Mucha, Novembre

Aanhef

Jonge oudstrijders

 

Een rij verminkte kindsoldaten:

Ze brengen militaire groet,

Een ontbrekende voet, ... ...

En afgehakte ledematen,

 

Doorschoten en vol kogelgaten.

Die trieste optocht, droeve stoet,

Komt hinkend op ons tegemoet

Halfwild en opgefokt tot haten.

 

Een oorlogskreupele parade,

Verkapte jongstrijdersbrigade,

Ze kijken in de lens van journalist.

 

Een défilé van letselschade,

Ze strompelen in lompenwade,

Onzichtbaar wie in actie is vermist.

Vooraf

Ten geleide tweede helft

Het beeldscherm spreekt voor zich en de moeders vragen zich van alles af.  We herdenken de doden uit vredestijd, maar ook de gesneuvelden.

We hebben het deze maand dan ook uitgebreid over de oorlog, een onderwerp dat Pasquino na aan het hart ligt. Al naargelang het tijdsgewricht waarin het sonnet is ontstaan, gaat het concreet over verschillende oorlogen, die we de afgelopen dertig jaren hebben meegemaakt, die van Afghanistan, of die van Irak, of daarvoor nog de balkanoorlogen.

Of neem nu het Nabije Oosten, zonder Afrika te vergeten, met een beeld van kindsoldaten in Sierra Leone of Oeganda, die in de aanhef aan bod komen.

In Bagdad en Babylon gaan verschillende tijdperken in elkaar over. Je ziet niet waar de ene ruïne ophoudt en de andere begint. De bakermat en het sterfbed van de beschaving. Een gedicht gaat nog over de eerste Irak oorlog, van vader Bush, lang voor het Irak debacle van jonge Bush, George W.

Vluchtelingen

Overal zie je vluchtelingen opduiken. Twintig landen zijn samen bezig oorlog te voeren. Is dit het begin van een derde wereldoorlog?  Na 9/11 nam Osama Bin Laden op het kleine scherm de afmetingen van een antichrist aan. Bent u klaar voor de Apocalyps? Schildkliertabletten? Laatste wil? Cyaankalicapsule? We staan even stil bij de gebeurtenissen in New York en Washington. We treuren mee met de getroffenen en we maken een rondreis door het Midden-Oosten.

Roeanda

Met de klemtoon op de oe. Ik doe het expres zo. In de senaatscommissie werden de weduwen van de gesneuvelde para-commando’s gehoord. Het land van de duizend heuvels zoals het ook wel wordt genoemd.

Frans

Om de oorlog even te vergeten en om in de herfstigheid te blijven heb ik op het einde van een november een paar vertalingen uit het Frans, onder meer naar ‘Brumes et Pluies’ van Charles Baudelaire

Het gedicht is samen met het Franse origineel te vinden onder 'Vertalingen' onder 'Pasquino' en dat geldt ook voor de katten.

Broodjes

We besluiten met broodjes.

Uitsmijter: De erevoorzitter van de veteranenvereniging kreeg het soms even moeilijk.

De tweede helft van november

16.  Kosovo

 

De oogst oningehaald. Op rode stertractoren,

Rijden verschrikte weduwen over de buis.

De buurvrouw boven heeft een Kosovaar in huis.

Er zijn miljoenen opgehaald dankzij sponsoren.

 

De bommen vliegen Joegoslaven om de oren,

Het land geschoten tot een fijner wordend gruis,

Buiten bereik van Rode Halve Maan en Kruis.

Het Kosovaarse schaap is om de wol geschoren.

 

Nu mag de Navo wel eens naast het doelwit mikken.

Een bus of trein wat geeft? Of elektriciteit,

Die uitvalt. Vlammen die berookte hemel likken.

 

Verwoesting van Kosovo is een schrijnend feit.

En straks ook Servië na nog wat flinke tikken.

Het menselijk vernuft en onbarmhartigheid.

 

17.  Kosovo herbezocht

 

Is dit genoeg? Een land of wat ten gronde richten?

Landbouwvalleien onder het motorgebrom.

Is het verstaan? Of wil je nog een extra bom?

Het slaat een gat dat ook Pasquino niet kan dichten.

 

De bloeddorst zal voor kinderlijkjes nog niet zwichten.

Nu, dat begrijp ik niet en reken mij maar dom.

Waar gaat het allemaal nu eigenlijk weer om?

Om het respect voor mensenrechten te verplichten?

 

De derde wereldoorlog lijkt alweer begonnen

Ik moest het even kwijt al doet het me verdriet

Nu van de vorige het bloed niet is geronnen

 

Ik ben klinkklaar verstomd. Wanhopen doe ik niet.

Ik put mijn verse hoop uit eeuwenoude bronnen.

Na het geschut ontsluiert zich een nieuw verschiet.

 

18.  De prijs van elke oorlog

 

Afghaanse lucht doorklieven Tomahawkraketten,

Op lage hoogte naar hun respectieve doel:

Bijvoorbeeld Kandahar of liever nog Kaboel.

Per stuk kosten ze meer dan hele staatsbudgetten.

 

Het dient om terrorisme ver gaand te beletten,

Een kwestie van gezond verstand of wraakgevoel?

Ik lig er van te rillen in mijn luie stoel.

Het rijmt niet met de internationale wetten.

 

De legerscharen van het Atlantisch Verdrag

Nemen een voorschot op vermeende achterstallen.

De voedseldroppings lenigen wat volksbeklag,

 

Maar kinderen met hun gezichtjes ingevallen

Betalen als in elke oorlog zwaar gelag,

De waard niet meegerekend in de slotgetallen.

 

19.  Geen Vrede In De Balkan

 

De uitgangspunten willen zich niet naderen.

Het lijkt het meest nog op een Spaans estaminet,

Het Franse luxe luchtkasteel in Rambouillet,

Waar Servië en Kosovo vergaderen,

 

Indachtig hun gesneuvelde voorvaderen.

Eigenlijk meer een waanzinnig makend ballet.

De oorlog gaat intussen door et sans arrêt,

Sijpelt het vaderlandse bloed uit jonge aderen.

 

Met bloedvergieten is iedere staat begonnen.

Het pakt de adem als het volk de vrijheid grijpt.

Als ondanks onderdrukking, opstand is gerijpt.

 

Nog even wachten want vergiftigd zijn de bronnen.

Amerika gepiept, gepepen en gepijpt,

Kijkt met Europa toe, maar geeft zich niet gewonnen.

 

20.  Het is gezellig oorlog

 

We gooien vrolijk nog wat bommen in woestijnen.

Een stoffig land is naar het steentijdperk gekeerd,

Geschoren van zijn leefstof, plat gebombardeerd.

Rotsachtig landschap waarin bergstrijders verschijnen.

 

De tulbandmieren met hun personeelslandmijnen,

En repeteergeweren, blijven ongedeerd,

Wat je ook onderneemt, zo wordt hier toch beweerd.

Ze duiken op, om dan weer fijntjes te verdwijnen.

 

We krijgen beelden van een felbebaarde man

Daarnaast zijn er ook kinderen helaas verdwenen.

In Syrië, Irak en in Afghanistan.

 

Slaan mensen op de vlucht en nemen ze de benen,

Zo gauw ze de kans zien en het maar even kan.

Dan kunnen we daar weer humane hulp verlenen.

 

21.  Het nabije oosten

 

In ‘t Heilig Land is burgeroorlog uitgebroken:

Een broederstrijd om iedere vierkante el

Zo heeft in Palestina en in Israël

De gewijde geschiedenis zich fel gewroken

 

De oorlog is in al zijn woedevuur ontstoken!

Dan krijg je kinderen getroffen door shrapnel:

De zijdelingse schade van de militaire hel.

En de ruïnes liggen dagen na te roken

 

Dan is er helaas weer een kogel afgeketst,

Daar heeft een vader zich niet tijdig kunnen bukken,

Niet dood is hij meteen, maar wel fataal gekwetst:

 

Een nieuwe martelaar rijt het bestand aan stukken.

De kijkbuis heeft het beeld op het netvlies geëtst:

De druiven van de gramschap die wij huilend plukken!

 

22.  Toen waren er nog negen

 

Een praatbarak bekend om eindeloos gekeuvel,

Maar niet met wat er nu op de agenda staat

In de commissie van de Belgische senaat

Het Roeandees tienvoudige para-gesneuvel!

 

Uit duizend was fataal die dag die ene heuvel,

Voor tien van onze jongens, zoals steeds paraat

Voor vorst en vaderland, geslacht door rassenhaat

Vandaag wordt onderzocht hoe het kwam tot dit euvel.

 

« Mijn man riep door de radio, maar er gebeurde niets »

Hier klopt iets niet dat voel je op je klompen

Wie is aansprakelijk en wie maakt dit ons diets?

 

Was het gezag wellicht kortzichtig en bekrompen?

Wie stuurde tien paracommando’s op de fiets,

Naar een ver land dat lilt van hoofdeloze rompen?

 

23.  Rwanda

 

We zullen nu eerbiedig grond van rouw betreden:

Gebeente, onbegraven, niet ter aard besteld,

Maar afgekloven, door de mieren afgepeld

En alle vlees van de skeletten afgesneden.

 

Een genocide in een niet zo ver verleden

Een uitbarsting van zinloos ziedend krijgsgeweld

Hier ligt niet het geraamte van een oorlogsheld

Maar massa’s burgers die door moord zijn overleden

 

De schedelpiramides, onderkakenladen

Ontzuilde ruggenwervels op elkaar getast

De ribbenbundels en de rijen schouderbladen

 

Een kist met vingerkootjes en de sprongbeenkast

De bekkenstapels, en de heiligbeenvoorraden

Want iemand heeft de botten bij elkaar gepast.

 

24.  Amerikaanse God

 

De stilte voor de storm van rijken tegen armen.

Hoe vond u laatste staaltje van de barbarij?

En dan de niet aflatende rabarberbrij,

Van media en pers, en valse bomalarmen.

 

Terwijl raketmotoren het klimaat opwarmen.

Voorlopig is de aanval grotendeels voorbij.

Nog steeds niet opgemeten al de averij.

De mens tot haat in staat, maar God is vol erbarmen!

 

De zon gaat nogmaals op boven Afghanistan.

En onder gaat hij in de Verenigde Staten.

Zo lang in ‘t gene land een ongeschoren man,

 

Blijft zitten, over wie Amerikanen praten.

Hij heeft hen laten zien al wat de Satan kan,

De meest gehate man, op Hitler nagelaten.

 

25.  Op vossenjacht

 

De tijd is nu gekomen om een jachtkreet aan te heffen.

Daar staat de jagerstoet te blinken en gereed,

Een amazone die kordaat naar voren treedt,

In het ter plaatse trappelende ochtendtreffen.

 

De ruiters in een rode pandjesjas gekleed,

Terwijl de teven huilen en de reuen keffen.

Een paar drijfhonden in de meute aan het beffen.

Als tijdverdrijf is het niet echt aan mij besteed.

 

Hoor, hoe de jachthorens klaroengewijs weerschallen!

Daar breekt de jacht in golven uit de dierkracht los:

En stort zich op het land met struikelen en vallen,

 

En snelt in grote vaart het veld voorbij naar ‘t bos.

Het aantal jagers is in grote overtallen,

Als je het vergelijkt met de gejaagde vos.

 

26.  Nevel en regen

Naar Baudelaire

 

O herfstig einde! Winters, lentes, moddervlagen!

De geeuw van jaargetijde. Lof en dank de dagen,

Die mij omsluieren van hart tot hersenbrein,

Met lijkwade van wasemdamp en zerkgordijn.

 

Een kaal gebied waar koud de strakke winden ragen,

Die lange nachten waaien en de draaischouw plagen.

Mijn ziel, aan beterhand na lauw vernieuwd te zijn,

Klapwiekend als een raaf in flauwe avondschijn.

 

Wat is er zoeter voor een hart vol rouwbeklag,

Waar kille neerslag sinds zo lang op neder slaat,

Grafbleke jaargetijde, O vorstin klimaat!

 

Dan ‘t eeuwigdurend afzien van uw schemerdag?

Als niet op een maanloze avond twee aan twee,

De pijn zich neervlijt in onechtelijke stee.

 

27.  De katten

Naar Baudelaire

 

Verliefde stellen en gestrenge zonderlingen,

In rijpe jaren houden net zo van de kracht,

Van zachte katten in hun huiselijke pracht,

Zo huiverig verknocht aan onroerende dingen.

 

Bevriend met wetenschap en zinnelijk genot,

Op zoek naar nachtstilte en gruwelschemeringen,

Als onderaards ontboden onheilszendelingen,

Maar nooit ondergeschikt. Hun trots is niet beknot.

 

Denkbeeldig tonen ze de hoge majesteit

Van grote bidsfinxen in diepe eenzaamheid

In lichte sluimer en peilloze mijmering

 

De bekkenflank bezaaid met tovergenstervonken

Goudkorrelstof en glimkwartszand en glinstering

Nog vaag in hun mystieke oogappels verzonken.

 

28.  Naar Verlaine

 

Een schreeuwende vogelzwerm vliegt me voorbij,

En gaat zich verschuilen in vergeelde blaren,

Van een kromme els met verkrampte gebaren.

Hij spiegelt mijn hart en mijn spijtrazernij.

 

Een oude herinnering welt op in mij.

Het trieste geheugen komt niet tot bedaren,

Weerkaatst violet, het valt niet te verklaren.

Verhalen van schipbreuk en van averij.

 

Bij maansopgang weerklinkt een herhaalde maal

- Als enige komt hij de stilte verstoren -

De liedzang onzichtbaar van een nachtegaal.

 

En dan wordt het stil en is niets meer te horen,

En zijn er geen woorden meer, noch ook de taal,

En zijn we er ook onze spraak bij verloren.

 

29.  Broodjes eten, koffie drinken

 

Vergadering alweer, en telkens broodjes eten,

Of kwam het door de vele koffie die ik dronk,

De persthermos op tafel oorverdovend slonk,

Gespannen overleg. Ik heb me volgevreten,

 

Op unisex toilet weer vrolijk uitgescheten.

Hoezeer ik achteraf naar smos en koffie stonk,

De zorg is uitgebreid van stulpje naar spelonk

En pech als de kansarmen het nu nog niet weten

 

Een oprisping herinnert aan de broodjes die ik at,

En aan de vele uren thermoskoffie drinken,

Vergadertijgers en dan heb je ’t wel gehad

 

Er bleven broodjes over, drijven zonder zinken

Op tafelblad voorbij, tonijn in eigen nat

Ik blijf er nu van af, gezwind en bij de pinken

 

30.  Ciel mon mari

 

Ik dacht dat ik warempel in mijn broodje stikte.

Gerookte zalm bereid met kaas van schapenmelk,

Als dronk ik dollekervel uit bittere kelk,

Waarin ik ei zo na, mij nagenoeg verslikte.

 

En in de zure brij mij meer en meer verstrikte,

Want ik zag onverwacht een zinnebeeld hetwelk

Zich openbaarde. ‘t Kon opnieuw herhaald op elk

Moment gebeuren, als ik in zijn ogen blikte.

 

De ogen van een door de wol geverfde wolf.

Dan is het of zich diep opwellingen vergaderen.

Dan is het of van onderuit een hoge golf,

 

Een stroom van lava braakt in de gesprongen aderen.

Zijn blik die mij met al zijn overmacht bedolf,

Terwijl we dichter naar elkander bleven naderen.

 

Uitsmijter

Veteraan

Hij keurt het glas aleer hij drinkt

Of pareltraant de rode wijn

En kijkt naar rosse wederschijn

Door oorlog wezenlijk verminkt

 

Een foto met een bruine inkt,

De loopgraaf en de sneuvellijn:

De prikkeldraad, de valstrikmijn

Gelukkig wie de dans ontspringt!

 

Een wrange smaak van slijk en aal.

En strijd rondom de totempaal:

De tijd voor laatste militaire loodjes!

 

Hij doet nog een keer zijn verhaal

Voor dun publiek, met op de schaal

Elk jaar weer meer niet opgegeten broodjes.

6. dec, 2016

December 1-15

U kunt hier gemakkelijk doorklikken naar December 1-15.