Tekening van Pieter Breugel de Oude. De optocht naar Sint-Jan in Molenbeek.

Dans of ziekte?

Wat Vitus als geneesheilige zo boeiend maakt, is het snijpunt tussen de dans en de waanzin, en dat op een midzomernachtmuziek.

Over sint-vitusdans is al veel onzin geschreven, dus wilde ik het graag precies weten. Ik doe hier verslag van mijn bevindingen, vanuit een neutraal, zij het kritisch standpunt.

Doorheen de tijd

Over het personage dat zijn naam aan de sint-vitusdans heeft gegeven bestaat niet veel geschiedkundige zekerheid. Zijn leven is grotendeels legendarisch zoals we het kennen uit de Legenda Aurea.

Vitus was de zoon van een heidense senator in Sicilië, in de derde eeuw van de Christelijke tijdrekening. Zijn ouders gaven de zuigeling in handen van een min, Crescentia, die hem samen met haar man Modestus opvoedde, en in het christelijk geloof inwijdde.

Toen zijn vader daar rijkelijk laat achter kwam, liet hij niets onverlet om zijn adolescent op andere gedachten te brengen, onder meer door dans en muziek aan te bieden, alsmede de verlokkingen van het vlees. Seks en drugs en rock-’n-roll avant la lettre. Toen dat onverhoopt niet werkte, en Vitus onwankelbaar in het geloof bleef staan, schuwde deze verontruste Romeinse vader het gebruik van geweld en foltering niet, om uiteindelijk zijn zoon zelfs naar het leven te staan.

Vitus bleef halsstarrig in zijn geloof volharden en nam onder de hoede van Crescentia en Modestus de benen.

Waanzin

Ze belandden in Lucania, een barre streek in het zuiden van Italië, waar een adelaar hen brood bracht en hen van de hongerdood redde, tot Vitus allerlei wonderbaarlijke genezingen verrichtte en een succesvolle geneespraktijk uitbouwde met oog voor zenuwziekten.

Dit kwam keizer Diocletianus ter ore, wiens zoon door een boze geest bezeten, of met andere woorden krankzinnig was. Vitus werd gesommeerd naar Rome te komen, om te kijken of er niet een wonder kon gebeuren. Blijkbaar had hij talent als zielenknijper want hij slaagde in zijn opdracht en genas de gekke prins.

Hij weigerde daarentegen categorisch, toen hij voor de keuze werd gesteld, roem en rijkdom te oogsten, op voorwaarde dat hij het christelijk geloof afzwoer en de heidense goden offers bracht. Gezien zijn hardnekkige verzet werd hij voor de leeuwen geworpen om in de arena verslonden te worden.

De leeuwen hadden er geen zin in die dag. Ze gingen aan zijn voeten liggen, likten zijn tenen en deden hem geen spatje kwaad. De toeschouwers eisten wellicht hun geld terug bij zulk een lauw vertoon.

Gefruit

Daarom werd naar meer een meer praktische methode gegrepen, die niet de medewerking van eigenzinnige dieren vereiste. Zo werd Vitus samen met Modestus en Crescentia in ziedende olie gefrituurd, om zo een pijnlijk einde aan hun leven te stellen.

Volgens de legende wierp een Romein tot spot een haan in de frituurolie bij de verhitte heiligen. Daarom verkeert Sint-Vitus op afbeeldingen vaak in het gezelschap van een mannetjeskip.

De ziedende heiligen werden uit hun benarde situatie gered, door toegesnelde engelen die hen uit de kookketel haalden en terug naar Lucania terugbrachten, waar onze gekwelde martelaren de geest gaven. Adelaars bewaakten hun lichamen tot de weduwe Florentia hen vond en christelijk begroef.

Tot het einde van zijn doodsmarteling bleef Vitus het christelijke geloof trouw en hij werd ipso facto een heilige, dusdanig erkend door zowel de rooms-katholieke Kerk en de orthodoxe Kerk. Hij had in de middeleeuwen internationaal succes als een van de veertien heilige helpers.

Rijn en Rijm

Met de Noodhelpers wordt binnen de katholieke Kerk een groep van veertien heiligen bedoeld, die behalve individueel ook als groep worden vereerd en aangeroepen. Zij zijn vooral van dienst bij allerhande ziektes en aandoeningen.

Als groep komen we de Nothelfer luidens de Duitse wikipedia voor het eerst in de 14e eeuw in het Rijnland tegen. Centraal in de groep staan drie vrouwelijke martelaressen, over wie in Duitsland het volgende rijmpje bestaat: “Sankt Margaretha mit dem Wurm, Sankt Barbara mit dem Turm, Sankt Katharina mit dem Radl, das sind die heiligen drei Madl.”

Of in het Nederlands: Sint-Margaretha met de draak, Sint-Barbara met de toren, Sint-Catharina met het wiel, dat zijn de drie heilige maagden.

Min of meer alfabetisch gerangschikt gaat het in Duitsland om de volgende veertien heiligen. Ik denk wel dat er regionale verschillen zijn, dus er kunnen andere lijstjes voorkomen. Sint-Sebastiaan bijvoorbeeld komt niet in dit lijstje voor, terwijl ik dacht dat hij er op zou staan.

Nagenoeg alfabetisch

Over de eerste zes kunnen we kort zijn, en alleen hun specialisatiegebied aanduiden: Achatius: hoofdpijn, Barbara: koorts, Blasius: keelpijn. Catharina: huidziekten. Christoffel: pest.

Er zijn een paar eigenaardigheden in het Duitse lijstje. Enigszins merkwaardig is Cyriacus, die aanroepen werd voor bekoringen op het sterfbed. Een rare keuze tussen al die orgaanziekten. Dionysius moet dan weer met de reeds genoemde Achatius, de weliswaar onafzienbare markt van de hoofdpijn delen. Het gaat om onthoofde martelaren, vandaar.

Erasmus van Formiae is om een gelijkaardige reden goed voor maag- en darmklachten, omdat bij zijn marteling zijn darmen uit zijn lijf werden getrokken. Hij staat ook bekend als Sint Elmo. Zodoende is hij de naamgever van het sint-elmsvuur, waar ik het nog eens moet over hebben.

Eustachius komt tussen in familiale meningsverschillen. Dan is er nog Joris altijd goed bij ziekten van huisdieren. Egidius beschermt tegen allerlei allerlei plagen. Margaretha is er voor vrouwenziekten en tijdens de zwangerschap, en Pantaleon is de patroonheilige van de artsen, wat ook geen ziekte is.

Sankt Veit

Het is dus een bont allegaartje, die veertien heiligen.

Hart- en vaatziekten komt merkwaardigerwijs niet in het rijtje voor. Misschien weerspiegelt dat de interessegebieden van de middeleeuwse mens, die gemiddeld niet zo oud werd als wij, zodat hart- en vaatziekten niet de tijd kregen om toe te slaan.

Een uitputtende opsomming is het toch al niet. Zr waren in die tijden nog veel meer geneesheiligen actief dan alleen deze veertien, en van cholesterol hadden ze geen weet.

Vitus is alfabetisch de laatste van de reeks.  Zijn hulp wordt voornamelijk ingeroepen  bij gevallen van epilepsie en zenuwziekten. En sint-vitusdans natuurlijk. Maar wat is dat nu eigenlijk? ‘Veitstanz’ zo klinkt dat in het Duits. Het is een term die ook in het Frans voorkomt,  als ‘la danse de Saint-Guy,’ en in het Engels als saint vitus dance.

Om maar te zeggen dat het een Europees verschijnsel is dat diep in de tijd teruggaat. Je kunt daar op verschillende manieren naar kijken, maar het heeft onder meer met de lange dagen in de zomer te maken, aangezien de viering van Sint Vitus op 15 juni valt.

Hoogzomer

De datum is niet zonder betekenis. In de Middeleeuwen werd dit als het begin van de midzomer gezien. „Nach St. Veit wendet sich die Zeit.“ Veel hoger moest de zon niet komen. Wat gebeurde daar in die late avonden en korte nachten?

We zien hier en daar een tip van de sluier opgelicht in de literatuur die erover bestaat, maar er ontgaat ons ook veel.  Geschiedschrijving is dansen op het slappe koord, om nog maar eens een toespeling op de dans te maken. In de verschillende betekenissen van het woord.

Het feest van Sint-Vitus valt op 15 juni, een week voor de zomerzonnewende, en tien dagen voor Sint-Jan, op 24 juni. Je zou kunnen zeggen dat Sint-Vitus de midzomerfeestperiode inluidt, daar waar Sint Jan besluit.

Tussen die twee heiligen is de grens niet altijd scherp getrokken. Dansoptochten ter gelegenheid van hetzij Sint-Vitus hetzij Sint-Jan zie je in vele steden van toen voorbijkomen, zeker in Duitsland. Welk van beide heiligen de overhand heeft, dat kan regionaal verschillende zijn.

Witte nachten

Reeds in de zevende eeuw waarschuwde de strijdbare bisschop Sint-Eligius de inwoners van Vlaanderen, die nog maar pas tot het Christelijke geloof waren bekeerd, voor de uitspattingen van het heidense zomerzonnewendefeest. De parochianen mochten niet deelnemen aan deze feestelijkheden, die blijkbaar berucht waren wegens losbandigheden en wilde zeden.

Daar kunnen we uit op maken dat ter gelegenheid van die magische dagen die zo lang duren in het midden van de zomer, en de nachten die zo kort zijn, ook toen al spontaan allerlei feestgedruis  plaatsgreep, wat met kortswijl en gekte gepaard ging.

Hoe meer je naar het Noorden gaat, hoe groter het verschil in tijdsduur tussen de dag en de nacht oploopt, en hoe meer midzomernacht de bevolking tot feesten aanzet. In Scandinavische landen is de langste dag het belangrijkste feest van het jaar.

Het is een dag in het jaar dat mensen al graag eens malligheden doen. Dat is altijd zo al geweest, met achterklap en laster tot gevolg want de goegemeente vond die uitspattingen maar vreemd.

Kerstening

De kerkelijke overheid maakte zich zorgen voor de zedeloze verwildering waar het volk zich maar al te graag aan overgaf, en probeerde er iets aan te doen, onder meer door het feest te verchristelijken, en ter gelegenheid van de naamdag van Sint-Jan de doper op 24 juni een zedige viering in te stellen.

Sint-Jan valt net zes maanden voor kerstmis, wat de naamdag van Jezus Christus is. Voor de middeleeuwers was dat een symbolische datum. Het hele jaar was op religieuze data ingesteld. Wie de tijdsklok in handen heeft, zet de toon in de samenleving. Heel Europa is in de middeleeuwen gekerstend en volgde de Roomse kalender, tenzij in het Oosten waar de Griekse kalender heerst.

De middeleeuwers geloofden dat planten geplukt in de midzomernacht bijzondere krachten hebben. Er deden allerlei magische praktijken de ronde, en dat leeft vandaag trouwens ook nog. We kunnen daar mee lachen, maar veel beter zijn we niet.

Er is nog altijd veel bijgeloof en we moeten niet teveel neerkijken op het gedrag van onze voorouders.

Spanningsveld

In uiteenlopende streken van ons werelddeel is er een spanningsveld tussen de tomeloze midzomerpret onder het volk, en de liturgische inkleding van een kerk die probeert mogelijk grensoverschrijdend gedrag onder controle te houden.

Tegenover de heidense gebruiken probeerde de kerk daar een model tegenover te stellen dat wortelt in de openbaring en dat er in wezen toch op gericht is een rechtvaardige maatschappij op te bouwen, met bijmenging van een aantal morele vooroordelen.

Of de kerk in haar opzet slaagde, is een ander verhaal. Iedereen mag daar zijn mening over hebben, maar we moeten ons er voor hoeden het verleden met de ogen van het heden te aanschouwen. Anders kunnen we niet begrijpen wat vroeger is gebeurd. De kans is groot dat we dan ook vandaag niet snappen.

Hoe dan ook is dat onze gemeenschappelijke geschiedenis, of je nu enig geloof aanhangt, of juist niet. Als getuige van dit proces zijn er de heiligen die hun naam aan iets gegeven hebben, zoals Vitus aan een dans en Jan aan een ziekte, waar we het nog over hebben.

Sint-Jansvuur

Jan heeft zijn naam ook aan iets anders gegeven. Ter afsluiting van de zomerzonnewendeperiode worden  ook nu nog hier en daar sint-jansvuren ontstoken. Dat zijn vreugdevuren waarbij brandstapels in de fik worden gezet om afscheid te nemen van het hoogtepunt van het jaar in termen van zonlicht.

In vele steden en gemeenten is er een Sint-Jansberg, waarvan de naam verwijst naar de plaats waar vroeger dergelijke verbrandingen plaats vonden. Dat gebeurde het liefst ’s nachts voor het visuele effect.

Vuur aansteken doe je bij het einde van een feest, als afscheid. Dat doen mensen overal in Europa al eeuwenlang lang, wanneer de astronomische zomer op zijn hoogtepunt is. In katholieke landen is dat met Sint-Jan, elders wellicht op 21 juni. Maakt niet uit.

Het ontsteken van een vreugdevuur om het einde van een feestperiode aan te duiden zien we ook bij Carnaval, met name in Aalst, hier vlakbij, maar ook bij allerlei andere volksfeesten. Nachtelijke vreugdevuren vormen een baken in de ruimte en in de tijd en gaven aanleiding tot emotionele uitbarstingen.

Najaar

Een vuur aansteken betekent het einde van de pret. Er wordt iets verstookt, dat voortaan weg is. De brand heeft te maken met warmte en licht, maar ook met loutering. Het vuur heeft een zuiverende functie. Het is een brandoffer in de ware zin des woords.

Magische gebruiken bieden een emotioneel houvast en een toverachtige bescherming in een wereld, waarin de krachten van het licht constant met de machten van de duisternis de strijd aanbinden. Dat was wel zo een beetje het wereldbeeld toen.

 De nacht delft het onderspit, maar dat zal niet lang duren want vanaf nu begint de sluipende overval op het daglicht, dat over zes maanden het dieptepunt zal bereiken. Op 21 december heb je de winterzonnewende en op 25 december kerstmis, wat de wedergeboorte van het licht betekent.

Het lijkt er sterk op dat de kerkelijke overheden een aanvaardbaar alternatief voor de heidense midzomerfeesten wilden aanbieden. Sint-Vitus zou daar lang na zijn dood nog een belangrijke rol in spelen.

Relikwieën

Anno domini 756 kwamen de relikwieën van onze rusteloze heilige Vitus in de basiliek van Saint-Denis bij Parijs terecht, en AD 836 gaan ze naar Duitsland, als stichtingsgeschenk van de moederabdij de oprichting van het eerste benedictijnenklooster in Saksen, die  in 822 heeft plaatsgevonden.

Zo is de prinselijke rijks-abdij Corvey aan de Weser ontstaan, waarvan Sint-Vitus tot op heden de patroonheilige is. Deze abdij zond missionarissen uit naar het noorden en het oosten, die de vitusverering daar verder verspreidden, waarbij zijn lichamelijk overschot steeds meer werd versnipperd naarmate er nieuwe stichtingen kwamen.

In 1355 komt Praag op last van Karel IV in het bezit van het hoofd van de heilige Vitus, waar het in de Sint-Vituskathedraal, die met haar spitsen op de slotberg de stad domineert, bewaard en vereerd wordt.

Nu zijn we in de volle middeleeuwen aanbeland. De waanzinnige veertiende eeuw om met Barbara Tuchman te spreken.

Beschermheilige

Vitus heeft het druk als schutsheilige van apothekers, herbergwaarden, bierbrouwers, wijnbouwers, kopersmeden, dansers en schouwspelers, epileptici, de jeugd en huisdieren. Ik vind niets uit.

Patroonheilige van de apothekers en biertappers, bien étonnés de se voir ensemble. Verwonderd elkaar tegen te komen. Dat is niet zonder betekenis. Wat hebben die nu anders gemeen, dan het feit dat ze roesmiddelen verstrekken?

Bij de Slaven is Sint-Vitus ook de patroon van de paddenstoelen, met behulp van welmenende kobolden die voor hem de zwammen verzorgen en helpen te groeien. Het is niet verboden een mogelijke link te zien met het gebruik van hallucinogene paddo’s die toen even goed als nu voorkwamen.

Zodoende is Sint-Vitus ook de schutsheilige van de middelengebruikers, als onderdeel van het ruime veld van de psychiatrie avant la lettre.

Hanengekraai

Vitus is tevens de patroon van Saksen, Bohemen, Praag, Mönchengladbach, Ellwangen, Höxter, Sicilië en Het Gooi. Grappig is wel dat hij ook de patroonheilige van de laatslapers is. Degenen die het moeilijk vinden om ‘s ochtends uit bed komen, kunnen zich tot hem wenden.

Dat heeft te maken met zijn totemdier de haan. We zagen al dat er een haan bij hem in de pot met de kokende olie werd gesmeten, al komt dit niet voor in het levensverhaal zoals we dat kennen uit de legenda aurea van Jacopo di Voragine.

Dat neemt niet weg dat Sint-Vitus op middeleeuwse taferelen vaak met een haan erbij geschilderd wordt. Dat dier is het symbool bij uitstek van het einde van de nacht. De haan is de eerste die opstaat en de terugkeer van het zonlicht begroet met zijn gekraai.

Vandaar ook dat laatslapers of ook mensen die bang zijn zich op een bepaalde ochtend te verslapen zich tot hem kunnen wenden. Zodoende is hij de beste gids voor de reis door de nacht.

Middelengebruik

De hulp van Sint-Vitus is voorts aangewezen voor allerlei zenuwziekten zoals stuipen en krampen, waanzin, epilepsie, hondsdolheid en razernij, sint-vitusdans (wat dit ook moge betekenen,) bedplassen en slangenbeten.

In de middeleeuwen kwamen net als nu allerlei geestelijke aandoeningen en zenuwaantastingen voor waar ze niet goed raad mee wisten. De geneeskunde was ook nog niet wat ze nu is. Veel te pochen hebben we trouwens nog altijd niet wat omgaan met psychische stoornissen betreft. Daarom is het juist goed naar het verleden om te kijken.

Lang voordat de moderne geneeskunde haar intrede heeft gedaan, bestonden er allerlei manieren om met ziekte en leed om te gaan, waaronder allerlei magische rituelen of godsdienstige oefeningen. Er kwamen mensen met vallende ziekte voor, en er waren mensen die waanden, zoals in elke samenleving.  Er was alcohol, er waren apothekers, die allerlei middelen verkochten, en er waren hallucinogene paddenstoelen.

Zo kon je te rade gaan bij een geneesheilige die met het oog op jouw klacht het meest competent was.  Het jaarlijkse feest van de heilige bracht steevast een optocht van mensen met afwijkingen op gang die genezing en vertroosting gingen zoeken.

Bedevaart

Zo kwamen een keer per jaar de ‘zenuwlijders’ (excuseer het woord) samen naar de hoogmis in een kerk of kapel die aan Sint-Vitus is gewijd.

Deze specialisering had zo zijn voordelen, en dat geldt voor alle geneesheiligen die zich op een bepaald vakgebied richtten. Er ontstond een plaats, of beter nog een oord, waar bepaalde dingen gebeuren, die elders niet gebeuren. Er was een tijdstip in het jaar waarbij de geneeskundige kracht als bijzonder werkzaam werd ervaren.

Daar ontstond de eerste expertise om met die aandoeningen om te gaan. Dat werd opgepikt door het verenigingsleven. Allerlei gilden, broederschappen en confrérieën kozen een schutspatroon in overeenstemming met hun maatschappelijk doel. Daar kwam zorg uit voort.

Zo ontstond tevens het heiltoerisme. In de middeleeuwen gingen de mensen graag op bedevaart. Het was een reden om eens thuis weg te zijn en je kon op zoek gaan naar vergeving van je zonden of genezing van je kwalen, wat nogal door elkaar liep.

Heiligdom

Je kon naar een badstad op zoek naar zuivering van het lichaam, of je kon naar een heiligdom op zoek naar de heling van de ziel.

Daarbovenop ging de bedevaart ook gepaard met een verandering van omgeving, wat voor sommigen op zich al heilzaam is, voor zover ze in beklagenswaardige of ongezonde omstandigheden dienen te leven. De verplaatsing, of liever verwijdering, kan op zich al heilzaam zijn in dergelijke gevallen.

Het centrum van de verering was een heiligdom, letterlijk gebouwd op de relikwieën van iemand die lang geleden gestorven is. Dat oefende een magische aantrekkingskracht uit, op degenen die met een bepaalde ziekte behept en op zoek naar genezing waren.

Mensen kwamen van heinde en verre met hun kwalen, en behalve bidden in de kerk werd er ook gegeten en gedronken, gedanst en muziek gemaakt tijdens de lange zomeravond. Natuurlijk kunnen daar nog andere gebeurtenissen voorvallen.

Ontmoeting

Het kan bijvoorbeeld tot ontmoetingen komen. Neem nu lotgenotencontact, of het begin van de gespecialiseerde zorg.. We kunnen ons wel voorstellen dat het oorspronkelijk allemaal door elkaar, liep tijdens de vieringen ter ere van de heilige.

Zenuwpatiënten van allerlei slag, hun verwanten en mantelzorgers, kwamen niet alleen met lotgenoten, maar ook met charlatans, waarzeggers, predikanten, en misschien zelfs reeds met oprechte hulpverleners in aanraking.

Er werd duidelijk niet alleen maar gepraat, maar ook gedanst. Wat ook een vorm van communicatie is, maar dan zonder woorden. Daar kun je op verschillende manieren naar kijken. De dans kan uiteenlopende betekenissen aannemen.

Het gaat niet alleen om de lichamelijke uitleving, maar ook om het visueel schouwspel. Het is iets dat door sommigen uitgevoerd, maar door nog veel meer mensen gezien wordt. Er staan immers altijd mensen te kijken die niet meedansen.

Grens

De dans biedt een gelegenheid tot ontmoeting.

In en om het heiligdom van de geneesheilige wordt immers in de openbare ruimte gedanst, niet in een besloten beluik. Je zult altijd zien dat er meer mensen zijn die kijken dan die meedoen. Zeker als die dans ook naar trance en extase lijkt te leiden.

Een trance is een soort autohypnose waarbij de ziel zich opsluit in een ritme van muziek en beweging, terwijl de extase veeleer een buiten zichzelf treden van de ziel is, een uittreding uit het lichaam ook.

Daar ligt ergens een grens en als je die overschrijdt dan wordt het waanzin. De dans kan waanzin worden, en tot uitputting leiden, maar de dans kan aan de andere kant ook heilzaam zijn.

De waanzin, of ook een andere zenuwziekte, bij iemand die daarom nog niet waanzinnig is, want we moeten daar onderscheid in maken, kan zich van haar kant uiten in vreemde bewegingen die als een dans opgevat kunnen worden. Of het kan voorvallen dat de dans juist therapeutisch werkt bij sommigen.

Besluit

Het is niet gemakkelijk daar een juist beeld van te krijgen.

Wij maken daar vandaag graag allerlei soorten onderscheid in, met het voordeel van degenen die later komen, maar in de middeleeuwen waren de grenzen anders getrokken.

We weten nu waar het woord sint-vitusdans vandaan komt, maar we weten nog niet wat het betekent. Zo eenvoudig ligt het allemaal niet, en we zullen daar graag in een ander stuk op verder gaan.

Nu roepen mij andere taken en ik moet het verhaal hier een staken. Hopelijk vind ik spoedig tijd om het volgende deel aan te pakken, onder de titel ‘Sint-jansziekte.’