Ten geleide

CoolDe tussensmijter op het einde van de vorige helft van de maand austustus vormt een dieptepunt. Vanaf nu kan het alleen maar beter gaan. Omhoog is de ene keuze.

We zullen op het thema drugs de maand eindigen, maar intussen is Pasquino helaas weer helemaal uit vakantie weergekeerd, terug van nooit weggeweest, met een raadselachtig reisverslag zonder enige politieke betekenis. Er komt nog meer onzin op ons af, meestal met een subtiele, gaye ondertoon.

Je merkt het alleen als je zelf ook gay bent. Van de slangenplaag zal niets ons sparen. Ook als je niet van poëzie houdt, doe ik het je toch aan. Er is terloops ook sprake van een kunstschaatspirouette, die terug gaat op een anekdote uit de zomer van 1998, toen te Amsterdam de Gay Games worden gehouden, de Olympische spelen voor homo’s zeg maar.

Alsof de officiële Olympische spelen al niet homo genoeg waren. Nee dat mag ik niet zeggen. Om het tegengestelde te bewijzen heeft de Olympische kunstschaatswereldbond net in dit tijdsgewricht bekend gemaakt, dat homo’s op de Olympische ijsbaan niet gewenst waren, en dat schaatsers die aan de Gay Games deelnamen het mochten schudden.

Aan de ene kant had je de Gay Games te Amsterdam met een overkill aan internationale foktoeristen en testosteronstieren die de cruise areas als een sprinkhanenplaag bevolkten, en aan de andere kant de officiële bond die net in die week zegt dat olympische homo’s niet kunnen. Mooi contrast voor een sonnet. Voor een keer met uitleg. Het moet geen gewoonte worden.

Het moeilijke woord holebi staat voor homo, lesbisch en biseksueel (niet per se terzelfder tijd of verenigd in een persoon) maar het wordt door het spellingprogramma niet als aanvaardbaar herkend.

Drugs mogen niet maar het gebruik wordt toch ook niet meer zo gestraft. Joint, weed, plastic zakje zijn woorden die naar de drugsscene verwijzen, en waarmee we de maand eindigen.

16. Exotische verlangens

Ik droom steevast van jongens die alleen maar willen,

En die steeds weer op scherp en ook op springen staan,

Van wellust wild, die rücksichtslos zich laten gaan,

Met brede schouders, en met ronde kont en billen,

 

Met stijve piemels en met tepeltjes die trillen

Van het genot, en met een parelende traan

Van voorvocht. Liefst met ook de voorhuid er nog aan!

Ach welke jongen zal mijn zielsverlangen stillen?

 

Ik droom van schandknapen, efeben en mignons.

Vergeefs streel ik de toetsen van mijn schrijfklavier.

Mijn vingertoppen zoeken vruchteloos respons.

 

Het mag een zwarte zijn of ook een Arabier,

Met op de bovenlip een zweem van lichte dons:

Kastanjebloesem-geur van de voorstanderklier.

17. Avonddeemstering

De zon gaat onder over Paramaribo.

Het herbegint. Weer een van eindeloze nachten,

Terwijl ik vruchteloos op jou ben aan het wachten.

Mijn pop, mijn jokkenbrok, en mijn Pinokkio.

 

Ophitsende muziek klinkt uit de radio.

Niet langer wil ik zielig naar je liefde smachten,

Geen wederkerigheid opeisen noch betrachten

Ik heb geen invloed meer op het scenario.

 

De deur zwaait open en in al zijn zwarte pracht:

Staat daar de bruidegom met klare jongensogen.

Een donkerwind van warmte stromend uit de nacht.

 

Een wolk van kracht en tederheid, steeds opgetogen,

Die met de brede grijns waarop ik heb gewacht,

Mij opneemt en me volstopt met zijn mededogen.

18. Het vreemde weekend

De zaterdag was gul in sauna en de baden:

Een mannelijk publiek stond op hormonentocht,

En menigeen heeft soortgenoot er opgezocht,

Bij een temperatuur die stijgt tot honderd graden,

 

Zo af en toe de zucht uit borstkas heeft ontladen,

Een kreet geslaakt op zoek naar kou bevattend vocht.

Uit dorst naar water vliegt verlangen uit de bocht.

Voor jongeren met stip en wimpel af te raden.

 

Op zondag gaat hij met de hond er weer van onder.

Van boom tot boom stelt hij zich vragen vol sarcasme,

Wat had je dan verwacht, het achtste wereldwonder?

 

Wat offer je niet op aan je orgie-fantasme?

En waarom doe je het, of kun je niet meer zonder?

Vergeefs op zoek naar spasmen van het eindorgasme.

19. Dubbelslag

Omringd in bubbelbad door jonge Aziaten:

Daar komt er een gedoken met gestrekte lans,

En komt weer boven water met ontblote glans,

Een vreemdeling en toch zijn wij de beste maten.

 

Daarom begrijp ik niet wie vreemdelingen haten.

Ik noem mezelf geen Grietje en hem nog geen Hans,

Zoals dat klonk bij broeders Grimm en Moeder Gans.

Nu ik in de jacuzzi niet een scheet mag laten.

 

Mijn staven aas krijgt een herboren tweede leven:

Het oude zeer door badwater in eer hersteld.

Ach sidder, edelknaap, met bibberen en beven,

 

Niet langer uitgeteld en ook niet afgemeld.

Geen uitstorting in bad blijft langer aan ons kleven,

Met twee keer het plezier voor net hetzelfde geld!

20. Schoonmaak

Zijn schoonmaakwoede valt niet te beschrijven:

Hij gaat te keer in alle kamers, elk vertrek;

Gaat twee keer over iedere verdachte plek.

Hij zit te boenen en te schrobben en te wrijven,

 

Om elke vorm van vuil te bannen en verdrijven;

En alles wat ontsiert, want niet de minste vlek

Ontsnapt zijn aandacht, en geen middel is te gek,

Om af te komen van de vlekken die beklijven.

 

Zo gaat hij voort met schuren en met schrobben,

Met ragebol, de bezem en een waterlans.

Weg met de spinragslierten en de webbenkobben!

 

Het ongedierte krijgt niet de geringste kans.

En als hij dan gedaan heeft met zich af te tobben,

Geniet hij van de frisse geur en schoonheidsglans.

21. De nichtenencyclopedie

Daar zit hij schilderachtig op een man te wachten,

In smaakvol interieur, vol design en antiek,

En moeilijke vazen van glasceramiek,

Die in verscheidenheid toch harmonie betrachten.

 

Daar zit hij naar zijn verre echtgenoot te smachten,

Omgeven door de schoonheid en de esthetiek.

De jaren tachtig bieden achtergrondmuziek.

Ze brengen schone dagen weer in de gedachten,

 

En beelden van de nichtenencyclopedie,

Het laserlicht, de glitterbol, de lavalampen,

Met lichteffecten, flash en flitsende magie;

 

Een stroboscoop en kwade sigarettendampen.

Een atmosfeer die gloeit van  hoge energie,

Het eindeloze wachten op het rampetampen.

22. Befbedrijf

Ik was het die je nachtmerrieën op hielp leuken,

En het was mijn gedaante die in winterstruiken school.

Een witte vos afkomstig van de zuiderpool,

Laat diepe sporen die de sneeuwstilte verkreuken,

 

Maar ik moet weg om nu mijn echtgenoot te neuken,

Gevoed met spek en gaar gestoofde boerenkool.

Bokaal met etiket van een beroemd idool:

‘k Ga weg om stilte naar de eeuwigheid te beuken.

 

‘k Ben zeker dat u deze afgang wilt vergeven.

Al rent de merrie nachten in gestrekte draf,

Om nergens aangekomen sidderend te beven.

 

Wie bij dit beeld zijn maaginhoud niet overgaf,

Die mag het even aan zijn ribben blijven kleven,

Het strijdros, toegegeven, wierp je er niet af.

23. Schoonheid

Een park waar heren door de struiken sluipen,

Van schim tot schaduw in een vaal valavondlicht,

Waar schemering zich tot een deemstering verdicht,

Waar ze krioelen, kronkelen en dooreen kruipen,

 

En er van geile wellust haast zichzelf bedruipen.

Van halve teddybeer tot volle treiternicht,

Van machocowboy tot een gillend dramawicht,

Te baltsen en te pronken en bijkans te stuipen.

 

Maar dan komt plotseling de schoonheid zelf voorbij:

Een steppeherder. Op zijn hoofd een merk-bandana,

Gekleed in sierlijk vallende model kledij

 

Een Pradatas, een bril van Dolce en Gabbana.

Heel even fluistert de vereende flikkerij,

Hallelujah en El hamdoelilah. Hosanna.

24. Gay Games In Amsterdam

Voor wie wil cruisen, leidt het pad niet over rozen,

Nu al wat homoseksueel is samendromt,

En in de struiken van het park een gay game gromt.

Bedenk toch wat gij nalaat na het minnekozen!

 

Laat niet als aandenken aan ’t aangenaam verpozen,

Nadat gekerm, gehijg en zuchten zijn verstomd,

En tot voldoening van het topje klaar u komt:

Condooms. Ze doen de volgende bezoeker blozen.

 

Dan is er nog een punt en wel omtrent het schaatsen!

De Gay Games komen onbeslagen op het ijs.

Het standpunt van de bond, dat kun je toch niet plaatsen,

 

En uit hun raadsbesluit geraak ik maar niet wijs.

In schaatsland blijven flikkers nog altijd melaatsen,

En holebi-kunstrijders mogen voor geen prijs.

25. Chatverslaving

De poetsvrouw plaatste 'n stapeltje papierservetten,

Op tafelblad. Wat denk je? Zou ze iets vermoeden?

Van rollenspel op ‘t net en ontvlammende roeden,

En wat je al niet tegenkomt bij het webchatten.

 

Vroege uurtjes, schild en vriend, de Brugse metten,

De ogen zijn betraand, de rechterhand blijft woeden,

De voorhuid schrijnt en schreit. De eikelvliezen bloeden,

In wierook van gerolde toetersigaretten.

 

De werkster in de ochtend deed een mooi gebaar.

Ze plaatste daar een luchtig stapeltje papiertjes,

Net in mijn blikveldhoek zodat ik er naar staar.

 

Bij het ontbijt betaal ik prijs voor mijn pleziertjes.

Ben opgestaan met kater van heb ik jou daar,

En hier en daar nog een paar opgedroogde sliertjes.

26. Nice en omstreken

Terug ben ik van reis als ‘t ware nieuw geboren.

Al heb ik in Parijs de liefde niet geleerd,

En in Clermont-Ferrand mijn rechterteen bezeerd;

Ontsnapt bij wonder aan de vanger in het koren.

 

In Rome poos verwijld in oprijzende toren,

En in de sauna mannenkont onwijs begeerd,

En daarna in de hokjes wat gemasturbeerd,

Waardoor ik in het eind mijn lief verloren

 

Heb, want ik ben hem kwijt. Het heeft niet zo geboft.

Dat daar een krachtwoord mij bijna ontglipte.

Daar staat de auto van het rijden nog bestoft,

 

Een wonder dat hij in de bochten nimmer slipte.

Een zonnebril gebroken en een fles ontploft,

Terug bij hete potten vleesnat in Egypte.

27. Ik ben je kwijt

Regering wil nu weer een drugsgedoogbeleid:

Vijf gram cannabis mag je hebben. Zo dat weet je.

Vervolgen doen ze niet veel meer, maar nog een beetje.

Vooruit dus met de geit. Jolijt! Gezelligheid.

 

En laat ons vreedzaam opgaan in saamhorigheid,

In afwachting van weer het volgende ideetje

En al die tijd wacht ik vergeefs, en dat vergeet je,

Op weer een heel klein stukje van je ex-aanwezigheid.

 

Ik ben je kwijt, maar wil nog voor je voornaam strijden.

Hier toegegeven, ik heb wel een joint gerookt.

Het is te gek een heel sonnet daaraan te wijden.

 

Al heb ik meer dan eens een potje opgepookt,

Ik wens aan deze dampen niet te overlijden,

Ook heb ik bij de poging mijn twee longen opgestookt.

28. Nostalgische herinnering

Herinner u de dagen dat we hasjiesj rookten.

Arabisch was de shit en tierende muziek.

We uitten wat verhulde maatschappijkritiek,

Terwijl we pasta met een pittig sausje kookten,

 

En daarbij illegaal het gas van ‘t stad verstookten,

Verbonden door een gemeenschappelijk optiek:

We lagen samen in het zelfde bedje ziek,

Toen we om beurten nog de kachel heter pookten,

 

In winter en in zomer ‘t innig samenzijn,

Elkaar verstaan en mettertijd te meer begrijpen,

Op zelfde golflengte en in dezelfde lijn.

 

Twee keien in een stroom die rond elkander slijpen,

En ik van jou en jij van mij, en mijn is dijn,

En bovendien elkaar ook nog eens mogen pijpen.

29. De kruik

Al ben ik total loss, doe mij nog maar een scheut,

Rechtstreeks in levensader! Tijdelijke laving,

Van grote dorst die in mij huist. Zeg maar verslaving.

Niet iedereen verstaat daarvan de kale leut,

 

Tenminste dat vermeent mijn nieuwe therapeut.

Ik heb mijn dagboek hier met mij gebracht tot staving,

Van eerste hoofdeis: ik behoor tot de beschaving,

Al ben ik van mijn eerste neut zo gauw niet teut.

 

Pasquino is het zat het decor op te leuken!

Zijn geest verglijdt naar de jeukende jaren tachtig,

Een generatie die in asbak wreef met peuken,

 

Het leven leek zo eindeloos en mieters prachtig.

Al mag de wind des tijds de bakens omver beuken,

Ik vond voorbije eeuw toch wel… Godallemachtig.

30. Een fles jenever

Daar staat ze in de koelkast, Bruine Bols, jenever.

Daar staat ze in het donker, porseleinen fles!

Het is na vieren nu. Ik ben niet bij de les,

Maar zit aan haar te denken, rauw op ganzenlever.

 

Al staat de wereld een uur later ietsje schever,

Dan hef ik nu het glas op de slovenenjazz,

Op Arte deze avond om een uur of zes,

Van commentaar voorzien door dronken verslaggever.

 

Dan gaat een uur of twee aan mij zeer snel voorbij.

De sfeer is daarna eventjes totaal gebroken.

Geef mij maar korenwijn met flink wat ijs erbij.

 

Dat niemand van het drinken moge zijn verstoken,

Al staan pakweg de Russen er voor uren in de rij.

Ik draai de klank op voetbalsterkte en ga roken.

31. Psychedelisch behangpapier

In het glas naast de bedstee drijft je kunstgebit.

Mijn vingers strelen nattig al je valse tanden,

Wat bruine tandsteen in de aangetaste randen,

Door krijt en kalkaanslag gedeeltelijk gewit.

 

Je onmondige tanden in een wilde rit,

Rijden terug naar kamers met behangen wanden,

In aangetaste en verziekte voorstadpanden,

Met kudde paarden vergeefs bijtend in het bit,

 

Op posters afgebeeld in de studentenkamers,

Opdoemend, steigerend uit blauwe rook van shit,

Repetitief uit respectieve bovenkamers.

 

En uit vergeten tijden dreunt een sixties hit,

Maar een gebeurtenis blijft altijd binnenskamers:

Pasquino van de pot gesleurd in wijdbeenszit.

Uitsmijter

Bevredigd

 

Geneukt! Er daalt een vrede neer.

Terwijl ik elke spier ontspan,

En hijgend omzie naar mijn man,

Het zoontje van de grote beer.

 

Na hem is er geen ander meer.

Hij rijst nu lichtjes uit de pan,

Mijn jonge oosterse tiran,

En zijgt dan neder als een veer.

 

Ontvang in Vlaamse volksbeweging,

Uit moeilijk land student verpleging,

Een maaltijd en dan samen naar de sauna.

 

Ter plaatse decadente fauna,

Ik geef het hier ter overweging,

Het is een wonder dat hij met me meeging.