7 Ziekenhuis

Gelukkig die zuiver van hart zijn, want zij zullen God zien. 


Sexuelle Hörigkeit

Da ist nun einer schon der Satan selber
Der Metzger: er! Und alle andern: Kälber!
Der frechste Hund! Der schlimmste Hurentreiber!
Wer kocht ihn ab, der alle abkocht? Weiber.
Ob er will oder nicht - er ist bereit.
Das ist die sexuelle Hörigkeit.
Er hält sich nicht an die Bibel. Er lacht übers BGB.
Er meint, er ist der größte Egoist
Weiß, daß wer'n Weib sieht, schon verschoben ist.
Drum duldet er kein Weib in seiner Näh:
Er soll den Tag nicht vor dem Abend loben
Denn vor es Nacht wird, liegt er wieder droben.


Decor

Een ziekenhuiskamer. Het doodsbed van Irma.

Zevende bedrijf

Zoon en moeder


7.1.1 Walter en Irma

W: Moeder. Je tijd is nu ook gekomen. 
I: Ik ben er niet boos om. Ja, mijn tijd is gekomen. Na een leven van afzien en verlies. 
W:Er waren ook goede tijden.
I: Weinig en lang geleden. Ik heb veel te lang geleefd. Dat ik het allemaal nog moest meemaken. 
W: We hebben er ons doorheen geslagen. En nog zo slecht niet.
I: We hebben elkaar steeds goed verstaan. Spijtig dat Gonda er altijd tussen komt staan. 
W: Ik ben met haar getrouwd, en wel omdat jij het zo arrangeerde.
I: Ik heb me in haar vergist. Ik ben erachter gekomen toen het al te laat was.
W: Je hebt niets aan het toeval overgelaten. 
I: Ik dacht dat het de beste manier was om je weer op het rechte pad te krijgen. 
W: Jij dacht echt dat het huwelijk een remedie was.
I: Het is niet dat er vrouwen stonden aan te schuiven om met een oostfronter in zee te gaan. Ik dacht een net meisje gevonden te hebben, uit een nette Vlaamse familie. 
W: Zo fout als die van ons, zal je bedoelen. 
I: Ze had natuurlijk ook in Rusland gezeten. En in de gevangenis. 
W: Wie niet in die tijd?
I: Ze las te veel boeken. Dat had ik moeten inzien toen het nog kon. Vrouwen die boeken lezen zijn gevaarlijk. 
W: Ja. Dat is het. Gonda heeft te veel boeken gelezen. 
I: Vrouwen die denken dat ze alles weten, en dat ze in alles de gelijke van de man moeten zijn. Nee de vrouw moet zich om het gezin bekommeren. 
W: Het gezin is de hoeksteen van de christelijke maatschappij. 
I: Kinderen heb je er ook niet van gekregen.
W: Nee. Dat is zo. Pech. Een speling van de natuur.
I: Ik zal sterven zonder kleinkinderen. Het is alsof de hele familie uitdooft.
W: Het spijt me. In ons leven pasten geen kinderen.


7.2 Weggooien


7.2.1 Frans en Gonda

G: Ik zit hier op mijn stoel elke dag te roken en te drinken, omgeven door een vieze troep van vunze meiden met blote tieten. 
F: Hoe bedoelt u?
G: Ik heb u dat nooit verteld. Het was vreselijk. Overal waar ik kwam in mijn appartement, kom ik zijn pornoverzameling tegen. 
E: Porno?
G: Porno ja, hoe moet ik het noemen. Tieten en geslachtsorganen. Overal blote vrouwen, vaak in actie met mannen. Niet alleen maar gewone porno, maar ook echt gore dingen.
F: Kunt u die niet wegdoen?
G: Ik weet niet waar te beginnen. 
F: Gewoon alles weggooien dat aan die tijd herinnert. Je appartement herinrichten. Je eigen woning weer toe-eigenen. 
G: Er is gewoon niets van mij meer bij. Ik ben uitgewist. Van mij zijn er geen mooie videobeelden over. Om ruimte te winnen heeft hij de beelden die mij betroffen, weggedaan of uitgewist. Om zijn pornotroep te kunnen verzamelen.
F: Het spijt me heel erg voor jou.
G: Hoe dan ook was er tussen ons met de jaren geen tederheid meer. De seks is uitgedoofd en vond een uitzonderlijke keer nog plaats. Blijkbaar had hij andere mogelijkheden om zich uit te leven. 
F: Heeft u dat gemist?
G: Ik kan wel zonder de seks. Het is niet meer van mijn leeftijd. Ik hoefde niet meer zo. Het is het gemis van de tederheid, daar ging ik kapot aan. Tedere gevoelens waren aan Walter niet besteed. 
F: Het lijkt me een onprettig leven.
G: Hij liet me vaak genoeg voelen dat ik voor hem geen waarde had. Hij hield niet meer van mij en we leefde alleen maar samen voor het gemak en omdat het moest van zijn moeder. 
F: De grote vrouw van zijn leven. 
G: Ja, daar kon ik niet tegen op.
F: En jij zit hier in dit appartement, omgeven door al dat soort dingen. Je kunt zo toch niet blijven leven? Gooi alles weg.


7.3 Appartement


7.3.1 Erik en Gonda

E: Je appartement ziet er nu anders uit.
G: Ja, alles is opnieuw ingericht.
E: Heeft u Walter zijn spullen weggedaan?
G: Ik wilde een keer de dia’s van onze reis naar Indonesië bekijken. De eerste paar dia’s waren ok, en hadden betrekking op Indonesië, maar wat daarna kwam, kan  ik niet beschrijven. Porno van de meest weerzinwekkende soort. In alle laden en kasten zat dat verborgen. 
E: Je had dat al veel langer weg moeten gooien.
G: Ik wilde een video bekijken, maar wie schetst mijn verbazing, als ik na enkele minuten van een reis die we hebben gemaakt, ook alweer allerlei pornotaferelen ontdek. 
E: Nou ja.
G: Ik durfde niets meer open doen, uit vrees nog meer te ontdekken. 
E: Walter was blijkbaar een vrouwenliefhebber.
G: Een pornoliefhebber. Dat is niet hetzelfde. 
E: Als u het zegt.
G: Zo heb ik ook een video gezien waarbij vrouwen ergens in de stad onder hun rokken worden gefilmd. Je ziet de hele tijd benen, en de camera probeert van onderuit een blik op het ondergoed te krijgen bij nietsvermoedende vrouwen. 
E: Het is wel een beetje, nou ja. Eng. Een beetje klef ook wel. 
G: Je krijgt eerst iets te zien dat totaal onschuldig is, pakweg een ruïne in Mexico, waar we waren, en daarachter zit dan bijvoorbeeld een film van vrouwen die ik niet ken, en die allerlei onderdanige posities innemen. 
E: Dat is wellicht de neerslag van ja zeg maar het seksuele fantasme van Walter, die zich hierin uitgeleefd heeft.
G: Stel je eens voor dat ik vrienden op bezoek krijg en we hebben zin om samen eens de plaatjes van Indonesië of Thailand te bekijken. En dan komt er een karrevracht grotendeels ontklede dames op het projectiescherm die allerlei seksuele diensten verrichten. 
E: Dat zou pijnlijk zijn.
G: Erik, ik moet u eerlijk zeggen: Ik walg ervan. Ik was ten diepste geschokt. Ik werd misselijk van die pornotroep die hier rondslingerde. Walter was een van de eersten die zich een videocamera aanschafte toen die betaalbaar werden. Nu weet ik waarom. 
E: Als ik u was, ik zou er ook niet goed van worden. 
G: Weet u wat ik het verschrikkelijkste vind? 
E: Vertel.
G: Het ergste vond ik de video-opname van films die hij zelf opgenomen moet hebben, met vrouwen die zich ontkleedden, en het punt was, ik kan het haast niet zeggen: die droegen mijn dessous. Ik herkende mijn dessous op de beelden. Mijn eigen lingerie De vrouwen droegen mijn ondergoed. 
E: Nou zeg.
G: Hij heeft dat zelf gefilmd. Ik weet niet wanneer. Die vrouwen droegen mijn dessous om zich vervolgens voor de camera vulgair te gedragen. Met mijn dessous. 


7.4 Andere woonkamer


7.4.1 Gonda en Frans

G: Wat ik nog het meeste mis, dat waren die laatste maanden dat ik Walter hier thuis heb verzorgd. 
F: Hoe komt dat, denk je?
G: Wellicht omdat er toen voor de eerste keer sinds lange tijd enige vorm van tederheid tussen ons heeft bestaan. 
F: Dat zal je altijd zien: als er een zorgrelatie bestaat, raken we des te meer gehecht aan elkaar. Wanneer de andere ons ontvalt, is de rouw des te pijnlijker en langer naarmate een diepere band heeft 
G: Bizar genoeg zijn die laatste maanden toen hij zo ziek was de beste herinneringen aan mijn huwelijk. 
F: Het is heel normaal dat je voor iets of iemand wil zorgen. 
G: Dat heb ik heel mijn leven gemist, en ik mis het ook nu weer. 
F: Het is pas door voor iemand te zorgen, dat je je leven als zinvol ervaart. 
G: Er is niets meer om voor te zorgen. 
F: Nu moet je leren voor jezelf zorgen. 
G: Ik kan het niet. 
F: Je hebt dat nooit geleerd, maar je kunt het nog wel leren. 
G: Mijn leven is mislukt en van generlei waarde. 
F: Er komt nu nog een stuk van je leven dat de moeite waard is geleefd te worden. Daar ben ik van overtuigd.
G: Alleen maar om elke dag het verleden weer te herkauwen, maar de bittere smaak gaat nooit weg. 
F: Ik heb je leren kennen als een zeer waardevolle persoon, met een levendige intelligentie, en een groot hart.
G: Te weinig en te laat.
F: Het is nooit te laat om het leven te omhelzen.
G: En altijd maar die spijt. Mijn eer heet trouw. Waar heeft me dat gebracht.


7.5 Verwijten


7.5.1 Gonda en Walter 

Walter ligt in bed in dezelfde pose als bij het begin. 


G: Daar lig je dan. Je bent nu dood.
W: Iets van ons blijft altijd leven.
G: We komen nooit helemaal van elkaar los.
W: De dood, het is een kleine tegenslag. De zaken lopen nu anders.
G: Ik haat je en toch mis ik je. 
W: We hebben toch samen mooie dagen beleefd.
G: Jij smeerlap. Jij hebt mij in de steek gelaten, na al de rest wat je gedaan hebt. Jij godverdomde smeerlap.
W : Maar Gonda, je kunt weer eens nergens om lachen. 
G: Je hebt je best gedaan om mijn leven te verkloten ja. Nu ben je dood, en ik heb ook nog verdriet om jou. Ik sta er van te kijken, maar ik mis je. Daar had ik niet op gerekend.
W: Ik heb altijd mijn best gedaan.
G: Was dat uw best? Jij rokkenjager. Jij fraudeur, Jij pornozwijn.
W: Je overdrijft.
G: Nu dat jij dood bent, kan ik het jou eindelijk zeggen. 
W: Je hebt er lang mee gewacht.
G: Ik heb altijd gezwegen. Mijn hele leven heb ik gezwegen.
W: We hebben allemaal moeten leren zwijgen, tijdens en na de oorlog.
G: Ja. Wenn alle brüder schweigen. Maar het Deutsche Reich heeft niet lang geduurd.
W: Meer valt er niet te zeggen. 
G: Maar ik kan niet meer zwijgen, Walter. Ik heb te lang gezwegen. 
W: Waar is het nog goed voor. 
G: De schellen zijn me van de ogen gevallen. Ik heb al die jaren in een tunnelzicht doorgebracht.
W: Het zal mijn schuld zijn zeker?
G: Je hebt mijn leven kapot gemaakt Walter. Je stond altijd op afstand. Je hebt je nooit gegeven.
W: Vrouwenpraat. Dat is niet goed voor mannen. 
G: Je dacht alleen maar aan jezelf en aan de bevrediging van je eigen verlangens. Je hebt geleefd als een egoïst.
W: De jaren na de oorlog, de oorlog die voor mij langer heeft geduurd door mijn gevangenschap, waren voor mij een toegevoegde tijd. Ik wilde er het maximum uithalen.
G: Het is altijd de schuld van de oorlog. 
W: Ik heb meerdere malen de dood voor ogen gezien. Erger dan dat zou het nooit meer worden. 
G: Pas op het einde, de laatste maanden, toen je hier ziek lag. Pas toen is er iets van tederheid tussen ons geweest. Een aanraking, een glimlach. Meer moet dat niet zijn. Wat heb ik daar jaren naar gesnakt. 
W: Het spijt me. Ik wilde een man zijn, sterk en vrij. 
G: Jouw vrijheid ging ten koste van die van mij.
W: Dat heb ik nooit ingezien. 
G: Nee, Walter, dat heb jij nooit beseft. 


7.6 Afscheid van Irma


7.6.1 Gonda en Irma


Irma op het doodsbed


G: Jij hebt me altijd beknot. 
I: Hoe durf je zoiets te zeggen, na alles wat ik voor jou gedaan heb. 
G: Wat heb jij voor mij gedaan dan?
I: Ik heb Walter er meermaals van overtuigd, toch bij jou te blijven en geen scheiding aan te vragen. 
G: Dat heb ik dus aan jou te danken. Jij hebt mijn huwelijk gered.
I: En dat verschillende keren. 
G: Dat had je beter niet kunnen doen. 
I: Ondankbaar wicht.
G: Ik ben altijd trouw gebleven en ik heb mijn eer nooit geschonden. Dat is meer dan jouw zoon kan zeggen. 
I: Hij heeft alles met jou gedeeld en jou alles nagelaten. Mij heeft hij nooit iets gegeven. 
G: Hij was een hongerige wolf, behept met een hebzucht die niet te stillen viel. 
I: Hij was een man, en hij was soldaat geweest in de oorlog. Dat doet iets met een mens. 
G: Niets dat ergens goed voor is. Jij hebt hem altijd verwend. Jij hebt altijd alles toegedekt en goedgepraat.
I: Het zal mijn schuld wel zijn dat jij er niets van gebakken hebt.
G: Tegen jullie beiden was ik niet opgewassen. Je hebt mijn hele leven verpest, met die zoon van jou. 
I: Ondankbaarheid is ’s werelds loon. 
G: Wanneer ik denk aan al die verloren jaren. Ik heb mijn leven verkwanseld.
I: Je bent altijd opstandig en onrustig geweest. Een vrouw moet haar plaats kennen. 
G: Een vrouw moet zichzelf altijd wegcijferen. Nou, dat heb ik dan ook gedaan, met de bekende resultaten. 
I: Je hebt het aan jezelf te danken. Ondankbaar wicht.


7.7 Korintiërs 13


7.7.1 Allen Voorlezing uit het nieuwe testament.


F: We lezen vandaag de brief van Paulus aan de Korintiërs, hoofdstuk 13.
F:  Al spreek ik de taal van mensen en engelen – als ik de liefde niet heb, ben ik een galmend bekken of een schelle cimbaal. 
G: Al heb ik de gave van de profetie, al ken ik alle geheimen en alle wetenschap, al heb ik het volmaakte geloof dat bergen zou kunnen verzetten – als ik de liefde niet heb, ben ik niets 
I:  Al deel ik al mijn bezit uit, al geef ik mijzelf prijs om mij daarop te kunnen beroemen – als ik de liefde niet heb, helpt het mij niets.
W:  De liefde is geduldig en vriendelijk; de liefde is niet afgunstig, zij praalt niet, zij verbeeldt zich niets. 
E: Zij gedraagt zich niet onfatsoenlijk, zij zoekt zichzelf niet, zij laat zich niet kwaad maken en rekent het kwade niet aan. 
W: Zij verheugt zich niet over onrecht, maar vindt vreugde in de waarheid. 
I:  Alles verdraagt zij, alles gelooft zij, alles hoopt zij, alles verduurt zij.
G: De liefde vergaat nooit. De gave van de profetie, ze zal verdwijnen; het spreken in talen, het zal verstommen; de kennis, ze zal ooit hebben afgedaan. 
F: Want ons kennen is stukwerk, en stukwerk ons profeteren. 
G: Maar wanneer het volmaakte komt, heeft het stukwerk afgedaan.
I: Toen ik een kind was, sprak ik als een kind, voelde ik als een kind, dacht ik als een kind; nu ik volwassen ben, heb ik het kinderlijke achter mij gelaten. 
E: Nu kijken wij nog in een spiegel, we zien raadselachtige dingen, maar straks zien we van aangezicht tot aangezicht. Nu ken ik nog slechts ten dele, maar dan zal ik ten volle kennen zoals* ik zelf gekend ben. 
F: Deze drie dingen blijven altijd bestaan: geloof, hoop en liefde; maar de liefde is het voornaamste.

Ich habe genug

Ich habe genug

Cantate van Johannes Sebastian Bach BWV 82


Ich habe den Heiland, das Hoffen der Frommen,
Auf meine begierigen Arme genommen;
Ich habe genug! 
  Ich hab ihn erblickt, 
  Mein Glaube hat Jesum ans Herze gedrückt;
  Nun wünsch ich, noch heute mit Freuden 
  Von hinnen zu scheiden.