Een sandaal

De Aetolische bond op zijn toppunt in het paars links van het midden op de kaart, net onder Macedonië in het oranje.

Eenzijdig

Mijn linkervoet ligt in het gips en dus heb ik maar een schoen te dragen.

Plots zit ik daar met een onbruikbare voet. Het is echt wel hobbelen maar los van de praktische ongemakken, sta, of liever zit ik er ook perplex van omdat ik hier ineens op krachtige manier een vingerwijzing naar wat we eerder hebben geschreven omtrent de rol die ‘het ontbrekend voorwerp’ in het werk van Kristien de Neve speelt, en we hebben ons meer bepaald toegespitst op de ontbrekende schoen.

Door toedoen van mijn beenbreuk ben ik nu zelf toegetreden tot de kaste van het monosandalisme. We zijn daar op gekomen via het werk omtrent de heksensabbat van Carlo Ginzburg.

Aetolië

We hebben nu nog een paar elementen gevonden die deze asymmetrie ter hoogte van de voeten in uiterst vervlogen tijden in het licht stelt. We gaan even ekster spelen bij Claudia Antonetti, die een monografie aan de Aetoliërs heeft gewijd, en we vertalen vlijtig, maar vrij uit het Frans.

In een verloren werk (ontbrekend voorwerp) van Aristoteles, ‘De Dichters,’ maakt de vermaarde Griekse filosoof gewag van het voorouderlijk gebruik van het monosandalisme bij de Aetoliërs.

Bij Aetolië moeten we ons niet te veel voorstellen. Het was ergens een vergeten landstreek links boven op het Griekse vasteland. Luidens Wikipedia hebben de Aetoliërs in de tijd voor Aristoteles nooit enige rol van betekenis gespeeld. Zij leefden van jacht en veeteelt, en hadden geen behoefte aan een vorm van samenleving in stadsverband.

Achtergebleven

Mede daardoor speelden de Aetoliërs niet de minste rol in het culturele leven van Griekenland, tenminste luidens Wikipedia, van wie de volgende links zijn.

Thucydides laat zich zelfs bijzonder laatdunkend over hen uit. Op militair en politiek vlak kregen zij enig belang in de periode na de dood van Alexander de Grote, met de stichting van de Aetolische Bond.

Daarvóór hadden vele Aetoliërs als huursoldaten in vreemde legers gediend. 

Een goede reputatie genoten ze dus niet, en daar zal het feit dat ze met een voet bloot rondliepen weinig aan veranderd hebben.

Calydonische jacht

De Calydonische jacht gezien door P. P. Rubens. Meleager gaat merkwaardig genoeg barrevoets, terwijl de jagers achter hem schoenen dragen.

Wild everzwijn

Het is dankzij Macrobius dat we de mening van Aristoteles omtrent de schoeigewoonten van de Aetoliërs kennen.

Ambrosius Theodosius Macrobius was een laat-Romeinse geleerde, filosoof en schrijver uit de 4e/5e eeuw, die vermoedelijk zijn hoogtepunt bereikte omstreeks 400 na Chr. Dat situeert hem in het tijdsgewricht van de Heilige Augustinus. Dat is toch alweer achthonderd jaar later dan de tijd van Aristoteles zelf.

Vermoedelijk was Macrobius  niet Christelijk, en rijk genoeg om tafelgesprekken met vrienden te voeren waarvan hij dan verslag uitbracht. Hierin behandelt hij allerlei overtuigingen en anekdoten, waaronder dus deze.

Euripides

Waar het Aristoteles om ging, was kritische bemerkingen te plaatsen bij een passage van Euripides, met name in zijn tragedie omtrent Meleagros.

Euripides zullen vele mensen wel kennen; samen met Aeschylus en Sophocles is hij een van de drie grote Griekse tragediedichters. Ook de hele Meleagros is verloren gegaan, en we kunnen het dus niet nalezen, zodat het hele verhaal op Macrobius berust. Alweer een ontbrekend voorwerp.

Aristoteles neemt luidens Macrobius aanstoot aan een passage bij Euripides waarbij deze laatste beweert dat de zonen van Thestios aan de linkerkant barrevoets rondliepen, “terwijl ze aan de andere voet een sandaal droegen, om de knie zo licht mogelijk te houden.”

Links of rechts?

Welnu heeft Aristoteles iets van kan dat wel kloppen? “Want de Aetoliërs doen het net omgekeerd, ze dragen een schoen links, terwijl de rechtervoet ongeschoeid  blijft.” Hij vindt dit meer in overeenstemming met de logica, omdat het (wellicht bij een rechtshandige persoon) de rechtervoet is die bij de aanval naar voren gaat, en die zou dus de lichtste moeten blijven, in vergelijking met de linkervoet die het steunbeen stut bij de eerste aanvalsbeweging.

De polemiek van Aristoteles tegen Euripides is te zien in het licht  van het debat over links en rechts, dat fundamenteel is in de griekse filosofie, maar daar ligt niet onze belangstelling.

Om het even welke voet, het is het monosandalisme dat onze aandacht trok en dat raadselachtig blijft, zeker nu we weten dat het voorkomt in zeer oude teksten.

Zeg niet te gauw

Jacob Jordaens geeft het moment weer net voor de dubbele moord op de ooms. De welige Atalante houdt de kop van het everzwijn vast, de oom staan van hun neus te maken, en Meleager staat op het punt zijn zwaard te trekken.

’t is maar een vrouw!

De mythe van Meleager,

of Meleagros is nog wel interessant omdat zij ons iets vertelt van de verhouding tussen man en vrouw in deze archaïsche landstreek. Wat voorafging, vatten we kort samen, in de lezing van de Latijnse dichter Ovidius, al zal het ons een beetje afleiden van ons eigenlijke onderwerp, het monosandalisme.

Publius Ovidius Naso (Sulmo, 20 maart 43 v.Chr. - Tomis, 17 na Chr.) behoort samen met Vergilius, Horatius, Propertius en Tibullus tot de grote dichters van het tijdperk van Augustus, in cultureel opzicht wellicht de gouden eeuw van het oude Rome. Daarmee zit hij netjes halfweg tussen Aristoteles en Macrobius in.

Everzwijn

Het verhaal begint ermee dat de vader van  Meleager op een kwade dag alle goden offers bracht, maar daarbij Diana vergat. Deze Godin van de jacht, en van de nacht, was nogal lichtgeraakt en zon op wraak. Ze stuurt hem een enorm everzwijn dat zijn land teistert, de oogsten vernielt en het vee aanvalt. Niemand weet er raad mee tot de oude man uiteindelijk een beroep doet op de helden van de omstreken, om een grootse jachtpartij te organiseren en het verschrikkelijke everzwijn te doden.

Al die helden komen dan ook aanzetten, en er is ook een vrouw bij Atalante. Zij is niet alleen zeer aantrekkelijk maar ook bijdehand met pijl en boog. Nadat ze negen dagen lang op kosten van de gastheer hebben gegeten en gedronken, vindt deze dat het nu toch eens tijd wordt de gemeenschappelijke onderneming op gang te trekken en op jacht te gaan.

Op jacht

Dat loopt niet van een leien dakje en een paar helden wordt verslonden. Het is Atalante die met een welgemikte pijl het beest als eerste weet te verwonden, en het is Meleager die de doodsteek geeft. Heimelijk is Meleager ook wel verliefd op Atalante, dat moet erbij gezegd. Nu ontstaat er in de hitte van het moment een woordenstrijd over wie de trofee toekomt, zeg maar de oren en de staart.

Meleager stelt voor deze aan Atalante toe te kennen omdat zij de eerste is geweest die het beest heeft gewond. Nu zijn er twee ooms van Meleager die dat niet zien zitten, en daartegen in het geweer komen. Geen sprake van dat een vrouw met de eer zou gaan lopen, dat zou al die aanwezige mannen alleen maar belachelijk maken.

De ruzie loopt zo hoog op dat Meleager zijn twee ooms doodslaat. Zo. Dat eindigt niet zo mooi.

Het is niet

Wat u denkt

Meleager vermoordde zijn twee ooms na een twist over een vrouw.

De Antwerpse barokschilder Jacob Jordaens beeldt het kritieke moment uit waarop Meleagers ooms zich verzetten. De doodslag ligt in het verschiet, de spanning is voelbaar. Het contrast tussen de lichte en de donkere partijen van het werk vergroot de dramatiek.

Bij Ovidius moet Meleager dit met de dood bekopen want zijn moeder wil de dood van haar twee broers wreken, ook ten koste van haar eigen zoon en voltrekt een oude vloek die op Meleager rustte. Er is echter een ander slot denkbaar, en het ligt er maar aan wie het is die het vertelt.

Alternatief

In een andere lezing zou er na de moord op de ooms van Meleagros een oorlog zijn ontvlamd tussen de Aetoliërs, die op de hand van Meleager waren, en de Cureten die er op uit waren de vermoorde ooms te wreken. Omdat Meleager weigerde mee te vechten, kwamen de Aetoliërs in de verdrukking, maar na hevig aandringen van zijn vrouw mengde hij zich toch in de strijd. De Aetoliërs wonnen, maar Meleager werd geveld door een pijl van Apollon, Artemis' tweelingbroer.

In deze archaïsche tijden is het dragen van één sandaal wellicht een vermeend voordeel geweest in de oorlogsvoering, die vaak uit lijf aan lijf gevechten bestond, waarbij een lichtere knie wellicht een rol speelde in de vechttactiek.

Mankepoot

Maar het is nu tijd om de Aetolië te verlaten

Er zijn echter in de literatuur een aantal voorbeelden te vinden waar het feit dat een been kreupel is, de getroffene een bijzondere status verleent. Er zit altijd een verhaal aan vast, dat min of meer tot de verbeelding spreekt.

De kreupele is iemand die iets heeft meegemaakt dat zijn lichamelijke volledigheid heeft aangetast. Het is iemand die de dood voor ogen heeft gezien en contact heeft gehad met een boven- of buitenaardse werkelijkheid die voor gewone stervelingen niet toegankelijk is.

Iemand bij wie we dat heel goed kunnen zien is Jakob uit het oude testament. Genesis hoofdstuk 32. Het is een tekst die teruggaat op de zesde eeuw voor Christus.

We zien Jakob daar vechten met een onbekende man die God blijkt te zijn.

Doch Jakob

Rembrandt van Rijn: Jacobs gevecht met de Engel.

bleef alleen over,

en een man worstelde met hem, totdat de dageraad opging.

25 En toen Hij zag, dat Hij hem niet overmocht, roerde Hij het gewricht zijner heup aan, zodat het gewricht van Jakobs heup verwrongen werd, als Hij met hem worstelde.

26 Toen de ander zag dat hij het niet van hem kon winnen, raakte hij Jakobs heup aan, en daardoor raakte Jakobs heup tijdens die worsteling ontwricht.           

26 En Hij zeide: Laat Mij gaan, want de dageraad is opgegaan. Maar hij zeide: Ik zal U niet laten gaan, tenzij dat Gij mij zegent.

Israël

Dit is een zeer merkwaardige passage uit het Oude Testament, met name Genesis 32: 23-26, dus staan we er even bij stil. We zien hier Jakob in een worsteling met een onbekende persoon van het sterke geslacht, die Jakob niet kan overwinnen, waarna de onbekende tegenstrever, in wie we God herkennen, Jacob niet alleen zegent maar ook een andere naam geeft: Israël, “want gij hebt u vorstelijk gedragen met God en met de mensen, en hebt overmocht.”

Dit is het begin van het Jodendom en Jakob is de enige voorvader die ze gemeenschappelijk hebben en die ze niet met andere volkeren moeten delen.

Jakob heeft er wel een blijvend heupletsel aan overgehouden want het hoofdstuk besluit ermee: en hij was hinkende aan zijn heup.

Aartsvader

We maken hier dus mee hoe een centrale figuur in het Oude Testament middels een worsteling de krachten meet met een verschijningsvorm van God zelf, en er niet ongeschonden uitkomt. Hij is voortaan gehandicapt en het feit dat hij niet meer recht kan lopen vormt een bewijs van wat hem is overkomen.

De mens kan de confrontatie met het bovennatuurlijke niet ongeschonden doorstaan. Jakob heeft er moeten voor vechten en wordt ook beloond, met een zegening en een nieuwe naam, die een belofte voor de toekomst inhoudt.

De pentateuch zou ontstaan zijn ten tijd van de Babylonische ballingschap van het Joodse volk zes eeuwen voor Christus. Er is geen  reden om aan te nemen dat ze daar enig contact hadden van de Aetoliërs, of omgekeerd.

Het zijn verhalen die zeer waarschijnlijk los van elkaar zijn ontstaan.

Jacob Israël

Jacob Israël De Haan gekleed als Palestijnse Arabier.

De Haan

Onder meer bekend van zijn kwatrijnen.

We hadden het nu net over het moment dat Jakob in het Oude Testament de naam Israël kreeg, en dat brengt me naar de bij ons nog steeds onderschatte figuur van Jacob Israël De Haan.

Hij is geboren in Smilde, Nederland, op 31 december 1881 als Jacob De Haan in een vroom Joods gezin en vermoord in Jeruzalem op 30 juni 1924, wellicht de eerste politieke martelaar van de latere Joodse staat.

Maar voor we zover zijn stellen we vast dat hij zich nog in Nederland, al vroeg voluit Jacob Israël De Haan gaat noemen, wat een statement is, zeker voor die tijd. Met zo een naam moet je niet katholiek gaan proberen te doen. Iedereen weet dat je Jood bent vanaf het ogenblik dat jij je visitekaartje afgeeft.

Tegenspraak

Hij was een man die de controverse niet schuwde.

Ik kende hem van zijn soms licht aangebrande kwatrijnen, en voornamelijk vanwege zijn schandaalromans “Pijpelijntjes,” verschenen in 1904 en “Pathologieën: De ondergang van Johan van Vere de With” in 1908.

In het preutse Nederland van die tijd konden deze openlijk homoseksuele verhalen niet op aanvaarding rekenen en hij heeft dan ook zijn deel in de vervolging gekregen. Dat maakt deze man al bijzonder, maar zijn verdere levensloop biedt nog heel veel stof voor verhalen.

Hij was schrijver, dichter, publicist, rechtsgeleerde en politiek activist. Hij vormde op zich een vroege vorm van Amnesty International avant la lettre. Hij zette zich in voor Russische gevangenen en had het altijd maar druk.

Het beloofde land

Op een gegeven ogenblik beslist hij alles in Nederland achter te laten en naar Israël, toen nog Palestina te verhuizen, een onzekere toekomst tegemoet.

Daar zal hij een aanzienlijke rol spelen in het ontstaan van het land Israël, hoewel het model dat we nu kennen, wellicht niet overeenkomt met wat hem voor ogen zweefde, toen hij zich inzette voor de Joodse samenleving ter plaatse.

Op 30 juni 1924 werd hij vermoord door Avraham Tehomi in opdracht van de Joodse paramilitaire organisatie Hagana. Dat waren de hard-core Zionisten die niet voor een aanslag terugdeinsden om hun gelijk te vestigen.

Pijpelijntjes

Schandaalroman

Lichtend voorbeeld

In een aantal vrome Joodse gemeenschappen wordt Jakob Israël De Haan met veel eerbied herdacht en als modelvoorbeeld van de rechtvaardige mens genoemd. Tot op heden worden er geregeld Joodse jongetjes geboren in die kringen die als voornaam Jakob Israël krijgen, om aan deze voorvechter van de mensenrechten te herinneren, die een sieraad en een oase van menselijkheid vormt in de bloederige geschiedenis van het Nabije Oosten.

Dat hij in zijn jonge jaren een lans heeft gebroken voor emancipatie van homoseksuelen doet niets af aan zijn glorie, maar voegt daar integendeel nog iets aan toe. Wat voor een moedige man is het toch, die steeds voor zijn mening is uitgekomen, en die geworden is wat hij wilde zijn, namelijk zichzelf.

Cultfiguur

Daarbij verrichte hij in een moeite door baanbrekend werk heeft verricht ten bate van de mensenrechten in een internationale context, steeds ijverend ten behoeve van eenieders persoonlijke vrijheid je geloof of geaardheid te belijden, zonder daarin gehinderd te worden, en zonder de anderen te storen, die het op een andere manier doen.

Ik wed dat er niet veel mensen te vinden zijn die in die tijd, in het eerste kwart van de twintigste eeuw zo een palmares kunnen voorleggen. Bovendien kennen we hem ook als romanschrijver. In homokringen is hij redelijk bekend maar daarbuiten horen we nooit over hem praten en dat is jammer omdat het zo een uitzonderlijke figuur is.

Behalve minder bekend werk (de verhalenbundel Kanalje, losse tijdschriftpublicaties en de roman Ondergangen), heeft De Haan twee romans geschreven die opzien baarden, en die nog steeds gelezen en herdrukt worden.

De Pijp

Pijpelijntjes bestaat uit losse schetsen die een levendig beeld weergeven van het leven in de Amsterdamse volkswijk De Pijp van rond 1900. Er wordt al eens een kip geslacht, buurvrouwen roddelen, visite. Dat vormt het decor voor een weifelende relatie tussen Sam en Joop. Hoewel Sam van Joop houdt, is hij ook vaak gemeen tegen hem, en mishandelt hij hem zelfs.

Joop is stapelverliefd op Sam, en met die gevoelens liep je in die tijd niet te koop. Als het allemaal te heftig wordt, vertrekt Sam weer voor een tijdje naar een kamer aan de andere kant van de stad. En dan kwam Koos.

Het wordt allemaal redelijk droog verteld zij het iets te precieus wellicht voor moderne lezers. Iets te literair. Met allerlei gekunstelde of nieuw samengestelde woorden. Dat was het echter niet dat opschudding wekte toen het boek uitkwam.

Koele meren

Arnold Aletrino (Amsterdam, 1 april 1858 – Montreux, 17 januari 1916),

Sombere Arnold

Pijpelijntjes is een naturalistische roman.

Het is was een literaire mode die zich vanuit Frankrijk over heel Europa verspreidde. De naturalisten beschreven gewoon in taal wat ze zagen dat er gebeurde. Ook als het over seksuele handelingen ging. D  at ging in tegen de gangbare moraal in die dagen. Maar er is nog wat meer aan de hand, en wellicht iets subtieler.

De twee jongens in het verhaal zijn emotionele, zeg maar sentimentele personages. Ze huilen vaak, en ze tonen gevoelig of bang, en dan wordt een van heen weer heel gemeen. Nu zijn we meer gewend, maar toen baarde dat opzien.

Verdict

Jacob Israël  beschrijft het allemaal zonder er een waardeoordeel te vellen.

Juist daarom was het toen zo schokkend. Als De Haan de homoseksuele jongens aan het eind van zijn boek dramatisch had laten sterven als gevolg van hun ‘dwaling’, was het boek al minder stuitend geweest voor de tijdgenoten.

Toen het boek in 1904 verscheen, opgedragen aan 'goede A. Aletrino', letterkundige en vriend van De Haan, reageerde deze geschokt. Hij herkende zich maar al te goed in deze eerste versie. Dit leidde tot enige opschudding in Amsterdamse uitgeverskringen.

P.L. Tak, hoofdredacteur van het socialistische dagblad Het Volk, stuurde De Haan een ontslagbrief, om hem de volgende dag te schrijven dat hij nog altijd welkom was om te 'spreken met iemand die wat ouder is' (Tak zelf).

Afkeuring

Frederik van Eeden, ook een vriend van De Haan, keurde het boek af. Lodewijk van Deyssel reageerde aanvankelijk welwillend, maar allengs afhoudender. De Haan werd op staande voet ontslagen als onderwijzer. Aletrino en de vrouw van De Haan, Johanna de Haan-van Maarseveen, voelden zich gedwongen de hele oplage van dat boek op te kopen, en te vernietigen, en het daarmee tot een van de zeldzaamste literaire werken van de Nederlandse literatuur te maken. Er zijn tegenwoordig nog maar een kleine twintig exemplaren van het boek bekend, en het is in kringen van verzamelaars een van de meest gezochte en kostbaarste handelsedities.

De Haan werkte het boek vervolgens in luttele maanden om tot een geheel andere roman. Nog hetzelfde jaar kwam een tweede, geheel omgewerkte druk uit, waarin de opdracht ontbrak, en waaruit ook toespelingen op Aletrino waren verwijderd; het homoseksuele aspect was echter geheel intact gelaten. De publieke belangstelling bleef gering en ook de tweede druk is een zeer zeldzaam boek geworden.

Bronnen

Wikipedia: artikel omtrent Jacob Israël De Haan.

http://www.literatuurgeschiedenis.nl/lg/20ste/tekst/lg20043.html

Wuft

Pathologieën

Er is nog een vervolg gekomen.

De Haan had plannen voor een tweede deel van Pijpelijntjes, maar dat is er niet meer van gekomen. Jaren later zijn slechts fragmenten in tijdschriftvorm gepubliceerd. Inmiddels had hij in een brochure onder de titel Open brief aan P.L. Tak afgerekend met zijn voormalige hoofdredacteur. Jacob Israël was immers een man die zijn mening niet onder stoelen of banken stak.

In 1908 verscheen een tweede roman met een homoseksueel thema: Pathologieën. We verkeren nu niet meer in een volkse wijk te Mokum, maar in meer adellijke kringen, waar we luidens de tweede titel ‘de ondergang van Johan van Vere de With’ kunnen gadeslaan. Het nieuwe boek bespeelt dus een heel ander register/

Onopgemerkt

Dit boek deed veel minder stof opwaaien dan zijn voorganger.

Komt het doordat de ruwe zeden van die tijd vier jaar na Pijpelijntjes tot meer mildheid waren gekomen, of is de ondergang van het personage het offer waarmee de persvrijheid moet worden gekocht?

De homoseksuele relaties die in dit boek worden beschreven zijn gedrenkt in een sadomasochistische sfeer, waardoor het iets sinister krijgt, maar het is wel een taalvirtuoos die de pen voert, en de taferelen literair weet te verwoorden, met een afstandelijke oppuntstelling en verfijnde beeldweergave. Het is een zeldzaam Nederlands voorbeeld van de decadente (homo) literatuur. Het kan naast Louis Couperus staan.

Herontdekking

In de jaren zeventig van de vorige eeuw, de tijd waarin de homo-emancipatie volop tot ontwikkeling kwam en er hernieuwde belangstelling was voor het fin de siècle, herleefde de belangstelling voor de twee baanbrekende romans van Jacob Israël De Haan.

Beide werden meerdere malen herdrukt: een achtste uitgave van Pijpelijntjes verscheen in 2006 en een vierde van Pathologieën in 2003. Gelukkig zijn die werken aan de vergetelheid ontrukt en vinden ze een nieuw publiek.

Dat vormt het bewijs dat deze romans ook vandaag nog leesbaar zijn. Ik vond Pijpelijntjes duidelijk beter, maar ik kan me voorstellen dat er ook mensen zijn die Pathologieën beter vinden.

De mystieke fabel

Michel de Certeau s.j.

De wegen van de geschiedenis

Een veelzijdige Jezuïet.

We hadden het er al over in ons dagboek van juli 2013.

Michel de Certeau (Chambéry, 17 mei 1925 - Parijs, 9 januari 1986) is een merkwaardige intellectuele verschijning uit de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw. Veeleisend en veelzijdig en behept met een grote nieuwsgierigheid was hij staat allerlei vakgebieden te van de humane wetenschappen doorkruisen, die hun bloei beleven in die jaren, en die elkaar bevruchten door toedoen van figuren als bruggenbouwer.

Hij is niet alleen jezuïet, maar ook historicus, antropoloog, semioticus en theoloog, met als specialisatie de Franse mystiek van de zeventiende eeuw. Zonder zelf psychoanalyticus te zijn stond hij mee aan de wieg van de Parijse Freudiaanse school van Jacques Lacan en hij was een bevoorrechte getuige van mei 1968.

Geschiedkundige

Van zijn beste kant leren we hem als geschiedkundige kennen. Hij was een begenadigd  researcher, zich een weg wist te banen naar en doorheen archieven die voor de meesten een gesloten boek bleven, steeds gedreven naar zijn nieuwsgierigheid omtrent de mystieke ervaringen uit de zeventiende eeuw die we dankzij hem beter leerden kennen, maar ook steeds met veel eerbied voor de bronnen.

De zeventiende eeuw vormt de overgang van de oude naar de nieuwe tijd. Het einde van een tijdperk en het begin van een ander en nieuw. De moderniteit breekt aan, een tijd waarin de positieve wetenschappelijke kennis steeds aangroeit, om succesvol de mysteries van de schepping te verklaren, en meestal de doorslag te geven in het beslechten van de dilemma’s die elke dag rijzen.

Kerk en staat

De reformatie en later de contrareformatie bewijzen alleen maar de onmacht van de kerkelijke instellingen orde op zaken te stellen en de interne ruzies te beslechten. De staat komt in de plaats als bron van gezag en oordeel. De plaats van het geloof in de samenleving ondergaat grote wijzigingen.

Voor Michel de Certeau is het na de zeventiende eeuw grotendeels afgelopen met het mystieke verhaal. La Fable Mystique om het met de titel van een van zijn werken te zeggen. Dat boek heb ik gelezen en het is bijzonder rijk aan inzichten. Een aanrader, maar ik denk niet dat het vertaald is.

Geschied-schrijving

Historiografie

Geschiedenis is schrift.

Onder veel andere bijdragen aan het culturele klimaat van die dagen mogen we niet de uiterst rijke gedachtegang van Michel de Certeau voorbijgaan, waar het de reflectie op de historiografie aangaat.

De zelfbevraging van de geschiedkunde, laat ik het zo noemen. Die berust in de moderne periode voornamelijk op geschreven documenten.

Verwondering

Geschiedenis is steeds omkijken.

Wij als lezer kijken om naar Michel, die omkeek naar een bepaalde bron uit de zeventiende eeuw, die op zijn beurt weer naar iets omkeek, zoals pater Surin die vele jaren later nog terugdacht aan  zijn ontmoeting met de jonge man in de koets. Hoe dat verhaal in verschillende etappes tot ons komt, is niet vrijblijvend, en het proces blijft met name niet vrij van subjectieve keuzes.

Ook is het niet zonder belang zich af te vragen waarom bepaalde tekstdocumenten bewaard zijn gebleven en andere niet. Elke bron die we raadplegen gaat terug op een individu, of meerdere individuen, die onderhevig zijn aan subjectieve voorkeuren.  Vaak blijven die verzwegen, maar ze zijn daarom niet minder invloedrijk.

Het komt er op neer dat de geschiedkundige de geschiedenis schrijft in de meest letterlijke betekenis, of zelfs herschrijft, wat nog erger is.

Kritisch

We kunnen niet zomaar klakkeloos alles overnemen wat daar staat en we moeten daar wel kritisch bij stil gaan staan, hoe de persoonskenmerken van de geschiedkundige en die van zijn bron met elkaar overeenkomen of juist niet.

De geschiedkundige onderneming is onderhevig aan valkuilen, onder meer omdat de bronnen eenzijdig gekleurd zijn. De daad van het herinneren in de geschiedenis is te vergelijken met wat er tijdens de psychoanalyse gebeurt. Dat herinneren is niet iets mechanisch en objectief, maar iets wat bij uitstek affectief gekleurd is.

Het is slechts een aspect van een veelzijdig oeuvre dat zich onder meer bezig hield met de opheldering van de kunstvaardigheden van het alledaagse.