Ten Geleide

Windmaand

Maart, ook wel de lentemaand genaamd, of nog de buien-, gulden-, of dorre maand. De derde van het jaar in de gregoriaanse kalender telt 31 dagen en is vernoemd naar Mars, de Romeinse god van de oorlog.

Het is dus een mannelijke en krijgshaftige maand, waarvan akte, straks in de genummerde gedichten. Wat de Pasquino scheurkalender betreft is Maart tevens de maand van Marforio en dientengevolge van Nederland.

Oorspronkelijk was Marforio de naam van het àndere sprekende standbeeld in Rome, dat sinds de renaissance vaak met Pasquino in discussie trad. In ons geval heden ten dage, komt Marforio overeen met hoogleraar met rust Chris Coolsma, die in Groningen vertoeft en die af en toe snedig uit de hoek komt met een uppercut van satirische lyriek. 

De pastinakencyclus is de vrucht van een schrijfopdracht voor Myriade, onze grensoverschrijdende dichtersclub, waarin ongewone begrippen zoals sonnettennis en liechtensteiners hun oorsprong hebben gevonden.

We beginnen, van de hand van Marforio, met de amuse en het dessert van de pastinakenmaaltijd, buiten nummering, omdat ze niet van Pasquino zijn. Daardoor komt het dessert helaas veel te vroeg aan bod.

 

 

De pastinakenamuse

 

Het lacht u toe vanaf het smetteloos damast:

Een envelop gevuld met pastinakenmousse

Dit zalig hapje is beslist niet voor de poes,

moet heet gegeten, vormt met soep pikant contrast

 

en met wat volgt: de pastinakenmarinade.

Kom, open nu de envelop en toegetast.

Eén hap en hop het filokunstwerk is verbrast

ik dacht het al: nu wilt u bij de chef te rade.

 

Hij lacht u toe van onder smetteloze muts

En legt graag uit hoe men van jonge pastinaken

En met geduld en kunstig filodeeggepruts

 

een envelop met pastinakenmousse kan maken

naar het recept van wijlen topkok Friedrich Götz.

En kijk, nu ziet u reeds de anti pasti naken!

 

Marforio

Dessert met pastinaken

Sorbet met pastinaken-, schorseneren-  en selderijs

 

Na dit driesterrenmaal exquise groentenhappen

komt onherroepelijk de sorbet als finale.

Niet dat er ná dit feest nog iets valt op te schalen:

Een topkok houdt niet erg  van nathouden en pappen.

 

Het publiek begint te juichen en te klappen

Als de gérant de kar met toetjes wil gaan halen.

Ook al moest het er veel euri voor betalen.

Ziet, pastinakenijs in spiegel van zijn sappen!

 

Vergezeld van schorseneer- en selderijs

Keizerlijk dessert voor alle lekkerbekken

Die reeds bij het aanzien kwijlend bekkentrekken.

 

Hoort het grommend  savoureren van de spijs,

ziet de sappen van de vette lippen lekken,

als de kikkers kanen hoort men hen niet kwekken.

 

Marforio

Maart eerste helft

1.    De pastinakensoep

 

Hoe simpel om de pastinakensoep te maken:

Zes deciliter rundveevleesextractbouillon,

Voor vegetariërs een soja court-bouillon,

Met zout, citroen en suiker ’t kookpunt laten raken.

 

Drie middelgrote schoongemaakte pastinaken,

Elektrisch of op gas, op hete warmtebron,

En liever niet bedrieglijk in de magnetron,

Tot garen brengen en met mildheid op te smaken.

 

Met tevens onberoerd door elektronenstralen,

Twee honderd milliliter saus van béchamel.

Met staafmixer of passe-vite de boel vermalen.

 

Als inleg boterbroodcroûtons Maitre d’Hôtel,

Zee-geleedpotigen met schelpen en met schalen,

Of vishapjes zoals filets van zalmforel.

 

2.    Voorgerecht

 

Wij stellen voor:  de pastinakenmarinade!

De tweede gang en niet de minste van de rij.

Vergeet de wortelangst! Zet alle schrik opzij!

Tast toe. Doe u te goed en sla de keuken gade.

 

Weer eens wat anders dan je aardappelsalade.

Het smaakt naar pastinaken met wat selderij,

En geurt naar gember, Noilly Prat, en naar kandij.

Het zweemt naar talloos veel miljarden myriade.

 

Het vrouwenkoor staat luidop van haar neus te maken.

Vergeet de nonsens want genoeg geouwehoer!

Ziehier de schotel met de koude pastinaken.

 

Te midden van muziekgedruis en feestrumoer.

Om het gerecht naar eigen gading af te smaken:

Een lichte mousse van konfijttopinamboer.

 

3.    De Gratin van pastinaken

 

Zes middelgrote pastinaken. Dunne plakken,

Geschild en schoongemaakt en juist de tussenmaat.

Laurierblad, kruidnagel en rasp van nootmuskaat.

Een kwart ui en een knoflookteen tot snippers hakken.

 

De hollandaise saus lauwwarm er over kwakken.

De room erbovenop en kaas met mondjesmaat.

Bij honderd negentig graad op de thermostaat,

Zo’n veertig minuten in hete oven bakken.

 

Voor vegetariërs geldt het als hoofdgerecht.

Voor carnivoren kan het lamsvlees vergezellen.

Bij wild staat pastinaakgratin ook lang niet slecht.

 

Kastanjemoes, wat veenbessen en cantharellen.

Het huis is aan gezelligheid en kwaliteit gehecht,

Maar voor het wildmenu is ‘t wel vooraf bestellen.

 

4.    Kim in Spanje

 

Marforio bedankt voor dribbels à la Dante ,

En alle anderen plezier in het toernooi!

Voor mij zit het er op. Geweest is het wel mooi.

Als je dit leest, zit ik al lang in Alicante.

 

Want ik vertrek vroeg in de ochtend, pede stante,

Met fotoapparaat en in toeristentooi,

Ontvlucht dit tering-vaderland, de klerenzooi,

En zoveel ergernis aan al het ambetante.

 

Het huisdier aan een boom zij vredig vastgebonden.

De witte kat in de natuur is afgedankt.

Ontkomen zijn we aan de dagelijkse zonden.

 

In Luxemburg voor lage prijs is volgetankt.

De kilometers door de sportauto verslonden,

Tot de péage het budget heeft afgeslankt.

 

5.    De serveermachine

 

Hou jij dan ooit eens op met oeverloos doordrammen?

Stopt het dan nooit, zoals bij een opslagrobot?

Je knalt er maar van door. Ik loop van her naar hot.

Terwijl jij als een stormhoos er op los blijft rammen,

 

Om keer op keer een diepe bal net ín te vlammen.

Toch retourneer ik mikkend op je ademstrot,

Gelukkig niet verlegen om een backhandshot,

Zodat je kapt met al dat gisten en dat zwammen.

 

Laten we ’t liever hebben over de cuisine,

En kom en proef de Entre-côte Archiduc,

Bereid door onze keukenzuster Celtoxine

 

Met cantharellen van ons eigen kweek en pluk,

Op een lauw bedje van bio-groenten-terrine.

‘Saignant,’ hier komt een lel van keurmerk rundbiefstuk.

 

6.    Een hol gelach in het klooster

 

Als U verzoekt de pen als wapen aan te grijpen,

Zo scherp gesteld als onscherp naverteld, ik mocht

Uw drift polijsten. Naarstig zij dan ook gezocht

Naar middelen om ruw talent wat bij te slijpen,

 

En wat nog te veel uitsteekt er weer af te knijpen.

Dan kan het nog wat worden met wat mest en vocht,

Vermeerderd met wat Goddelijke ademtocht,

En tijd, want ach hoe lang moet jij niet liggen rijpen!

 

Bij dit vertoon heeft zich de Grootinquisiteur,

Zich kostelijk ten koste van je werk vermaakt,

Gelachen de zedenbrigade-inspecteur,

 

En Zuster Margarine tanden uitgebraakt.

En zij lag in een deuk in een urinegeur,

En menigeen die dag heeft schaterlach geslaakt.

 

7.    Droge kost

 

Uit Nederlandse school verneem ik een paar zuchten:

De dia kleurt in sepia het vergezicht,

En in de gloria weerklinkt het noorderlicht,

De donder schuift nu open de zijige luchten.

 

De Heer besteeg de kansel. De engelen kuchten:

“Wat zie Ik in het licht van laatste bliksemschicht?

Zit daar in Brussel niet een aangeschoten nicht?

Dat Ik te mals zou zijn zo lopen de geruchten.

 

Als Ik hem nu niet raak dan ben ik zeer kortzichtig,

Doe Ik te kort de oer-universele kracht.”

Helaas de dichter is weer eens te meer kopschichtig,

 

Halsstarrig en hardnekkig dichtend in de nacht.

In handgewrichten laatste tijd wat stijf en jichtig,

Hij heeft de donderklap zien komen en verwacht,

 

8.    Foeterwaals

 

Breng mij het boek met van de pot gerukte woorden,

En een pot zwavelzuursulfaat versterkt met vitriool,

De medische Larousse en een puberschool,

En een deskundige in sluipkaraktermoorden;

 

Een emmer verse gal nog schuimend aan de boorden,

Een valse loftrompet, ontstemde altviool,

Pianosaboteurs! Geladen schrikpistool!

Wat is er tegen mistsirene van het Noorden?

 

Jij gaat daar weer eens fel te keer en uit je bol.

Waar ga jij al die gram per kilo steeds weer halen?

Hoe slaag je daar weer in en hoe hou je het vol?

 

Hoe kunnen wij jou in gelijke munt betalen?

Hoe roken we je uit zijn watergeuzenhol?

Wie gaat je in je paaldorp door de mangel malen?

 

9.    Brulpaus

 

“Waar is de brulpaus? Zoek hem! Vind hem! Ga hem halen!

Roep excommunicatie en het interdict

Uit, dat de ketter zich in zijn ontbijt verslikt;

Hits op een koor van grofgebekte kardinalen,

 

En laat uit het Latijn de profetie vertalen.

Het anathema zij beknopt en welgemikt,

De toepassing ervan zij nauwgezet en strikt.”

Zo huilt de schreeuwprelaat onfeilbaar in zijn falen

 

Onhoorbaar, daar een noordelijke loei ontsteekt.

Een die in ongeëvenaarde scheldvertoning,

Hels vloekt en zweert en Gods geboden tegenspreekt.

 

Is het een waterschout, dijkvorst of waddenkoning?

Een geuzenveemgericht dat het verleden wreekt?

Zelfs Rome staat hier stom, want niets gaat boven Groning’

 

10.                       Vervloeking

 

Hartsgrondig wens ik U dat U door kakkerlakken,

Krioelend in uw huis, bekropen en verteerd,

Gevonden wordt, de ingewanden uitgesmeerd,

Met maden en met wormen en met huisjesslakken.

 

Een rottingsgrijns zal aan uw scheve schedel plakken,

Want ook de dood heeft uw grimassen niet verleerd.

Uw ziel is naar haar oer-natuur teruggekeerd.

Het ongedierte moge U aan stukjes hakken .

 

Gedaan met liegen en verrukte flauwekul,

Met oorlog stoken en voortdurend ruzie zoeken.

Gij wrede beul en oliedomme boerenlul,

 

Gewetenloze schurk en groot stuk onbenul.

Het toekomstdoelwit van een reeks onthullingboeken,

Die U en Uw geslacht genadeloos vervloeken!

 

11.    Hersenpan en schedeldak

 

De mouwen opgestroopt, de pen in inkt gedoopt,

Galnoteninkt. De eerste regel er uit persend,

En regelmatig ook de vochttoevoer verversend,

Tot antwoord op sonnet bij deze weer genoopt.

 

Hoe licht de veder over papierlijnen loopt,

Trots bruine druppel in het puntje droogjes knersend,

Op zoek naar ziek publiek, afwezig of onthersend,

Verslaafd aan ‘t snel vertier dat zenuwstelsels sloopt.

 

Kom, alle hens aan dek. Zet mannen aan de pompen!

Als kabels op hun armen liggen aders bloot.

Het ruim moet leeg gehoosd. Zo niet in diepe plompen

 

Verzuipen wij met man en muis in een verdronken boot.

Het duurt niet lang meer, want dat voel je op je klompen,

En als je niets meer weet, drink je de zoute sloot.

 

12.                       Verwarring

 

Helaas is mijn relaas niet meer zo chronologisch,

Nu zin na zin aan lettervlekken open spat,

En fragmentarisch af en toe onzin bevat.

Het is zo op het eerste zicht niet al te logisch,

 

Maar ergens diep is het een beetje psychologisch.

Elk denkend wezen is een vogel voor de kat,

En zoekt steeds weer datgene wat het nooit bezat.

Verklaarbaar is dat niet, en ook niet theologisch,

 

Teleologisch valt er niet aan te beginnen,

Spijt redelijke dichtkunst en der muzen min.

Geen betere beginzin schoot me daar te binnen

 

En weg verdwijnt de flard als kabel zonder pin

Sonnettentennos andermaal is niet te winnen

Tenzij door harde opslag en een knalbegin.

 

13.                       Tennos dreekegmo

 

Want jij en ik wij dichten voor de dolle pret!

En soms om te genieten van een pseudo-ruzie,

Of om te knutselen aan omgekeerd sonnet,

 

Ontmaskering van gedoodverfde waanillusie,

Teleurstelling op rijm, maar daarvoor doen we het.

Al is er dit keer geen besluitende conclusie.

 

Marforio, ik vraag mij af: wiens wil is wet?

Experimenten dansen rond in ruige zinnen.

Zo wist ik niet waar ik het eerste moest beginnen,

En toch verschijnt steeds weer een vers in ‘t net.

 

Soms helpt, Pasquino, het omkeerbare couplet

We spelen tennos niet om van elkaar te winnen.

Lees, schrijf en denk, dan schiet het wel te binnen,

De kromme vingers aan het toetsenbord gezet.

 

14.                       Upper crust 

 

Wat gaat gij tussen lommerrijke professoren?

Hoe schrijdt gij daar in toga of in zwarte pij?

Een ezelsvellenstoet. Het lijkt een schilderij,

Met een bord voor de kop en een stop in de oren.

 

Zodat gij al het wereldleed niet hoeft te horen,

Het huilen van terneergeslagen maatschappij,

De wanorde, de crisis en de averij,

Het mag de werkgroep-dagorde hier niet verstoren.

 

Wat hebt gij uit uw scholen op ons los gelaten?

Gij denkelite, opperkorst, gij schuim des lands?

Alumni die nu de provincies en de staten

 

Geplunderd en gepluimd hebben zo onderhands.

Een roofkorps van hoog opgeleide beurspiraten,

Ten prooi aan hebzucht en het Engels Nederlands.

 

15.                       Onder de veren

 

Het waterpluimvee mag daar een en ander kwaken,

Het zoekt vergeefs naar voedsel in bevroren slib.

Verkleumde meerkoet, zeemeeuw of verkouden snip ,

Die wintervogelkreetjes als ijspegels slaken.

 

Ze slikken koude lucht met wijd gesperde kaken.

Ze huiveren en rillen en ze kijken sip,

Met rijmsnor tussen snavelneus en bovenlip.

En dat ze toch nog zoveel klerenherrie maken.

 

Wat zoekt gij op de scheidingslijn van eb en vloed?

Gij aangespoeld gevogelte met al uw smalen.

Verwaand, verwaten, warrig eierengebroed.

 

Doordrenkt van dioxines en zware metalen.

Gij vochtige matras bevlekt door zaad en bloed.

Met schubben overdekt en penseelschimmelstralen.

Intermezzo

 

Burenklucht

De bruine dampen die al langer uit het Zuiden

Door ooit nog katholieke streken binnendreven

Zijn nu helaas niet langer verre stank gebleven

Vergiftigen nu ook de longen van die luiden

 

Die ooit nog nuchter leken, maar in opgeruide

vreemdelinghaters zijn veranderd, beven

voor het nieuwe, niet bereid meer om te geven,

zelfverliefd wie anders is als vijand duiden

 

Bene lux,  goed licht, waar ben je heen gevlucht?

De Lage Landen, haven voor verdrukten, ooit

door jou gebenedijde stralen hel verlicht

 

Nu een hel, verduisterd en door angst ontwricht

Waar gekken aan de macht zijn, bolle kop getooid

Met hoorntjes of oranje muts in burenklucht.

 

Marforio

Klik door

10. sep, 2017

Maart 16-31

Klik hierboven om door te lezen naar de tweede helft van de maand Maart.