Afschuwelijke kerst

Het was de kerstmis die ik me altijd zal herinneren als de vreselijkste kerst ooit.

Ik was verbouwereerd. Ik ben toch al nooit een liefhebber geweest van de opgefokte kerstsfeer, dat heidense feest van verkwistzucht en verspilling, van vreten en zuipen, van ongewenste cadeaus en van melige televisieprogramma’s. Kerstmis. Bah. de moeder van alle kitsch. Een fout feest.

En dat helemaal als je het ziet op de hoteltelevisie. Om dat uit te leggen moeten we eerst een stap terug doen. Het diepste van de duisternis geeft geboorte aan het licht. Kerstmis van dat jaar was het absolute dieptepunt, maar nog niet het einde van de relatie met Ibrahim. Ik wist niet dat het nog dieper kon, maar daar zal ik achter komen.

Ik had wachtdienst dat kerstweekend. Er moet al die dagen een huisarts van wacht zijn, maar het wordt in stukjes gesplitst, zodat niemand van de kring de hele feestperiode door van wacht hoeft te zijn. Dat spreken we als huisartsen onderling af.

Het komt er op neer dat ik de hele zaterdag in touw ben met visites te doen. Er komen relatief vele oproepen, maar de meeste zijn eenvoudig te verhelpen met een onderzoek en een voorschrift.

Wel ben ik er me van bewust dat de oude Nicole, in het eindstation van borstkanker op haar laatste benen loopt. Ik ga er bijna elke dag langs, en het blijkt al gauw, op grond van mijn povere huisartsenervaring, dat ze het weekend niet zal overleven. Dat gevoel heb ik, en om een of andere reden lijkt het erop, dat ze net het kerstweekend zou uitkiezen, om het tijdelijke voor het eeuwige te verwisselen.

Ik denk dat het geen toeval kan zijn. Ik breng Ibrahim er van tevoren van op de hoogte dat de wachtdienst zich redelijk zwaar aankondigt, en dat ik hoop verschoond te blijven van grappen en grollen van zijn kant.

Het was al moeilijk, maar het zal nog moeilijker worden.

Noodnummer

’s Nachts word ik bij de stervende Nicole geroepen, die uit bed is gevallen.

Haar partner, de jongbejaarde man met wie ze leeft, is geen partij meer om de zware zorgtaak alleen op zich te nemen. Hij is zelf de instorting nabij, zoals ik aan de telefoon kan vaststellen, en hij weet zich geen raad.

Aangezien ik toch van wacht ben, kost het me niet zoveel bijkomende moeite, om me naar het huis van de stervende te begeven. Ik werk nu toch al. Als ze met kerstmis wil overgaan, wie zijn wij om ons daar tegen te verzetten? We leggen haar samen terug in bed, de hulpeloze man en ik. Het zijn mensen op leeftijd, zij een stuk ouder dan hij.

Ze is zwaargebouwd moet ik er bij zeggen. De kanker heeft haar lichamelijk niet zeer verzwakt, aan haar spierkracht te oordelen, wanneer ze stuiptrekkingen krijgt. Ik roep er de wijkverpleegkundige bij, die zo goed is aan huis te komen, in het putje van de kerstnacht, gelukkig iemand met een roeping op het gebied van hopeloze zorg.

Een kranige vrouw, deze wijkverpleegkundige, die je toen nog had. Een uitstervende soort. We verschonen en wassen Nicole. Zij komt tot bedaren met een vredige glimlach. Na een kwartier beginnen de stuiptrekkingen opnieuw, en ze is te onrustig om haar alleen te laten.

We weten allemaal dat Nicole graag thuis wil sterven. Ze verklaarde herhaaldelijk, zolang ze bij bewustzijn was, dat ze geen voet meer in het ziekenhuis wilde zetten, en ze was er zich helder van bewust dat ze terminale kanker had.

Heel haar leven is ze een vrouw geweest die haar eigen beslissingen nam, een wilskrachtige volkspersoon die over zichzelf beschikt. Het lijkt dan ook niet meer dan billijk dat we haar wens respecteren, ook nu ze bewusteloos is geworden. Daarom brengen en we de nacht wakend bij haar door, in een sfeer van liefde en respect.

Nicole is wel een beetje lastig. Zij heeft meerdere keren na elkaar stuiptrekkingen, zodat we haar met man en macht op het bed dienen te houden. Het is alsof ze niet wil gaan, zonder een laatste keer te strijden, om zo tot het einde haar leven naar eigen goeddunken te leiden.

Haar partner, de oude atleet, is geestelijk ontredderd en neemt een onzichtbare positie in. Zij domineerde hem geestelijk totaal, door de juistheid van haar oordeel. Het waren zeer gewone mensen, maar dat doet hier niets aan af, integendeel. Al heeft deze vrouw geen studies gedaan, en liet ze zich weinig opmerken tijdens haar leven, toch had ze meer wijsheid in zich, dan velen die lang naar school zijn geweest.

Een volksvrouw met een alledaags uiterlijk, waar alleen de grote boezem opviel, en een grote fijnproevende mond, bij een gezet figuur, in een etage van een oud huis, volgestouwd met meubelen en souvenirs, samen met haar man. Daarna is hij teruggekeerd naar een uitzichtloos arbeidersbestaan, tot het brugpensioen aanbrak.

We losten elkaar af bij het stervensbed, en af en toe probeerde ik in het salon een uiltje te knappen, gezeten in een stoffige fauteuil. Nicole heeft de laatste adem uitgeblazen bij het krieken van de dag, wat op 25 december laat valt, in deze tijden van duisternis en dolen. Er volgden nog allerlei plichtplegingen, met het invullen van het overlijdensattest, en het roepen van de politie, wat nodig is om het stoffelijk overschot te laten overbrengen.

De lijkwassing

De begrafenisondernemer komt meteen ter plaatse.

Ook voor die mensen telt kerstmis niet, als er iemand overleden is. De dood laat zich weinig gelegen liggen aan afspraken. Eigenaardig genoeg waren er de hele nacht geen wachtoproepen meer binnen gekomen, en werd ik helemaal met rust gelaten van die kant, alsof de stad haar adem inhield.

Pas tegen de middag kwam ik doodvermoeid thuis. Ik vond de gelegenheid wat te rusten. Met Ibrahim was geen gesprek mogelijk. Hij lag wezenloos op bed toen ik naast hem insliep. In mijn slaap kwamen de beelden van de stervende vrouw terug, maar ze zag er vredig uit, en ik was blij voor haar dat ze kon vertrekken, en aan het lijden een einde stellen.

Ik word gewekt door de deurbel. Er staat een man beneden in de hall, die beweert een huisarts te zijn. Ik ben zelf huisarts, en dat kan ik beter verzwijgen. Ik ga niet beginnen van “hallo collega.” Ben ik nog van wacht of niet? Nee want iemand heeft het van me overgenomen, dat weet ik heel zeker. Het is eindelijk veertien uur voorbij. Ver voorbij het afgesproken tijdstip.

Het blijkt al snel dat de onverwachte collega is opgeroepen via de Franstalige wachtdienst, en wel door Ibrahim in eigen persoon. Deze laatste ligt intussen subcomateus op de bank in de living. Ik krijg hem voldoende wakker, om te vernemen, dat hij de dokter niet meer wenst te zien. Ik vind dit toch wel een beetje grof:

“Maar je hebt hem toch wel opgeroepen? Nou dan zoek je het zelf maar met hem uit.”

“Laat me met rust. Ik ben niet goed.”

“Ik hoop alleen maar dat je goed zult zijn de huisarts te betalen.”

Ik laat de collega binnen, stel me niet voor, maar breng hem naar de patiënt, waarna ik het pand verlaat om iets te gaan eten. Tegen de afspraak in, is er in huis immers geen eten te vinden. Mijn kerstmaaltijd in het Aziatische restaurant, dat ondanks het feestgeweld in de huiskamers open is, smaakt niet, maar het zal niet aan de Oosterse kookkunst liggen.

Het contrast is zo groot, tussen die taaie vrouw die vannacht is overleden, bij het ochtendkrieken, en het theatrale gedrag van Ibrahim, die het in zijn overspannen redeneringen, blijkbaar nodig vond de aandacht op zichzelf te vestigen, op zo een moment. Ik kom erachter dat ik het niet meer aankan, en dat ik dreig in te storten.

Ik keer terug naar huis, in de hoop dat ik Ibrahim kan duidelijk maken, dat een en ander te ver gaat, en dat we naar oplossingen moeten zoeken. Ik weet niet waar ik de moed vandaan haal. Als ik de deur openstoot zie ik in het appartement tot mijn afgrijzen, Ibrahim met een hooghartige blik, in gesprek met nog wel weer een andere collega huisarts, samen aan de salontafel zitten.

Deze keer is het nog wel een huisarts van onze wachtdienst, dezelfde huisarts die het intussen van me overgenomen heeft. Ik glip onzichtbaar naar binnen. Gelukkig zit de collega met de rug naar me toe de briefjes te schrijven. Ik kan ongezien naar de slaapkamer sluipen. Ik ga even op bed liggen om de situatie te overdenken. Het duurt niet lang tot de derde huisarts het pand verlaat, en Ibrahim de slaapkamer binnenkomt.

Jij vuige schoft

Je was duidelijk dronken.

Je vertoog was alweer onsamenhangend, dreigend, en beledigend. “Ge zult het wel zien. Ik zal mijn mannen sturen. Mijn broer uit Las Vegas komt naar Brussel;” Scheldpartijen, oude koeien uit de gracht. Eindeloze herhaling van onaangename zinsneden. Je bent nog maar eens een keer agressief en onmogelijk, zeurend over geld. Uitzichtloos gejammer en maar blijven klagen, in plaats van iets nuttigs te doen.

Ik blijf rustig, zoveel mogelijk, maar ik kan het toch niet laten te antwoorden: “Schobbejak! Serpent! Denk je dat iedereen het altijd maar gratis doet om jou te plezieren? Heb je er een idee van hoe hard ik heb gewerkt?”

Hij kijkt me glazig aan, met ogen die gaten boren in de lege ruimte, voorzien van bolle blik en holle lenzen, zijn gezicht een onheilspellend lederen masker. Hij voorspelt het wereldeinde. “Je zult wel zien, dat het verkeerd afloopt.” Dan komt hij voor me staan en trekt langzaam zijn hemd open. Zijn borst en buik zijn overdekt met rood ontstoken krabletsels.

De hele voorkant van de romp is geschonden door purperen strepen en korstjes van geronnen bloed, aan weerskanten van zijn ribbenkas. Ibrahim kijkt omhoog in de verte achter en boven mij als een antiek schilderij van Sint-Sebastiaan, schaars verlicht door het schamele peertje van onze slaapkamer. De kat maakt zich klagend uit de voeten.

Kyrie eleison. God erbarm u. Er valt een stilte terwijl zijn blik op mee neerdaalt, met in zijn starre ogen de blik van de waan. Die vreselijke blik die geen werkelijkheid meer ziet. Ik moet hier weg. Let’s get out of here. De meest gehoorde zin in de cinemageschiedenis. Gelukkig heb ik geld op zak, door de erelonen die ik tijdens de wacht heb verdiend, ik kan het wel een dag of twee uitzingen.

“Ik ga weg.”

“Nee, je blijft hier. Je mag niet weggaan.”

Ik wil de deur uit, maar hij pakt me vast en het ontaardt in een korte worsteling. Ik laat me niet meer vermurwen. Dit is niet uit te houden. Je moet het onaanvaardbare niet aanvaarden, want daar wordt niemand beter van. Ik worstel me los. Ik neem de trappen naar beneden en ik spring in de auto. Ik rijd weg.

Hij roept me na uit het raam, dat hij het zo niet bedoeld heeft en dat ik terug moet keren. Ik ga naar een hotel. Ik wil nadenken, rustig zijn. Het hart klopt me nog uren in de keel, terwijl ik kijk naar een aantal idiote kerstprogramma’s op de televisie. Ik kan het niet geloven, dat ik het kerstweekend doorbreng in een goedkoop hotelletje, in mijn eentje, na jarenlange trouwe en belangeloze diensten, en het afscheid van Nicole nog vers achter de kiezen.

Terwijl ik zit te kijken naar maar mijn  hoteltelevisietoestelletje, en meer en meer blijkt dat het nu net kerstmis is, maakt het ongevraagd nog dat kleine beetje extra zielig. Dat kleine beetje dat echt niet nodig was, en waar ik ook zonder had gekund. Gelukkig beletten de idiote kerstprogramma’s op de televisie na een potje huilen, het nadenken niet, en kan ik uitgebreid met mezelf overleggen, wat er me nu te doen staat.

Niets voelend, noch beseffend, niet meer wenend. Bevrijd van een grote druk. Even alleen en op adem komen. De opgestoven gedachtegang naar beneden laten dwarrelen. Ik kan er echt niet meer mee lachen. Ik bedenk me dat er me geen andere keuze overblijft, dan deze gekke mens te beschermen tegen zichzelf, en de wet in werking te stellen, aangaande de bescherming van de persoon van de geesteszieke.

 

Dwangopname

De wet ter bescherming van de krankzinnige persoon stelt uitdrukkelijke voorwaarden die verenigd moeten voorkomen om de betrokkene van zijn vrijheid te beroven.

Het moet in een notendop gaan om een geesteszieke zonder ziekte-inzicht, die een gevaar betekent voor zichzelf of voor anderen, en die weigert zich te laten verzorgen. Het is een heel goede wet, veel beter dan de vorige. Het beeld van de opengekrabde borst rees telkens weer voor me op. Je doet aan automutilatie of zelfverminking, zo houd ik me voor.

Des anderendaags bied ik me aan in de psychiatrische spoedgevallendienst van het woeste stadsziekenhuis, waar Ibrahim een jaar tevoren ook al is binnengebracht, na een episode van ontremd gedrag, zelfmoordneigingen, verwijten en gewelddadige bedreigingen, in een steeds terugkerend verhaal.

Intussen heb ik even naar huis gebeld en meteen bleek dat het nog altijd hetzelfde liedje was: scheldwoorden, schuttingtaal, vernederingen. Het is nog geen middag en al zo zat als een patat. Hij is alleen maar nuchter als hij zich overslapen heeft. Ik gooi de hoorn op de haak, want onderhandelen heeft geen zin meer.

In de spoedgevallendienst maak ik me kenbaar als huisarts, in de hoop binnen een redelijke termijn ontvangen te worden door de psychiater van dienst. Dit lukt me ook en ik zet het geval uiteen. De psychiater geeft aan dat ik beter maar zelf naar de magistraat kan bellen, om een dringende procedure in werking te stellen, met het doel jou gedwongen te laten opnemen.

Ik mag van de telefoon gebruik maken. Ik haal diep adem. Ik krijg het gevoel dat ik je aan de galg praat, maar ik kan niet anders. Je vertoont een onmogelijk gedrag, en het wordt erger. De grens van het toelaatbare is overschreden voor ons allemaal.

Met pijn in het hart, gezien onze jarenlange huwelijksverhouding, moet ik overgaan tot het aanklagen van een psychiatrisch probleem met kwalijke gevolgen, die crimineel van aard zouden zijn, als ze niet het gevolg waren van een ziekte.

“Ik leef al zestien jaar met deze persoon samen. Van rechtswege ben ik dan ook onbevoegd, om in dit geval als arts te oordelen, ten einde een procedure tot in observatie-stelling in te leiden. Als mens en als partner moet ik echter reageren, als de situatie, ondanks alle goede wil van onzentwege, onhoudbaar wordt en ontaardt in kwetsend en beledigend gedrag.”

Verschillende keren hebben we de hulp van de politie moeten inroepen bij uit de hand gelopen conflicten. Ja, beste Ibrahim, de lijst is lang. Een keer heb je mij een vinger gebroken. Je bent van een hoogte van zeven meter naar beneden gesprongen in 1996, en door meervoudige orthopedische operaties redelijk hersteld. Nu ontspoort het in zelfverminking.

Ofwel dien ik klacht in tegen je wegens zwendel en verduistering, en dan moet je terecht staan als een vrij mens die kwaad gedaan heeft. Ofwel word je erkend voor wat je werkelijk bent: een geestelijk zieke die niet meer verantwoordelijk handelt, en die met een gepaste behandeling in een psychiatrisch ziekenhuis weer beter kan worden.

Aangezien jij alle zorg weigert, aangezien er gevaar is, en aangezien de situatie dringend is, daar zij uit de hand dreigt te lopen, behage het de magistraat de mening van een psychiater, in een van de grote ziekenhuizen, in te winnen.

Verbale agressie, uitbundig en gemeen. Pesterijen. Leugens en bedrog. Obscene taal. Klein van gestalte en laf van gemoed, ben je niet in staat tot meer. Je maakt gebruik van je stentorstem, die alles heeft van een muezzin behalve de minaret, en met dit overdonderende klankorgaan put je uit een onuitputtelijke vulgaire woordenschat.

Je loopt over van beledigingen, geringschatting, en kwetsende opmerkingen. Spijt en naijver en nijd. Je veroorzaakt ’s nachts en overdag geluidsoverlast in het flatgebouw waar we samen wonen. Er komen klachten van buren. Je drukt mijn geld achterover, door zwendel, misbruik van vertrouwen, diefstal van poststukken, financieel wanbeheer.

Steeds weer losse afspraken, door geen enkel document gestaafd, die nooit werden nagekomen. Dag en nacht gezeur en gepraat, en nergens respect voor. Een oeverloos en ongestuurd vertoog waar jij altijd het midden van alles was. Om het nog niet te hebben over grove gebaren en vuile taal in privé en publiek, chantage en pesterijen, sabotage en laster.

Je bent in het verleden tijdens dergelijke crisissen gevaarlijk gebleken en je wordt het steeds opnieuw. Je weigert verzorging te zoeken of te aanvaarden. Je liegt iedereen wat voor, en je verziekt de verhoudingen van de hele familie.

Je deinst er niet voor terug, een collega met valse beschuldigingen te bedreigen, die nergens op berusten. Toen ik dit vernam, wist ik dat het je nooit zal kunnen vergeven. Al is er veel vergiffenis mogelijk in de hand van de Heer.

Ik ben nu tenminste verlost van je eindeloze telefonades, lange gesprekken op onmogelijke uren, naar verschillende leden van de familie, in binnen- en buitenland, of naar vreemde mensen.

Geld en muziek

Mijn trombose heeft de kaarten herschud.

Ik koester geen wrok meer. Alleen maar de ferme wil transparantie te scheppen en de geredde inboedel te beschrijven. Licht te laten schijnen in een duisternis van gemis. Nu ik verhuisd ben met medeneming van wat spullen, kan ik voor wellicht de vierde keer in mijn leven van nul af aan herbeginnen.

Ik weet niet of ik het nog kan opbrengen, gezien het aanvankelijke geldgebrek, maar als ik naar zwarte zangeressen luister, dan denk ik dat er weinig anders opzit, dan het maar weer te proberen. Ik kan toch niet zonder muziek ontdek ik nu. Daar is de televisie niet voldoende controleerbaar voor, qua sfeerschepping.

Het gaat er immers om dat je je eigen interieur kunt beheersen. Zo kun je dank zij de muziek in zekere mate je gevoelsdrift bijsturen, om des te beter de diepere gemoederen uit hun hersenspelonken op te roepen, en na te denken over de ontstane situatie. Het is goed voor de ontwikkeling van het inwendige leven.

Maar er is ook het probleem van de realiteit. Ik ben blut. Ik ben veel te lang onkundig gebleven van mijn desastreuze financiële toestand. Nu we weer boekhouden, is het meeste wel onder controle, hoewel ik mijn hart vasthoud, dat er maandag niet weer een brandbrief in de bus ligt, met een droge tekst: “betalen, of….”

Ik heb geen enkele andere keuze dan de tekorten aan te zuiveren, wil ik blijven functioneren in deze maatschappij. Ik zal er enkele jaren hard voor moeten werken, met ontzegging van een aantal dingen die ik anders ook wel leuk had gevonden, zoals vakantie.

Dat de Cd’s nog altijd in de verkeerde doosjes zitten, spreekt boekdelen. Ik moet het nog een keer uitpuzzelen. Ik heb jaren moeten leven met Cd’s in verkeerde hoesjes, onder het schrikbewind van Ibrahim. Het is een dagelijks offer dat je dient te brengen, tot op een dag de hele verzameling ineens tijdens een verhuis is verdwenen. Het is vergeten en vergeven, lang geleden.

Dan denk je dat het stof eindelijk is gaan liggen, en dan doe je weer een bewaard doosje open uit de vreemde inboedel van die jaren. Zit er een liedje in dat er niet in had moeten zitten, een melodietje dat slecht is geklasseerd, en dat brengt wrange herinneringen terug. Als ik er nu zo naar terug luister, voel ik me daar wee bij.

De chronische chaos, de wanorde van de ontijdigheid, die me blijft achtervolgen. Maar ik wil het graag vergeten. Voor honderd euro heb ik me een cd-speler cadeau gedaan. Een gettoblaster met een foute glans van faux staal. Hij staat daar nu te spinnen en te draaien en zwarte muziek te brengen.

Dat ik nu de deuntjes kan kiezen, maakt dat ik weer aan het schrijven ben geslagen, nu ik mijn omgeving weer beheers. Om me helemaal van de bewoonde wereld af te sluiten, luister ik, na een festival van zwarte stemmen, steeds weer naar het uiterst blanke Weihnachtsoratorium van Johann Sebastian Bach.

Het is een dierbare vondst, want wat heb ik van deze muziek gehouden. “Jauchzet, frohlocket.” Juicht en viert! Wees opgetogen. Jong en vreugdevol in de openingskoraal, ontvouwt zich hier een statige en rustgevende, maar opwekkende muziek, die vertelt van de geboorte van de Heiland, en wat voor geweldigs dit allemaal zal brengen voor de menselijke beschaving.

Er is een kind geboren. Hallelujah! Een contratenor en een knapenkoor zingen medeplichtige rollen in een van mijn lievelingsstukjes. Al die rare stemmetjes die ik ooit verzamelde. Knaapjes en contratenoren. En zwarte zangeressen. Het is van het mooiste van de christelijke cultuurgeschiedenis. Het is of een afgesloten luik weer opengaat, nu ik er weer ongestoord kan van genieten.

Ik ontkruis de armen en zoek troost in de eeuwige kunst, die mijn eenzaamheid haar ballast geeft. Vergeet de samenleving en ook de vereniging. Vergeet het hele idee van een levenspartner of een zusterziel. In geval van nood gebruik de wistoets. Ook zonder vereniging, kunnen de zuivering en de verlichting hun meerwaarde vinden.

Dat heeft de badkamermethode afdoende aan het licht gebracht. Niet het doel, maar de weg, moeten we hier voor ogen houden. De dichters hebben daar schone pagina’s aan gewijd.

“Ik schenk nieuwe kelken en er gaat een nieuw reukoffer in rook op.”

Kan ik het wel?

Het verlangen ontstaat uit het gemis, zo stel ik ten overvloede vast.

Pas toen ik daar verlamd neerlag, wilde ik niet langer dat mijn leven voorbij zou zijn. Voor eens en voor altijd heb ik daar het gevoel gekregen, dat het echt nog niet voorbij mag zijn. Het feit dat ik Prinsje mis, vormt het bewijs van de liefde en de vuurdoop van mijn vernieuwde bestaan.

De vanzelfsprekendheid dat het leven zomaar blijft duren is weg. Ik heb voortaan niet meer het gevoel, dat er nooit een einde aan komt, en dat alles wel geregeld is. Daarom is elk moment mij nu zo dierbaar, steeds op de uitkijk naar intense momenten van ontmoeting, tussendoor drijvend als een eiland van inzicht en besef, op een oersoep van aandriften en angsten, tijdens de dagelijkse mijmering.

Ook dit moment zal voorbijgaan, om plaats te maken voor een ander. Het is nooit afgelopen, en er komt steeds weer een vervolg. Wat is er aan te doen? Wat kun je veranderen? Hoeveel controle heb je op je leven? Stel je wel de juiste vragen?

Laten we een laatste poging wagen, om de waarheid in de letteren te zoeken, voorlopig met geen andere bedoeling dan te kunnen zeggen, dat ik uit de verlamming ben opgestaan om dit te kunnen typen, met twee handen die het doen.

Al staat een vinger een beetje krom, de vinger die Ibrahim in mijn hand heeft gebroken en die onherstelbaar beschadigd is. Maar ik zei al dat ik geen wrok meer koester. Heer, verlos mij van mijn overbodige angsten.

Wat kun je besluiten? Ik werk me uit de naad. Het is niet gezond meer. Er is de goed beklante huisartsenpraktijk overdag, de controle- en keuringsgeneeskunde ertussen door. Vergaderingen over de zorg. Altijd net op tijd en altijd een beetje rennen.

 

Het reinigingsbesluit

Beste Ibrahim

Vraag me niet hoe ik het zestien jaar met jou volgehouden heb.

Hoe en waarom ik jou tegen heug en meug, heb verdedigd, tegen beter weten in? Toegegeven, jij hebt op jouw  manier ook vele jaren voor mij gezorgd: mij gevoed en gekleed, en me begeleid op mijn weg doorheen het zorgveld.

Dat jij steeds gekker werd en op het laatst onleefbaar, deed lange tijd niets af aan het feit dat we aan elkaar geklonken waren, op basis van een band die uit liefde bestond. De ware echtelijke liefde maalt op seksuele gronden. Onze verhouding was een heidens huwelijk, op basis van wederzijdse begeerte, uit eigen vrije keuze van beide betrokkenen, zonder de openbaarheid te vrezen, noch op te zoeken.

Het was een zichtbare, feitelijke relatie tussen twee mannen. We namen geen enkele moeite om ons voor anderen te verbergen, maar we zetten het ook niet in de verf. “Don’t tell, don’t ask” zoals in het Amerikaanse leger. Er niet over zeuren. In beschaafde kringen is te Brussel niemand meer te vinden die moeite heeft, met twee mannen die samenwonen. Het is de gewoonste zaak van de wereld geworden.

We konden toen nog niet trouwen. Gelukkig maar, moet ik nu zeggen, dat we nooit getrouwd zijn. Voor deze fatale vergissing heeft een gunstige macht me behoed. Tien jaren geleden zou ik het nog hebben gedaan, als het toen had gekund. Heel wat mensen zijn van nature trouw, en geschapen om in een huwelijksband te functioneren.

De aandacht voor anderen verflauwt, als je het gevoel hebt de ware te hebben gevonden. Het is een mechanisme dat klaarzit, en dat maakt dat het huwelijk voor een aantal onder ons de beste manier is om de duivels van de seksualiteit te bezweren.

Daarmee wil ik niet zeggen dat de seksualiteit des duivels is, maar wel dat het rondlopen in een wereld vol van verlokkingen tot allerlei angsten, opwinding en onzekerheid leidt, die voor een stuk beheersbaar worden door de banden van het huwelijk.

Een goede relatie biedt aan beide partners de gelegenheid zich te ontplooien. Mijn beste Ibrahim. Ik meen dat ik jou altijd alle kansen heb gegeven, dat ik je heb gestimuleerd en beschermd, verdedigd en veel dingen bijgeleerd. Omgekeerd heb je me beknot in mijn ontwikkeling door mijn geld te stelen en door leugens te vertellen. Je hebt me gefopt en bedot.

Dat is ook wat ik je verwijt, al deed jij het door toedoen van een verschrikkelijke zielsziekte. Ik denk nog wel eens aan je en hoe het met je zou zijn. Ik wens je niet terug te zien, maar ik zal je ook niet gaan opzoeken om je verwijten te maken, laat staan om mijn geld terug te eisen. Ik kan het maar beter vergeten.

Het is allemaal op zo een manier gebeurd, dat ik meer iets heb van: laat maar zitten, zolang we ten minste met elkaar niet meer hoeven om te gaan. De laatste keer dat ik je zag, in de straat met oudejaar, ben ik je straal voorbijgelopen, maar ik kon een opwelling van allerlei tegenstrijdige emoties niet bedwingen.

Daar kan ik nog boos om worden, dat je nog altijd de macht hebt mijn bloed aan het kookpunt te brengen, alleen door je valse kop op steken. Daar wentelt en krioelt alles door elkaar: woede, angst, verdriet, wrok. Het heeft absoluut geen zin dat allemaal te gaan uitspitten en het beste is gewoon dat je elkaar niet meer ziet, en dat ik zelf klaarkom met mijn eigen zelfontplooiing.

Ziedaar het resultaat van zestien jaar huwelijk. Al moeten we het gevoel van ons afzetten, dat er een mislukking is geweest, of iets dat voorkomen had moeten worden. We hebben allebei wellicht het beste van onszelf gegeven, alleen was jouw beste niet goed genoeg.

De ziel is als een scheepje dat de speelbal wordt van een storm, die plotseling losbarst, en die niemand kan beheersen of voorspellen. We zijn overgeleverd aan een onweer van emoties die anderen in ons los maken. Als het goed fout gaat is het te meestal te vroeg of te laat om lessen te trekken. Nadien likt iedereen de wonden.

Het heeft geen enkele zin de schuldvraag te stellen, al rijst zij automatisch bij iedere schipbreuk. Het is ons ingeboren naar schuldigen te zoeken, als er iets onprettigs gebeurt. In plaats van naar de schuld, is het veel beter naar de oplossing te zoeken, en die is te zoeken in het goede gebruik van de wistoets.

Wat mij betreft ligt de bevrijding van de verwardheid in het wegpoetsen van de waanstelsels, en het zoeken naar de ware werkelijkheid en de werkelijke waarheid. Jij kunt dat niet meer, mijn onthutste Ibrahim, jij bent het spoor bijster, maar ik laat mezelf wel uit. Afscheid nemen van de psychose! Weg ermee.

Laat de ontspoorde zingeving van de krankzinnige varen. Kom los uit het redeloze vertoog van de losgeslagen gek. Ik heb veel te lang geprobeerd het te begrijpen, het te doorvorsen, het te gedogen en het te vergeven. Ik ben te lang medeplichtig geweest.

Jij wilde macht uitoefenen. Jij had een onstilbare dorst naar macht, bezit en geld. Jammer genoeg was je kapotte geest nauwelijks aangeraakt door de beschaving. Enkele frasen uit de Koran niet te na gesproken, die jij uit het hoofd hebt geleerd, maar nooit in de praktijk gebracht.

Slechts een ding telde: geld bij elkaar schrapen. Mij kaal plukken, en de buit uit ons land naar onnaspeurbare rekeningen versassen.

Ik vermeed botsingen, die ik toch niet kon winnen, van een zielsgestoorde tegenstander, die nergens voor terugdeinsde. Het heeft op die manier een paar jaren te lang geduurd. Deze schertsvertoning met in de hoofdrol een sinistere onheilsprofeet die wartaal uitsloeg zonder ophouden.

Hoe moet je omgaan met iemand die zo de kluts kwijt is? Ik weet het nog steeds niet, na zestien jaar proberen. Moet ik het vergeven of vergeten?

De wistoets

De vergiffenis en de vergetelheid: het zijn twee verschillende begrippen, die we niet mogen verwarren.

Beiden zijn nodig om te kunnen omspringen met de rampen die de tijd in ons aanricht. De dagelijkse afwas is nodig voor de keuken, en de gewoonten van elke dag zijn onmisbaar voor de geestelijke netheid. Het vertrouwde, het alledaagse en traditionele leidt tot het inzicht volgens Blaise Pascal, die aan paniekaanvallen leed.

De zorg berust op de kunst te overleven, en die kan je leren in de dikke boeken. Elke ochtend gaat de papa weer aan het werk, sereen en gerustgesteld, of opgewonden en soms fel zwetend, al naargelang de dag. Dat kan de papa alleen opbrengen dankzij veel meditatie en wilskracht, en loslaten van dingen.

Op grond van het lezen van dode meesters is het mediteren de putbron en de springwel van de geestelijke ontplooiing. De dagelijkse mijmering wist uit en vlakt open, en zij stelt gerust, door het contact met het rijke weefsel van ons innerlijk. Daar mag ik me graag aan overgeven.

Het is een vorm, ik zou niet zeggen van geestelijke luiheid, maar van economie, om krachten te besparen, om ’s avonds en in het weekend niet te kort te komen.

Er zijn immers ook de momenten dat de papa jongens in bad stopt, of erover schrijft, wat bijna evenveel energie kost, en nagenoeg zo aangenaam is. Dat moet allemaal overdacht worden, en het verschaft ons genoegen, met momenten van rust om afstand van de wereld te nemen, en me goed te voelen.

Ik probeer het verleden te vergeten, al steekt het vaak genoeg de kop op, maar het slijt. Vergeten is mogelijk door de dagelijkse gewoonte en het voeden van de ziel met nieuw geestelijk voedsel. In de slijtageslag van het dagelijkse leven stelt de mijmering ons in staat, voor herstel te zorgen, en vergiffenis te schenken.

De gave van de vergetelheid is de wistoets van het geheugen. Hoeveel zou u tot stand brengen zonder de wistoets op uw klavier? De wistoets, mijn Welbeminde Lezer, is het meest levenskrachtige onderdeel van Uw Toetsenbord.

Het is heel goed, dat u alles wat door de wistoets is gewist, niet kunt lezen, net zoals u liever niet de maaltijd van gisteren op het bord van vandaag ziet voortduren, laat staan in de mondhoeken van je geliefde.

Er is door een onzichtbare hand doelgericht gesnoeid in de vertwijging van de schepping, en van de beschaving, en dat maakt de boom zichtbaar, zonder het oerwoud van uitwassen dat er anders had gestaan, zonder overgroei noch woeker van parasitaire klimplanten. De betekenis is de vrucht van het wissen.

De waanzin is het gevolg van een afwezige of slecht functionerende wistoets. Het zijn mensen met een keuken die nooit opgeruimd is, of die juist teveel orde houden in een te kleine ruimte, die ten prooi vallen aan de zinsverbijstering. Ik denk aan een psychotische mevrouw die naar een pil vroeg “om te vergeten.”

Als ze zo een pil kon krijgen, dan zou ze genezen van haar schuldwaan. Dat wist ze zeker. Dat vroeg ze haar geneesheer omdat ze dat zelf niet kon: vergeten. Dat moest de dokter voor haar doen door een voorschrift van vergiffenis en vergetelheid uit te schrijven. De reiniging van het verleden is een reuzentaak die nooit volbracht is.

Let nu goed op want ik zeg dit maar een keer:

“Het staal van de waanzin wordt geslagen, op het aambeeld van het geheugen, onder de hamer van een meedogenloos lotoordeel, verhit door het vuur van de schuld, aangeblazen door de blaasbalg van angst en schaamte, en verbrande zuurstof uit het verleden. Als je die helse smidse niet meer kunt uitschakelen, dan ben je goed gek.”

Diep ademhalen. Het is door de kunst van het vergeten, dat we er soms in slagen, tijdens de overweging, een bijzondere flard aan de vergetelheid te ontrukken. Af en toe komt er een geboetseerd moment naar voren, uit de nevelen van de teloorgaande geschiedenis.

Er valt een nieuw licht op een detail, de inslag van een ogenblik, nauwkeurig geciseleerd uit het ertsgesteente van de tijd, uitgeslepen tot filigraanwerk, vertakt als koraal. Een stuk of wat herinneringen, als fijn getekende kristallen die smelten bij contact met de warme huid van je hand. Als een in het zand verbrokkelende foto.

Fotografie

Tijdens het ordenen van de harde schijf, na een virusaanval, zijn foto’s aan het licht gekomen.

Er is niets vergankelijker. Ze zijn genomen op een reisje dat ik in Frankrijk heb gedaan. Op de heenweg ben ik eerst in Redu aangelopen, het boekendorp in Belgisch Luxemburg, waar ik mezelf een onverantwoord aantal tweedehands boeken heb cadeau gedaan, met onder meer een boek voor op het nachtkastje voor de komende tijden: de "Caractères" van Jean de la Bruyère (17de eeuw.)

In Ars, boven Lyon, groet ik het heilig pastoortje Jean-Marie Vianney (19de eeuw). Een zielsgestoorde die overliep van zorgliefde, knal, knetter en knots, maar met een goed hart, die hoe dan ook heilig is verklaard vanwege zijn bezieling en begeestering die hij aan grote aantallen mensen wist mee te delen.

Het heilig pastoorke had hallucinaties en eetstoornissen, maar dat was niet moeilijk in die ondervoede tijd, net boven Lyon. Hij doet ook in mirakels, niet dat ik daar nog zo veel in geloof. In Nice heb ik vooral veel gelezen. Roland Dorgelès, een bloedstollend fresco van de Groote Oorlog van 1914-18. De waanzin van de vorige eeuw, waar oorlog en geneeskunde industrieën zijn geworden.

Geneeskunde en oorlog: toegepaste wetenschappen, in een schandebed van overspelige zinsvervoering, die de mensheid bedacht hebben met een paar van de schoonste orthopedische uitvindingen, zoals mergnagel, botschroef en roestvrije dijbeenkop.

De naaimachines in Oradour-sur-Glane. Christus op de rug gezien. Ik heb de vakantie dit jaar geannuleerd, en ik verkies enkele dagen rustig door te brengen, achter gesloten deuren en met dichtgetrokken gordijnen. Dan keer ik graag nog eens een keer terug naar de zeventiende eeuw.

Wij zijn alleen, verschrikkelijk alleen, op onze pelgrimstocht. Af en toe is er een ogenblik lang iemand om een tocht in de koets mee te maken, zoals Pater Surin en de jongen in de koets deden tot Pontoise.

Naar volgende hoofdstuk

27. aug, 2014

Verzuchting

Snelle link naar volgende hoofdstuk