5 Opening nieuwe spreekkamer

Gelukkig die barmhartig zijn, want zij zullen barmhartigheid ondervinden. 


Rückert-lieder

Um Mitternacht
Hab' ich gewacht
Und aufgeblickt zum Himmel!
Kein Stern vom Sterngewimmel
Hat mir gelacht
Um Mitternacht! 


Decor

De openingsreceptie van de nieuwe huisartsenpraktijk.
Er werd in die tijd nog veel gerookt en de mensen gingen niet buiten staan om dat te doen zoals nu, maar ze deden dat binnen. 
Het is een aspect dat je kunt weglaten, maar dat ik even aanhaal, omdat het voor mij toch een beetje de sfeer van de jaren tachtig meebepaalt.
Verder leek de sfeer van een staande receptie, waar mensen met elkaar praten in achtereenvolgende constellaties gepast voor het theater.

Vijfde bedrijf

5.1 Wijn en sigaretten


5.1.1 Erik en Gonda


G: Wilt u iets drinken. 
E: Wat heeft u staan?
G: Ik heb hier nog een begonnen fles wijn staan. Nog maar van gisteren en onder de kurk, maak u geen zorgen. Eet u mee?
E: Nu ja waarom niet. Ik moet anders toch ook alleen eten. 
G: Het zal een eenvoudige maaltijd zijn. Ik heb alleen brood, ham en kaas. 
E: Meer moet dat niet zijn. Kunnen we praten.
G: Er zijn zoveel dingen waar niet over te praten valt. 
E:: Er is nog veel taboe.
G: Er is zoveel waarover ik al die jaren geen gewag heb gemaakt, want met wie zou je het er over mogen hebben? Het is alleen met u dat ik dat kan zeggen. 
E: Het blijft tussen ons.
G: Mij was het om de verheffing van het Vlaamse volk te doen, en de bevrijding uit knechting en kluisters. 
E: Vlaanderen Vlaams, als het ware.
G:Ik ben wel van mening dat elk volk maar het best onder elkaar blijft en als iedereen in zijn eigen land blijft wonen. Ik heb alle respect voor Joden en Arabieren, maar ze zijn toch het beste af in hun land en wij in het onze. Ieder zijn land.
E: In de moderne wereld waarin wij leven, waarin iedereen zich verplaatst, is dat toch moeilijk voorstelbaar?
G: Ik heb ook niets tegen zwarte mensen, maar ik had liever gehad dat iedereen op zijn eigen continent was gebleven.
E: Daarover kunnen we van mening verschillen. Ik ben in Afrika geweest, om daar mijn stage te doen. Die mensen hadden ook kunnen zeggen dat ik maar beter thuis was gebleven, maar dat hebben ze niet gedaan. 
G: Ik vind het kolonialisme ook een kolossale vergissing. We hadden ons daar niet mee te moeien. We hadden in de Congo niets te zoeken. 
E: Voor huilen is het nu te laat. Het kwaad is geschied. We zijn die landen binnengevallen, en we hebben daar een onuitwisbare indruk nagelaten, maar niet altijd degene die we denken. Nu komt een aantal van die mensen naar ons toe, en dat kunnen we niet tegenhouden. 
G: Ik moet er niet van weten, van de vreemdelingen.
E: Daarover kunnen we van mening verschillen.
G: We raken het er niet over eens.


5.2 Instorting


5.2.1 Gonda en Frans

G: Toen het front instortte hebben wij het ziekenhuis verlaten, het laatste ziekenhuis dat we enkele weken tevoren betrokken hadden. 
F: In 1945 moet dat geweest zijn.
G: We maakten de aftocht mee van Rusland naar Polen. Op een bepaald ogenblik kwamen de Russen steeds dichterbij en we konden het geschut horen, dat steeds nader kwam. Zoals het weerlicht en de donder.
F: Nou.
G: Het was duidelijk dat het niet goed ging met het Duitse leger. Maar we praatten niet te veel en we werkten voort. 
F: Als immer de plicht en de trouw aan het gegeven woord.
G: Meine Ehre heißt Treue. 
F: Mijn eer heet trouw. 
G: Wat ik niet kan vergeten, is het moment dat we het bevel kregen, het ziekenhuis te verlaten. Er was geen transport. De gekwetste soldaten die niet konden stappen, dienden we achter te laten. 
F: Nou zeg.
G: We verbonden een laatste keer de wonden. En we gaven de laatste dosissen morfine die we hadden. We schreven op de hand van de jongens die we een spuit hadden gegeven een M+ en het uur. 
F: Tragisch. Het moet verschrikkelijk zijn geweest de verpleegde patiënten achter te laten. 
G: Het was het laatste wat we voor hen konden doen. We vertrokken met de dood in het hart, vol angst omtrent wat ze met onze jongens zouden doen. 
F: Wat erg.
G: We gingen er immers van uit, dat de Russen spoedig in het ziekenhuis zouden staan en hopelijk niet iedereen doodschieten. 
F: Dat lijkt me heel moeilijk je patiënten zo achter te laten. 
G: Vanaf dan was het eigenlijk ieder voor zich. Er was geen gezag meer, en de verplichting was opgelost, denk ik. 
F: Waar was je toen?
G: We zaten toen al in Polen, denk ik. Vandaaruit zijn we te voet richting westen gevlucht. Dat heeft weken geduurd, met allerlei ontberingen, ongeschikte kledij en kapotte schoenen.
F: Je meent het.
G: We hadden de kleren die we droegen, en als we ons een keer konden wassen, moesten we onze gedragen klaren weer aantrekken. Dan deed ik mijn zusterblouse weer binnenste buiten aan, om toch de indruk van verse kleren te hebben. 
F: Tja.
G: Zo zijn we tot aan de Elbe geraakt, dwars door een land in shock en opschudding. We waren bij de laatsten die over de rivier geraakten, in de hoop dat de Amerikanen ons beter zouden behandelen dan de Russen. 
F: Gelukkig maar.
G: Toen ik me eindelijk meldde in een afdeling van het Duitse Rode Kruis werden we ontvangen door een gewassen en geparfumeerde directrice, die uitriep dat we een schande waren voor het Duitse Rode Kruis, omdat we onverzorgd en vuil waren. 
I: (coulissen) “Schämen sie sich nicht? Sie sind eine Schande für das Deutsche Rote Kreuz!”


5.3 Repressie


5.3.1 Gonda en Walter

G: Al die schijnheiligen die zich voordeden als brave en vaderlandlievende burgers, en die daar toen de beest uitgehangen hebben, ten tijde van de repressie.
W: Het leek wel op een massale duiveluitdrijving. Een groot exorcisme.
G: Het was georkestreerd door een aantal heethoofden, maar het werd gedragen door de massa.
W: We zijn zwaar gestraft.
G: In 1945 kreeg ik nog levenslang, bij verstek, want ik was nog niet teruggekeerd. Einde 1946 werd mijn straf in beroep tot een jaar opsluiting gereduceerd. Op veertien maanden tijd van levenslang naar een jaar. Alleen omdat ik verpleegster was geweest. 
W: Dat mocht blijkbaar niet?
G: Het kwam neer op landverraad. Omdat wij het uniform van een vijandelijke macht droegen. 
W: Landverraad?
G: Dat was een formidabele beschuldiging. Als Belgische vrouw zijnde, hadden wij, luister goed: “de wapens opgenomen tegen ons land en zijn bondgenoten, en daarbij nog de troon aan het wankelen gebracht.”
W: Stel je voor.
E: Ik heb nooit een wapen aangeraakt, maar ik werd veroordeeld voor 'wapendracht' tegen België en zijn bondgenoten omdat we de vijand met onze hulp militair hadden gesteund. 
W: Tjee.
G: Ik heb de rechter gezegd dat het gevaarlijkste wapen dat ik in mijn handen had een verbandschaar was.
W: Het Rode Kruis heeft niets voor hen gedaan.
G: Het Internationale Rode Kruis trok zich geen moer aan van het lot van de Vlaamse verpleegsters van het Deutsche Rotes Kreuz.
W: In het licht van die tijd is dat niet zo vreemd.
G: Wij gingen er van uit dat we voor een internationaal erkende hulporganisatie werkten, die in oorlogstijden neutraal is en zich enkel over de slachtoffers bekommert. 
W: Dat valt toch onder de conventie van Genève?
G: Dat dachten wij ook, maar we werden toch veroordeeld. De organisatie heeft ons laten stikken. Ik heb er een levenslange afkeer van het Rode Kruis door gekregen, en ik zal nooit bloed gaan geven zolang het die organisatie is die aan bloedinzamelingen doet.
W: Je bent voorbij de zestig en je mag toch al niet meer.


5.4 Getrouwd


5.4.1 Erik en Gonda G: Toen Walter werd vrijgelaten zijn we getrouwd. Ik voelde me verplicht. 


E: Altijd dat woord ‘plicht.’
G: Ik had mijn jawoord gegeven toen hij nog in de gevangenis zat. Zijn moeder is mijn hand komen vragen bij mijn ouders. 
E: Dat zal de volgende generatie vreemd vinden. 
G: Veel te kiezen had ik niet. Ik was ineens te oud en te arm om nog te gaan studeren. Ik kon geen werk vinden. 
E: Hoe kwam dat?
G: Voor de incivieken bleven vele poorten gesloten.  Het waren grimmige tijden. 
E: Er viel weinig pret te beleven in die sombere jaren. Ik heb daar toch ook nog herinneringen van.
G: Thuis was de atmosfeer niet te verdragen. Mijn moeder is steeds wrokkig gebleven. Mijn vader heeft nog lang in de gevangenis gezeten. 
E: Langzaamaan is dat veranderd.
G: De reputatie dat we fout waren in de oorlog bleef aan ons kleven, zo lang we in Vlaanderen woonden. 
E: Bent u daarom getrouwd? Om daar weg te geraken?
G: Ik heb me vaak afgevraagd waarom ik zo idioot ben geweest, met Walter te trouwen. Het is de grote vergissing in mijn leven. 
E: Hielden jullie niet van elkaar?
G: Er is nooit veel liefde tussen ons geweest, toch niet in de zin van tederheid. Het huwelijk heeft me niet gebracht waar ik naar hunkerde.
E: Jammer voor jou.
G: Ik heb dat heel mijn leven gemist. Een gevoel van tederheid, geborgenheid, intimiteit. Ik wist dat het niets zou worden. Toch heb ik ja gezegd.
E: Daar heb je nu spijt van.
G: Toch heb ik op hem gewacht terwijl hij opgesloten zat. Ik heb toen andere mannen afgewezen, die ik had kunnen krijgen, een in het bijzonder. Een gegeven woord. 
E: Het klinkt vreselijk.
G: Ik was het ook beu om bij mijn moeder te wonen. Zij heeft me altijd geringschattend behandeld, zeker na de oorlog.
E: U bent wel koppig.
G: Meine Ehre heisst Treue. Ik voelde me verplicht. Ik had mijn woord gegeven. 


5.5 Brussel


5.5.1 Gonda en Frans

F: In de hoofdstad heerste er een zekere mate van anonimiteit.
G: Na ons huwelijk gingen we in Brussel wonen. In die tijd ging je naar Brussel als je reputatie in Vlaanderen op een of andere manier verkorven was. 
F: Ja, dat is bij ons in de familie ook voorgekomen. 
G: De eerste jaren ben ik gaan poetsen. Dat had niemand in onze familie zich ooit voor kunnen stellen, als poetsvrouw gaan werken. Het was geen tijd voor kieskeurigheid.
F: Het lijkt me niets voor u. 
G: Ja, we moesten eten. We hadden recht op geen enkele uitkering. 
F: Er was nog niet de welvaartstaat die we nu kennen. 
G: Hoe dan ook hadden we geen burgerrechten. Ik kon alleen nog maar dromen van de studies die ik gedaan zou hebben als de oorlog er geen stokje had voor gestoken. Ik droomde van het leven dat ik gehad zou kunnen hebben. 
F: Wat sneu.
G: Later had ik het geluk dat ik in een apotheek kon beginnen, waar ik stilaan de apothekeres allerlei klusjes uit handen kon nemen. Ik had een spoedcursus verpleegkunde gekregen van de Duitsers. 
F: Het was toen van aanpakken en je plan trekken. 
G: Precies. Een apotheek is ook maar een kwestie van orders exact  uitvoeren. Stilaan ben ik opgeklommen wat kennis en vaardigheden betreft. Walter volgde avondlessen in verzekeringen. Hij vestigde zich verzekeringsmakelaar. Na enkele jaren begon dat precies goed te draaien. 
F: Goed zo.
G: Korte tijd konden we ons weer wat permitteren, en ik begon stiekem aan uitbreiding van de familie te denken, maar toen is alles weer fout gelopen. 
F: Wat gebeurde er zo?
G: Op een gegeven ogenblik stond de politie aan de deur met een huiszoekingsbevel en bleek dat Walter gelden van de verzekeringscompagnie had verduisterd.
F: Oei!
G: Hij had premies in eigen zak gestoken, en valse contracten afgesloten. Walter vreesde niet. Hij durfde alles. Hij diende schuld te bekennen, en werd veroordeeld. 
F: Altijd weer tegenslag.
G: We tuimelden weer naar beneden. Opnieuw was er de schande en de armoede. Terug naar af. 


5.6 Pechvogel


5.6.1 Gonda en Erik

We zien de twee weer in gesprek bij het genot van een glas en een sigaret.


E: U bent wel een pechvogel. 
G: Het is een rotleven. We konden nog maar eens opnieuw van onderaan beginnen. We hebben het moeilijk gehad om van mijn salaris te overleven. Maar je moet Walter nageven dat hij zich altijd weer uit de penarie omhoog werkte. 
E: Hij was een merkwaardige figuur.
G: Walter vond werk bij een Duitse firma, omdat hij zo goed Duits sprak en omdat de baas ook met de nazi’s mee had geheuld. Maar goed. Walter kwam in de verkoop van technische apparatuur terecht. Hij streek naast zijn loon mooie commissies op. Stilaan kregen we het beter. Het zou tot in de jaren zestig duren voor we op vakantie konden gaan. 
E: Sommige mensen kunnen veel hebben.
G: Toen mijn schoonvader overleed, kwam mijn schoonmoeder naar Brussel wonen. Eerst heeft ze bij ons nog ingewoond. Dat was niet te houden. Ze heeft een onmogelijk karakter en ze denkt alleen aan zichzelf. Het is altijd ik, ik, ik. 
E: Ja dat heb ik ook kunnen merken.
G: Al die jaren heb ik het gevoel had hier opgesloten te leven, in een gevangenis, waaruit ik niet weg kon geraken, want ik zou niet geweten hebben waarnaartoe.
E: De werkende mens.
G: Voltijds werken in de apotheek. ’s Avonds koken en het huishouden. Ik deed overuren. Tijd om te leven was er niet. En dan nog zorgen voor moeder, die stilaan oud wordt. 
E: Kunt u het niet met haar vinden?
G: Als ze niet zo bekrompen en egoïstisch was, en zo vastgeroest in haar denkbeelden. 
E: Tja. Daar valt niet veel aan te doen.
G: Ze kan ook geringschattend zijn. Ze heeft kritiek op iedereen en alles. 
E: Er valt niet veel mee af te lachen. 
G: Altijd maar mopperen.

5.7 De heropbouw

5.7.1 Irma en Gonda

G: Jij wist het. Jij wist alles.
I: Waar heb je het over?
G: Je wist dat hij een bedrieger was.
I: Hoe kon ik dat nou weten?
G: Jij wist dat Walter al die vrouwen had, al voor de oorlog, voordat we getrouwd waren, en ook nadat we getrouwd waren.
I: Walter is Walter. Altijd een rokkenjager geweest.
G: Je hebt me niet gewaarschuwd. Je deed of er niets aan de hand was.
I: We dachten dat hij zijn gedrag zou verbeteren door te trouwen. 
G: En daarom ben je mijn ouders om mijn hand komen vragen. 
I: Ik dacht dat het huwelijk hem zou verbeteren. 
G: Hij had toen al een geslachtsziekte, van voor we getrouwd waren. Jij wist dat. 
I: Hij was soldaat geweest in de oorlog. Dat hebben de jongens ginder allemaal opgelopen. 
G: Toch ben je mijn hand komen vragen voor hem.
I: Ik hoopte dat een goede vrouw hem in goede banen zou weten te leiden. 
G: Om mij heb jij je nooit bekommerd.
I: Het hemd  is nader dan de rok. Hij is mijn zoon.
G: Je hebt hem nooit kunnen loslaten. 
I: Nu moet ik wel. Het valt me zwaar. Mijn leven is zinloos geworden. 
G: En mijn leven dan.
I: Je hebt er niets van terecht gebracht.
G: Daar heb ik jou voor te danken. 
I: Ik had beter moeten weten. Ik geef het toe. Ik had een goede vrouw voor hem uit moeten zoeken.
G: En die goede vrouw ben ik volgens jou nooit geweest?
I: Het is omdat je altijd zo opstandig bent, en omdat je teveel boeken hebt gelezen. Jij moest altijd met de mannen mee praten. 
G: Waarom zou een vrouw dat niet kunnen of mogen?
I: Iedereen moet zijn plaats kennen. 
G: De tijden zijn veranderd. Vrouwen moeten hun eigen beslissingen nemen. 
I: Een vrouw moet voor haar man en kinderen zorgen. 
G: Van kinderen is hier geen sprake. Dat weet je heel goed.  

Doorlezen

23. jan, 2016

Restaurant in Gooik

Om door te gaan naar het volgende bedrijf, gelieve in de titel te klikken.