Federale politie

Hoog bezoek!

Terwijl we in de politiecombi bezig zijn met het opnemen van de verklaringen, komt een nieuwe autokaravaan toegesneld, en wel van de federale politie, gevolgd door de lokale televisie en de rest van de pers, het rode kruis, het publiek en de sandwichverkopers.

Een donkere Ford Mondeo, een luxueus model met aan het stuur Robeyns, en naast hem de substituut van de procureur des konings, Monique Delamenotte, komt aangereden, in het kielzog van twee politiemotoren, een beeld dat we vanavond op de televisie zullen zien. Het is Monique die de meeste vragen stelt: “U beweert dus dat uw zoon gekidnapt is?”

Hafida geeft me niet de tijd om te antwoorden, en vaart uit: “Wij hebben hem teruggevonden. El hamdoelilah. Dat is niet te danken aan de politie, maar omdat we zelf er achter aan zijn gegaan. We hebben de hele tijd geprobeerd de noodnummers te bellen, maar niemand antwoordt.” Dat liegt ze, maar ik hou de lippen natuurlijk stijf op elkaar. Mijn ex staat een en ander grandioos bij elkaar te liegen. Ze wilde helemaal geen politie bellen.

Ik beperk me tot een ondersteunende houding. Ik probeer me bij dergelijke gelegenheden altijd op te stellen als een soort van lijfwacht, geholpen door mijn omvang, tegelijkertijd kleerkast en klankkast. Ik onderstreep haar beweringen met de gepaste mimiek. Ik zit bewonderend naar haar te kijken.

Het duurt uren vooraleer ze ons laten gaan, en uiteindelijk is dat nog aan Siegfried te danken, die het op een onstilbaar krijsen zet, wat menige agente op de politieheupen werkt. Ik denk dat ze even blij waren dat we weggingen, als wijzelf.

Hafida neemt het ventje in de gehavende en voorlopig rijwaardig bevonden Jaguar mee naar haar huis, zodat we het baby-stoeltje weer uit de Bmw moeten halen, met de allervriendelijkste medewerking van een politievrouw ter plaatse, dat moet ik toegeven.

Het gaf ons de gelegenheid Robeyns van dichtbij te zien, al heeft hij niet met ons gesproken. Hij stond er nors en zwijgend bij. Wat kan zo een man stug en stuurs kijken. De voorhoofdsplooi komt zo de camera ingedoken. ’s Avonds kan ik hem opnieuw zien op de lokale televisie.

 “Er is een kidnapping voorkomen in het industrieterrein van Anderlecht,” zegt hij minzaam en troostend, in tegenstrijdigheid met zijn norse blik. “Er is niets aan de hand. De politiediensten hebben zich van hun taak gekweten en alle manschappen zijn gezond en wel. Alle betrokkenen zijn terecht en er is wat lichte blikschade in de buurt van de Prins van Luik Laan. We zullen alles doen om de daders te vinden.”

Hafida belt me op. “Heb je televisie gekeken? Niets aan de hand!Ce Policier, ce mufle, ce cochon, il est a la télé. Hij beweert dat hij ons gered heeft. Toen hij daar kwam, was het al lang opgelost.” Ik probeer haar tot bedaren te brengen. Zij raast nog immer door op ontembare energie. Ze moet echter gaan oppassen. Weet zij veel wat hier allemaal gaande is.

“Hafida, je moet eens goed luisteren. Sjoefie.” Dat betekent ‘luister!’ bij hen. “Hier is iets bezig dat niet pluis is. Deze mensen deinzen nergens voor terug. Siegfrieds kidnapping doet de kou om mijn hart slaan. Hier is iets aan het werk dat bijzonder kwaad en vicieus kan zijn. Een donkere kracht die zich niet laat ompraten.”

“Dat probeer ik jou al lang aan het verstand te brengen.”

“Het zal niet helpen dat je gaat gillen.”

“Ik zal de Hajja vragen dat ze een korangebed voor ons doet.”

“Nou dat is natuurlijk zeer nuttig, ja. Laten we dat doen.”

Het is nutteloos dat ik Hafida ga proberen uit te leggen, waarom ik niet op de doeltreffendheid van dit plan durf te rekenen. Wat kan zo een Hajja voor ons doen, als gangsters het op Siegfried gemunt hebben? Of op de blauwe Bmw, wie zal het zeggen? Waar zijn die mensen op uit?

Majoor

Over die privé-detective moeten Hafida en ik het bij gelegenheid eens hebben.

Ze heeft gewoon iemand in dienst genomen om me te schaduwen, een gepensioneerde rijkswachtmajoor nog wel. Ik denk dat hij op deze manier in het zwart nog wat bijverdient bij zijn rente. Ik denk niet dat het een kwade man is, maar ik vind het toch maar griezelig, zo iemand die al je gangen nagaat.

Ik zou die stiel niet graag doen, denk ik. Hij had geen uitstaans met de kidnapping, behalve dat hij tijdens het schaduwen van mijn persoon getuige was van de misdaad, en in een politiereflex de achtervolging inzette.

Daardoor heeft hij ons, en op de eerste plaats Siegfried, op de eerste plaats toch geholpen. De rijkswachtmajoor met rust lijkt me in het industrieterrein van Anderlecht zeer aan Hafida gehecht, voor zover ik kan nagaan tijdens het wachten op het verhoor. Hij vertoonde een beschermende en tegelijk onderdanige attitude naar haar toe, nogal ouderwets. Ze draaide hem rond de vinger.

Ik heb hen niet zo lang samen gezien, maar het viel toch op. Maar ik denk niet dat het iets betekent. De ex-diender verklaarde in actie gekomen te zijn, omdat hij dacht zijn opdrachtgeefster op die manier het beste van nut te kunnen zijn. Het zal wel de waarheid zijn en ik mag het hem niet kwalijk nemen, want zijn getuigenis was in ons voordeel. Zo is wel zijn masker afgevallen en dat is maar goed ook.

Pas later kan ik er Hafida op aanspreken. “Waarom deed je het nou?” “Wat?” “Een detective inhuren.”

“Om jouw gangen na te gaan. Wij willen je niet kwijt. We hebben samen toch een en ander opgebouwd, en we willen met je doorgaan. Ik kan me niet voorstellen wat Ibrahim zonder jou moet beginnen. Die jongen doet alles voor je. Je bent als een God voor hem.”

Het is toch op een of andere manier hartverwarmend dat ze dit zegt, maar ik laat het niet blijken. Zij spreekt op een onverschillige toon, alsof ze het over het weer en het verkeer had. Ook ik neem een neutrale houding aan. Ik ben er niet rouwig om dat ze er achter zijn gekomen. De rest verzwijg ik voor haar, en wil niet weten wat ze weet.

Het mysterie van die alomtegenwoordige grijze Xsara met sierstrips is opgelost. Het was geen toeval dat ik overal een grijze Citroën zag, en ook geen inbeelding. Dat lucht op.

De grijze Citroën heeft bovendien niets met Ricky te maken. Het is een bijkomende geruststelling. Op een bepaald ogenblik ga je denken, dat alles met alles te maken heeft, en dat is het moment dat je het overzicht aan het verliezen bent. Dit is te vermijden door dagelijks te mediteren en te schrijven en alleen goede Bordeaux te drinken, met mate.

De man op de trap

Wiebe in gesprek met Louis de wijkagent.

Het geheim van het onderzoek wordt te pas en te onpas ingeroepen, om te verdoezelen dat het Brusselse parket er niet in slaagt moordzaken op te lossen. De kranten staan bol van de klachten over de achterstand en de geringe resultaten van het recherchewerk. Ik heb het gevoel dat een en ander aan de aandacht van de gerechtelijke overheid ontsnapt.

Wat kan er voor gezorgd hebben dat Ricky het hoekje om ging? Drugs of gif? Dat zou ik wel eens willen weten. En wie is verantwoordelijk voor de dood van die arme Fernando? Ik heb met de wijkagent Louis Van Droogenbroeck gesproken, en die bevestigt het verhaal van de kachel. "Er zijn drugs gevonden in het pand van Fernando. Het is iets voor de drugsbrigade.”

Het gebeurde niet in zijn wijk en hij heeft het ook alleen van horen zeggen. Louis is best een fidele kerel, maar ik heb het misschien verknoeid. Ik denk dat hij meer weet dan hij zegt, maar hij vertrouwt me niet. Ik toonde me te nieuwsgierig, zodat het opviel dat ik probeerde hem uit te horen. Hij werd een beetje achterdochtig en vroeg me:

“Heeft u die Ricky dan zo goed gekend? Ik niet hoor. Had weinig met hem maken. Ik moest wel een keer een vonnis brengen of zo. De gewone klussen.”

“Wat voor een vonnis?”

“Dat mag ik u niet verklappen.”

“Waar is hij voor veroordeeld?”

“U gaat hier toch niet over schrijven in de krant? U mag mij niet citeren. U neemt dit toch niet op? Aan die hele zaak zit een raar geurtje.”

“Ik ben toch geen journalist? Waarom denk je dat, Louis?”

“Er verdwijnen dingen. Bewijsmateriaal, processen-verbaal. Onder meer een wit poeder dat ter plaatse gevonden is. Het staat in de inventaris, maar het zit niet meer in de drugkast. Er verdwijnen wel vaker dingen. Ik heb horen vertellen dat dit niet pluis is. Tenminste dat wordt gefluisterd.”

“Wat weet je van de dood van Ricky. Hoe is dat onderzocht?”

“Echte onderzoeksdaden zijn er niet gesteld. Er is geen wijkenquête geweest. Niemand gaf bevel daartoe. Niemand heeft mij gevraagd wat ik er van dacht. Sterker nog, ik heb op eigen houtje een paar bevindingen opgetekend, maar daar is nooit iets mee gebeurd. Het proces-verbaal dat ik er over heb gemaakt is niet teruggevonden. Ik heb alleen maar mijn geheugen over.”

“Wat mag er dan wel in dat rapport hebben gestaan?”

“Normaal zou ik dit niet mogen vertellen. Ik heb het u niet gezegd. Ik ben destijds een beetje zelf op onderzoek uitgetrokken. Ik mag er niet aan denken. Ik word er weer niet goed van. Dat lijk, op die bank. Ik droom er nog van. Slechte dromen. Maar ik moest er meer over weten.

De dagen na het aantreffen van het stoffelijk overschot, is het normaal dat je daar met mensen in de omgeving over praat. Het geeft in een moeite door gelegenheid tot emotionele ontlading. Dat hebben we tijdens een vormingscursus erin gelepeld gekregen. Niet dat Ricky veel omgeving had.

Ik heb bij de buren navraag gedaan naar mogelijke bezoekers die avond of nacht dat hij stierf. Er waren niet veel mensen die op hem letten, of die enig contact met hem hadden. Ik heb in een week of zo de meeste buren wel gesproken, denk ik. Volgens de ene was hij een druggebruiker die zich met louche zaakjes bezighield, volgens de andere was het een homoseksuele passiemoord.

Het meest opmerkelijke was nog wat de conciërge me te vertellen had. Ik heb het nooit iemand verteld, omdat nooit iemand mij het gevraagd heeft. Volgens de conciërge, die in de kelderverdieping woont en zowat onder de trap slaapt, had Ricky bezoek van een man, de vermoedelijke avond dat hij is gestorven.

Zij heeft een glimp van de bezoeker opgevangen in de spiegel, die ze speciaal heeft gehangen, om vanuit haar keuken te kunnen kijken wie binnenkomt. In de spiegel kon ze zijn gezicht niet zien, door het beperkte blikveld en omdat ze hem voornamelijk op de rug zag. Ze denkt niet dat het iemand was die ze kende, niet iemand die vaker kwam.

De bezoeker was formeel gekleed, in avondkledij en hij had iets in de hand dat lijkt op een hoge hoed met een fles champagne erin. Ze kan niet zeggen of en wanneer die man het pand weer heeft verlaten, want ze is in slaap gevallen bij de televisie.

Lijkschouwing

Wiebe: Beste dokter Rafels,

Het autopsierapport dat ik hier samenvat berust op het woordelijk verslag van de professor, die het stoffelijk overschot van de overleden Ricky onderzocht. Het is niet voor gevoelige zielen. Om plaats te sparen, neem ik alleen over wat ik denk dat ter zake doet.

“Het stoffelijk overschot bevindt zich in een lijkzak onder nummer xxx, op last van het parket afgeleverd. De lijkschouwing vindt zonder verwijl plaats, in de aanwezigheid van staf en studenten. De dood van de persoon blijkt uit de roerloosheid in verkrampte houding, de lage lichaamstemperatuur, die gelijk is aan die van de omgeving, de vale gelaatskleur en de afwezigheid van vitale tekenen zoals hartslag en ademhaling.

De rottingsgeur is reeds uitgesproken. De lucht bevangt enkele studenten die wit om de neus wegtrekkend het lokaal verlaten. Stilte in de zaal alstublieft. Het slachtoffer is van het mannelijk geslacht en meet 1 m 80. De leeftijd komt overeen met de opgegeven 23 jaar. Hij is gekleed in T-shirt en jeans, ondergoed en sokken en zal in leven een goede 70 kg gewogen hebben.

Hij is zittend gevonden, opzijgezakt, in een divan of fauteuil. Het lichaam verkeert in doodskramp (rigor mortis). Het lijk heeft de stand behouden die het aannam bij het intreden van de dood. Het is bijvoorbeeld niet mogelijk de arm te plooien of te strekken. Het wegnemen van de kledij onthult een harmonisch tot atletisch gebouwde man met afgetekende spieren.

De huid vertoont verschillende tekens van verkleuring, zoals lijkvlekken en groengele verkleuring van de buikhuid. De verkleuringen tonen aan dat hij een drie of vier dagen dood is. De armen vertonen sporen van herhaaldelijke injecties. Prikvlekjes zijn op het verloop van de aders van de armen met tientallen aanwezig. Ze zijn oud en verlittekend, maar ze wijzen er op dat drugs in dit beëindigde levensverhaal een rol kunnen spelen. Het zijn zowat de enige sporen van geweld die het lichaam vertoont.

Verder is het stoffelijk overschot bijzonder gaaf en er zijn geen tekens te bespeuren van doorboring, doorsteking of insnijdingen. Het openen van de buikholte brengt zo op het oog normale organen zoals lever, nieren, milt en darmen aan het licht. In de ingewanden is het verrottingsproces al doorgezet. De darmen vallen zowat van elkaar. De organen worden gewogen. Er worden stalen afgenomen voor microscopisch onderzoek. Het openen van de borstkas, met behulp van de knijpschaar, langs het midden van het borstbeen, brengt longen van een jonge roker en/of stadsbewoner aan het licht.

De luchtwegen zijn vrij van vreemde voorwerpen of ingedrongen water. Het hart is normaal van voorkomen en er is geen verstopping te vinden in de kransslagaders. De assistent toont het hart aan de overgebleven studenten. De twee boezems en twee de kamers, en de gezonde kransslagaders. Als we de verschillende holtes open snijden, komen we geen verdachte klonters tegen.

Hoewel de gistingsreacties, die sinds de dood in het gestorven lichaam plaatsgevonden hebben, de meeste sporen hebben uitgewist, is de meest waarschijnlijke doodsoorzaak hartkramp of hartstilstand, door asystolie, ventrikelfibrillatie of hart- en ademhalingsstilstand. Cardiorespiratoir arrest kun je het ook noemen.” Tot daar het verslag. Ik moet de moeilijke woorden nog opzoeken.

De werkelijke doodsoorzaak is uit de autopsie zo op het oog niet af te leiden. Alles is normaal zoals te verwachten is bij een jongeman van deze leeftijd. Er is geen verstikking, verdrinking of infarct te vinden. Het toxicologisch onderzoek  zal ons vertellen of er wel of niet een gif in het geding is geweest. Het menselijk hart stopt niet gauw vanzelf met kloppen, hartziekten niet te na gesproken.

Zelfmoord, ongeluk, moord of overdosis? Wie zal het zeggen.”

Ik ga naar huis met een punthoofd. Genoeg voor een avond. In een verloren zinnetje in het rapport stond ook nog dat de betrokkene kort voor het overlijden nog seks heeft gehad. Vreemd dat me dat zo hard treft. Ik heb er deze nacht nog van gedroomd. Ik zie een man, formeel gekleed, in rok of smoking. Een jonge man, die vrolijk de trappen oprent. Hij brengt champagne mee. Mister Death.

Heeft u me niet verteld dat de spuit en de naald op het tafeltje gevonden zijn? Dat is toch het beste bewijs dat hij zich niet zelf doodgespoten heeft. Ademhalingsstilstand gaat dat niet zo snel, dat je niet de tijd hebt om de spuit terug op het tafeltje te leggen?

Gevonden is hij, koud en onbeweeglijk, onwekbaar en zonder dat de lichaamsdelen in een andere stand konden worden gezet, door doodskramp of rigor mortis. Het klinkt als de titel van een lied. Lijkstijfheid als je dat woord verkiest. Mors stupebit in het Requiem. Stupefactie is verbijstering. Stupefiantia zijn verdovende middelen, maar de term verdoving is minder goed gekozen, het zou moeten zijn verbijsterende middelen, die geestesverbijstering uitlokken, wat zich klassiek uit in een onveranderlijke lichaamshouding.

Naar volgende hoofdstuk

25. aug, 2014

Gifontleding

Snelle link naar volgende hoofdstuk