aan het zwerk

er wordt geklaagd, er klinken zwijgbevelen

althans uit twee blijkbaar geknepen kelen

wurgt onze rijmdwang werkelijk zo sterk?

 

Wat klaagt? Het lezen kost nog geen minuut

het schrijven van sonnetten gaat vanzelf

en dit is toch per slot niet ons debuut;

 

de woorden spatten zelf tegen 't gewelf

het ritme is tuut-tuut, tuut-tuut,tuut-tuut (etc.)

en nu is het weer bijna kwart voor elf.

 

En vanzelfsprekend neemt Pasquino het:

 

Laatste woord

Een laatste sonnet om nu gauw te besluiten

We gaan er straks uit en bevrijden de lijn

Nog een keer het doek en dan valt het gordijn

We waren zo blij dat we ons mochten uiten

 

En gingen zodoende ons boekje te buiten

Het ging haast vanzelf en meer moest dat niet zijn

We ruimen de baan want het is niet meer fijn

Nu blijkt dat de toehoorders morren en muiten

 

Een laatste sonnetje en dan opgerot

Het kermend publiek mag er niet meer naar talen

Pasquino bestijgt het geluidloos schavot

 

Op weg naar de stilte een laatste keer dralen

In afwachting van het genadige schot

Zodat u weer opgelucht adem kunt halen