Ten geleide
De kern van de cyclus is te vinden in het laatste derde van januari onder de scheurkalender.
We vonden het interessant deze kern hier nog een weer te geven, maar dan omringd met enkele passende bijkomende sonnetten.
Op die manier kunnen
we ook een bijdrage van Jos Voeten en een van Chris Coolsma plaatsen die zich spontaan in het thema hebben ingeschreven.
De messenwerper en de klacht van het werpmes moesten er ook absoluut bij.
Ik heb het gevoel dat het daarmee nog niet afgelopen
is. Ik heb hier en daar vast nog wel iets dat er bij past maar ik weet nog niet wat.
Dus zie hier de voorlopige oogst.
Als thema voor de illustraties hebben we bewust voor speelgoed gekozen waar gepast.
Het duivelskwintet
De muziekmeester
Een virtuoos aan het spinet
‘t Klavier met vlugge hand beveelt,
En noten in drie vierden deelt
Het stuk is in die maat gezet
Na cello komt er, opgelet
Een heel orkest dat samenspeelt
En met de strijkboog snaren streelt
Een hobo en een klarinet
Een goede wijs behoeft geen krans
Al ken ik van muziek geen fluit
Kom nu mee dansen, sla de benen uit
Met mandoline en met luit
Bij vuurwerk en wat circuskruit
De paukenslagen noden uit tot dans.
De valclown
De valclown
Kom vrienden maak u klaar voor spetterend spektakel:
Het Circus Myriade zet zijn zeiltent op!
De stad op stelten, de bevolking op haar kop,
En breekt de keten van de sleur en het gekakel
Muziekgeroffel en de zoekspot naar pinakel,
Dan valt een stilte. Het geroezemoes houdt op,
En uit de nok valt dwarrelend confettidrop,
Dan staat daar in de piste plotsklaps bij mirakel
Een schroomvallige clown met tomaatrode neus.
Hij strompelt en hij struikelt en hij komt te vallen.
Voluit in stoffig zaagsel, en het stuift fameus.
Muziek barst los en laat trompetklanken weerschallen.
De clown verdwijnt. De sfeer wordt wat mysterieus.
Wat volgt gaan wij in zes sonnetten samenballen.
Zoetwaternimf
Gespannen let ze op de laatste waterstanden.
Een regensluier op het schemeroppervlak.
Een reiger op een poot staat er op zijn gemak
Naar kikkers
en het visbestand te watertanden.
Een golfje draait aan rietboorden en oeverranden,
Een zwellend briesje en dan staat het even strak.
En wiekt de vogel sierlijk weg met verse prak
En prooi om even verder weer opnieuw te landen.
Dan keert zij weer de blik beslist naar binnen,
En draait de borden die zij rolt met los gewricht,
De houten en de porseleinen en de tinnen.
Zo krijgt zij inspiratie voor een nieuw gedicht.
Het lijden van de oostelijke huisgezinnen,
En een ronduit adembenemend vergezicht.
Leeuwentemmer
De Congo stroom daalt regenzwanger van de bergen.
De wolken staan gestapeld in de hoge lucht.
De wind steekt op bij vlagen en het rietveld zucht.
Reusachtige
natuur en menselijke dwergen.
Ontketend’ elementen mogen mensheid tergen,
Onmenselijker nog is nakend krijgsgerucht.
De vrouwen en de kinderen zijn op de vlucht.
Angst zindert door de nieren en de ruggemergen.
Maar
staat daar niet paraat de Belgische soldaat?
Altijd gereed zijn wapengordel aan te gorden
En altijd in de weer voor vaderland en staat
Verknocht aan vorst en vrijheid, recht, gezag en orde
Hij kwijt zich van zijn plicht in het kwadraat
Met eerreddende cijfers op de nummerborden
Evenwichtsacrobate
Het frêle wicht, loodrecht door het spotlicht beschenen:
Zij trippelt steil als peillood, feilloos in balans,
Trotseert de hoogtevrees al is er
steeds de kans,
Dat zij zou vallen of in kramphouding verstenen.
Zij lokt emoties uit die kracht aan angst ontlenen,
Hoog, boven de gestrekte halzen, in gewaagde dans,
Gehuld in tullen pak en glitterzijdeglans.
Je houdt je adem
in en krult je jubeltenen.
Zij springt en tolt, en tart met zwier de zwaartekracht.
En dwarrelt als een pluisje schijnbaar vederlicht,
Het lijkt wel of het niets aparts is, want zij lacht.
Zij speelt met nulpunt, en behoudt
het evenwicht.
Verdwijnt in sterrenhemel van de circusnacht,
Naar woonwagen terug na de gedane plicht.
De goochelassistente
De goochelassistente
Nadat ze doorgezaagd is, zal ze gans verdwijnen,
De lieve Anna, eega van een goochelaar,
Doorboord met messen in een kist in ’t openbaar,
Maar steeds bereid om voor het voetlicht te verschijnen.
Ofwel om op te treden achter de gordijnen,
Daar zij getrouwd is met haar goocheltovenaar,
Houdt zij zich steeds voor het verdwijnen klip en klaar,
Verbergt haar zielenleed, gesard door hellepijnen.
En dan bezwijmt ze, en ze ziet het zwarte gat
Omringd door lintenkrans, getooid met lijkenkelken,
En glijdt gehoorzaam in de kuil, gewoon omdat
Haar echtgenoot de toestand uit probeert te melken.
Wellicht was zij zijn muze, of zijn woordenschat
Haar man die bloemen koos omdat ze traag verwelken.
De messenwerper
De messenwerper
‘Messenwerper!’ dacht ik , wát een vreemd bestaan!
Sensationeel, gevaarlijk voor de dames, wreed
Publiek dat smachtend wacht op stromen bloed en leed
Bevangen door een man die zich beheerst laat gaan.
Messenwerper! wat een curieuze baan
Hoe kan zo’n vent die pronte vrouwen, schaars gekleed,
Zó onderwerpen? Is er iets dat ik niet weet?
Eén foute worp, een zucht, haar leven naar de maan!
Pas als het laatste mes haar op haar haar na mist
En hij de blinddoek lost en zij, haast buiten zinnen
Hem in de armen valt, dan weet ik wat zij wist:
Hij zal haar straks met voorkennis zo teer beminnen
Omdat hij naar haar lichaam nimmer heeft gegist
Hij heeft het innig lief, van buiten en van binnen.
Chris
Wegwerpmes
Het geworpen worden
Ik was een werpmes maar ik word niet meer geworpen,
Met slingerhandvat en een toegespitst profiel.
Ik ben het voorgoed weggegooide projectiel.
Mijn traanvocht is met dweilen niet meer op te slorpen.
Vergeefs zocht ik de roem in steden en in dorpen,
En gooide me in elke opdracht van mijn stiel.
‘k Ben werkloos en armlastig en blijf moederziel
Alleen op aarde, aan haar zwaarte onderworpen.
Haar beeld rijst op terwijl ik naar mijn adem snak.
In wentelrad waar het publiek geboeid naar staarde:
Een dame schier ontbloot. Zij was een zenuwwrak
Dat desondanks het nut aan ‘t aangename paarde.
Daar lig ik doelwitloos in ’t wegwerpmessenvak.
En neergesmeten slijt ik mijn bestaan op aarde.
Messen werpen
Messenwerpen
Wie krijgt er nu zo'n bizarre associatie
wanneer het thema, ja, gewoon maar messen is,
er is met dit eenvoudig woordje toch niets mis,
waarom vertonen schrijvers zulke aberratie ?
Is het een vorm van cerebrale constipatie,
een rare kwaal, een kanis vol benauwenis,
een hoofd vol water met de kleur van kattenpis
of is het een ordinaire hallucinatie?
Ik vind het vreemd, hier gaat het dus om goede dichters,
want beide zijn bekend als heren van fatsoen,
zij schrijven zware poëzie, soms ook iets lichters
en nu, opeens, beginnen zij zeer vreemd te doen
en gaan met messen werpen, als een idioot,
naar mooie dames, schaars gekleed of schier ontbloot!
Jos Voeten - 060219 -
Verbaasde riposte
Verbaasde riposte
Het ritme in de eerste zin is niet zo goed
de strekking daarentegen helder en begrepen:
hier heeft een dichter naar een vliegend mes gegrepen
en misgepakt, heeft zich gesneden, is bebloed;
hij vindt direct: de messenwerper moet beboet.
In consternatie ziet hij grond zich op te zwepen
om deze messenwerper duchtig in te zepen
met kreten als bizar en idioot. Mij goed.
De werper is verbaasd, wat heeft hij hier beschreven?
De liefde van een messenwerper voor een vrouw,
haar lichaam is het centrum van hun spannend leven.
Hallucinatie? Hier wordt erotiek beschreven,
bij uitstek, waarde vriend, bekend terrein voor jou
Valt het misschien te zwaar, dat toe te moeten geven?
Chris Coolsma
Molenmes
Van maalmes tot messenmolen
Het wentelt om zijn as met doorsnijdende wieken,
En draait. Het wervelt en het snijdt, zij het geen hout
Het maalt, verslindt, herleidt karkas tot vlees en smout
En rijt het vlees uiteen van ’t vroege ochtendkrieken
Tot avondnieuws de slachtingbusiness komt verzieken
Hatsjie! De vogelgriep is daar. Nu gaat het fout.
En stolt het vet van kippenborstfilet en bout
De vogels opgehaald met vorken en met rieken
Gevangenschap of dood. Wat valt het meest te vrezen?
‘t Pluimveebedrijf wacht af en houdt de adem in
De kippenslachters kijken sip. Het staat te lezen
Op hun onthutst gezicht en neergezakte kin
Hun koopwaar wordt voortaan geminacht en misprezen
Ze hopen nog wat tegen beter weten in.
Het aardappelschilmesje van Herder
Onder het gele licht van 60 watt
Zit mijn tante en ze schilt de peren,
Mouwschort, keukengeuren, schorseneren
Likdoorntenen, op haar kin een wrat.
Ik zit naast haar op een wankel krukje.
Zie het stadig krullen van de schillen,
Rode handen, couperosewangen, vlinderbril en
Van de vruchten krijg ik steeds een stukje.
Zie ik nu een Molenmes van Herder
Dan ruik ik weer de geur van oliestellen
Voel ik tranen in mijn ogen wellen
Want daar zit ze en schilt eeuwig verder
Chris Coolsma
Korte metten
Waar liggen de heelkundige precisiemessen?
Met klievend lemmer dat zich snijdend zelf scherp slijpt
Een lancet of scalpel, want barstensvol gerijpt,
Spuit groene etter uit de
fistels en abcessen.
Herstel treedt
in dankzij natuurlijke processen,
Al is er hier en daar verbandje dat wat nijpt.
Het deed een beetje pijn, maar het was zo gepijpt.
Zo leren wij in ziekenzorg verstrekte lessen.
Terwijl
de Klauwaarts hun geheime messen wetten
Wie weet nog van het sjibbolet, het Schild en Vriend?
Zo werden zij op hun aanhorigheid gescreend
Het vreemde bloed dat vloeide bij de Brugse Metten.
Al had menig onschuldige het niet verdiend.
Dan had hij in de taalles maar op moeten letten.
Tot slot
Datering
Het werpmes staat ook in de veertig van Breekbaar licht, en in de scheurkalender,
maar het past goed bij het hele circus.
Oorspronkelijk was de Clown een zelfportret en de andere artiesten stelden elk een lid van Myriade voor.
Het is raden wie wie is.
De messengedichten gaan terug op een uitwisseling die plaatsvond in Februari en Maart 2006.
We
herdenken hier met een bijzonder innige herinnering in ons hart de overleden dichter Jos Voeten, die hier even in beeld komt.
Meest recente commentaren