The making of

Breekbaar licht

Uitzonderlijk moderne sonnetten van de hedendaagse Pasquino

Op zondag zestien januari was het zover en zag de nieuwe dichtbundel van Dirk van Babylon het licht, ter gelegenheid van een feestelijke voorstelling, in Gemeenschapscentrum De Markten te Brussel.

Veertig sonnetten, soms bitterzoet, soms zoutzuur, maar nooit zwartgallig. Het is een bonte bloemlezing geworden uit de indrukwekkende productie van doorgaans satirische sonnetten van de afgelopen jaren, doorgaans gepubliceerd onder de geuzennaam Pasquino her en der verspreid op het internet.

De Zuid-Amerikaanse dichteres en Vlaamse uitgeefster Iris Van de Casteele maakte een persoonlijke keuze uit de honderden sonnetten die de afgelopen tien jaar in diverse media zijn verschenen en bezorgde de teksten, waarvan soms verschillende versies circuleerden, omdat ze aan een voortdurend verbeteringsproces zijn onderworpen.

Gezien het grote aantal hebben we de bundel hier over twee webpagina's verdeeld. De eerste twintig vindt u hieronder, de tweede helft onder Breekbaar Licht 2.

Thierry Deleu, de Vlaamse dichter/schrijver schreef een prachtige recensie met biografische informatie over de auteur, Dirk van Babylon, met zijn echte naam Peter Van Breusegem, een Vlaamse Brusselaar die in het dagelijkse leven voornamelijk als huisarts actief is. Deze recensie wordt apart meegemaild.

De bundel is een exclusieve uitgave van de De Distel, waarvan slechts 200 exemplaren voor verkoop bestemd, en is niet in de commerciële boekhandel verkrijgbaar. Hij kan besteld worden tegen de prijs van 25 €, zie elders op deze website, onder aankondigingen.

Spiegelzaal, De Markten, Brussel

Woord vooraf

Naar Roemi

De oppervlakte van de gedachtestroom
voert stokjes en strootjes mee.

Sommige zijn leuk om te zien, andere onooglijk.
De zaaddozen die in het water drijven
zijn uit het fruit gevallen van de onzichtbare tuin.
Zoek naar de pitten in de tuin,
want het water is uit de tuin
in de rivier gestroomd.
Als je de stroom van het Levenswater niet ziet,
kijk dan uit naar de bewegingen van waterplanten
in de gedachtestroom.
Wanneer het water met volle kracht stroomt,
gaan de zaaddozen, onze ideeën, sneller voorbij.

Wanneer die rivier
een onstuimige stroom is geworden,
is de geest van de kenner onbekommerd.
Als het water in al zijn snelheid en volheid
door je heen stroomt,
is er alleen nog maar plaats voor water.


Of om met een andere oude dichter te spreken:

De snavel van de veer
kamt de haren van de taal.
 
Hafiz – (Divan)  (ca 1325-1394 AD).

Vissen onder de waterspiegel

Schoekeloen

Ik heb nog wat geheugen over van mijn vader

Zo hoe wij wandelden. Het was de tijd van toen

Hij greep en toonde me een handvol schoekeloen

Een paar gerstaren klopte op zijn polsslagader

 

Herinnering, ik heb jou nog niet altegader

Ik weet zo vlug nog niet wat ik met jou moet doen

Het regende wat meer. De halmen waren groen

Dan is het weer voorbij. Een vluchtig kader.

 

Een vierkant van te snel voorbij gevlogen tijden

Het hoekige verleden wordt een beetje rond

Als mijn gedachten in afwezigheid verglijden

 

Het graan groeit in de volle maar wat natte grond

Mijn pa en ik. Gescheiden! En dat doet maar lijden

De gerst staat prachtig en haar aren zijn gezond.

 

    

Schoekeloen: dialectbenaming voor gerst.

 

Gerst op de akker

Op een geboorte

Een nieuwe telg van ons geslacht is hier geboren:

De eerste schrei als heftig licht het oog ontbrandt,

Een levensteken of een teken aan de wand?

Vol levenskracht en adem komt zij bij ons horen,

 

Ontlokt aan het gezang van hemelhoge koren.

Na negen maanden zeevrucht is zij aangeland.

Wij zijn door vreugde en verblijding overmand.

De zelfbeheersing kwijt en ook de kluts verloren.

 

Je haalt je adem op, al hoesten en al niezen

Ik stel je vast gerust want jij behoort tot wij:

Je hoort erbij. Wij willen jou nooit meer verliezen.

 

Wees welkom in een dolle mensenmaatschappij!

Je vaderland, je moedertaal, kun je niet kiezen.

Je schreeuwt je longen uit, luid roepend: “Hoor naar mij.”

Suikerbonen

Uw kop

Gods Dozen Van Liefde

 

Twee opbergdozen heeft mij God ter hand gegeven

Hij zei erbij: je bergt je zorgen in de zwarte,

Je vreugden in de gouden doos, neem dit ter harte

Zo borg ik zorg en vreugde op al heel mijn leven

 

De gouden opbergdoos werd zwaarder om te heven

Van blijde maren vol, maar nu komt het aparte,

De zwarte bleef maar licht, wat mijn verbeelding tartte

De opbergdoos lag op mijn handpalm haast te zweven

 

Nieuwsgierig deed ik kortom de zwarte doos open

En vond ze leeg met in de bodem slechts een gat

Waardoor mijn zorgen er weer uit waren geslopen

 

God lachte toen ik het er met hem over had.

De gouden doos, mijn kind, leert vreugden op te hopen,

Je zorgen zijn bij mij. Laat los, wat tegenzat.



Bloem in Marrakech

Het groot dictee

De atleten van de orthografie


Daar zitten ze te worstelen met tussen-ennen
Het puntje op de i, de letteralgebra
De alfabetsoep en de valstrikwoordenvla
De kandidaten zitten ijverig te pennen

Ze moeten alle gekke spellingsregels kennen
Waar vroeger soms een cee stond, daar moet nu een ka
En omgekeerd, en wee de onhoorbare ha
Een dicteetekst die is geschreven om te jennen

Met ingehouden adem en de tong tussen de lippen
Daar spellen ze het opgegeven struikelthema
Met streepjes en met leestekens en volle stippen

Bij het begin van nieuwe klinkergreep een trema
Een lang en moeilijk woord mentaal in stukken knippen
En hou dan ook de tijd in ’t oog en blijf op schema



Galafoto van het groot dictee

Dierenfabel

De krekel en de mier herbezocht

 

Wat drijfveer hebben samenlevende insecten?

De mierenmaatschappij, totalitaire staat,

Met een soldatenleger voor de strijd paraa t,
Het wemelt langs de vers getrokken geurtrajecten,


Van bezige arbeidsters met geluidseffecten:

Een zwermend en een zoemend oorlogsapparaat,

Zodat het horen en het zien er bij vergaat,

Om nest gebouwd door anonieme architecten.

 

Hoe eenzaam aan de poort is niet de arme krekel?

De zomer lang heeft hij gezongen om de gein.

Aan werken had hij toen een hartsgrondige hekel.

 

Nu bedelt hij om aandacht met een rijmrefrein.

De mierenhoop verslindt de roekeloze rekel,
Vernieuwde fabel van Johan van de Fontein.

 

 

Jean de la Fontaine (1621-1695)

Bilan

Bilan


Op leven losgelaten zonder voorbereiding,
De wilde jaren tachtig op het achterplan,
Ik heb daar ergens nog wat foto’s van,
Maar die zijn niet bestemd voor bredere verspreiding.

Een huwelijk mislukt, maar minnelijk de scheiding,
Een rokershoestje en de wijsheid in de kan,
Een midlife crisis en een uitgebluste man,
En straks alleen nog goed voor zelfhulpbegeleiding.

Maar nee, daar is hij dan de zwarte bruidegom!
De steppewolf met soepel verticaal skelet,
Die ik zo laat nog op de avond tegenkom.

Lantarenpalen en zijn rijzig silhouet,
Dan valt er in mijn hoofd een schakelaartje om,
En wordt een kort verlangen aan en uit gezet.

 

 

Wolf in Montana

Naar Teresa

Het innerlijk kasteel

 

De rups zat op zijn moerbeiblad zich vol te vreten.

Hij wentelde in vraatzucht rond op groen belust,

Zo lang hij schransen kon, om daarna uitgerust

Te herbeginnen, om een stukje bij te eten.

 

Tot hij gegroeid was en het blad was afgesleten.

Hij voelde zich voldaan, verzadigd, uitgeblust,

Hij rolde zich in speekseldraad, werd onbewust,

Lag ingewikkeld op zijn zijde te vergeten.

 

Bevroren in de tijd blijft de bewusteloze

Insectenmummie, garenpop, op dubbel slot,

Inwendig potverterend, tot metamorfose

 

Weer openbreekt het slotakkoord van rupsenlot:

Ontplooide Irisvleugels in apotheose,

Imago van de soort, herboren zijdemot.


De titel verwijst naar Las Moradas van Teresa van Avila.

De zijderups op zijn moerbeitak

Nieuwe behuizing

Vers licht

 

 

Het nieuwe huis blijft me verrassen en verbazen:
Hoe aanraking van vederlichte schakelaar,
Het licht ontsteekt na omslag van de tuimelaar,
In glansgerinkel met een tinteling van glazen.

Ik draai de kraankop open, hoor het water razen.
Een schone straal spuit krachtig uit de mengpijp naar
Beneden, en de afvoer is er zo mee klaar.
Het gas hoor ik door buizen naar de ketel blazen.

En alles werkt, er is een keuken die kan koken,
Een koelkast en een radiator die het doet.
Ik ga naar buiten om een sigaret te roken.

Adres veranderd en verhuisd op staande voet.
Ik heb de kluisters van het steentijdperk gebroken,
Verlicht door luster, met hartstochtelijke groet.


Het Magritte-museum

De hoek van inval

Inval is uitval

Als ik mij spiegel aan weerkaatsing van de taal,
Mij hul in de juwelen van de juiste woorden,
En als een Narcis buig naar flonkerende boorden,
Zo langs het jaagpad van het glinsterend kanaal;

Verlies ik mij in een omhoog gebroken straal,
Die verder vliedt naar onbekende verre oorden.
De iriskleur surft op de golfkam naar het noorden.
Spectrale invalshoek op een kristallen schaal.

Weerklinkt daar niet een stem met donderende galm:
“Beschrijf een keer zoiets wat in je op komt wellen
Vooruit ermee, en geen verschoning of getalm

Zomaar gewoon wat in je opkomt navertellen.”
Wees braaf mijn zielepijn en blijf een beetje kalm.
Mijn pen zal in de eenzaamheid mij vergezellen.

Rolkei

Kei

Dag kei, net als jij, maak ik mij uit aarde vrij.
Het stof licht op in zonnestralenrondedans.
Een poederschemer kleedt de avondlijke glans.
Hier staan we allebei of liggen scheef opzij:

Twee rolkeien ontsnapt aan hoge heerschappij,
Door zwaartekracht ontsprongen van een stenenschans,
De stroming afgedaald bij noodlot en bij kans,
En in de wrijving rondgeslepen zij aan zij.

Mosloze kei: gedreven, rondgetold, gekust,
Met kwast en met penseel, met stootjes en met trekjes.
Ontmoeting, niet meer moeten. Een gevoel van rust.

Onaangedaan door lust en vol met schoonheidsvlekjes!
Ik kijk of je vulkaanvuur reeds is uitgeblust,
En streel je oppervlak en je geheime plekjes.

Gestapelde kei

Voor Iris van de Casteele

Het verhaal van Dageraad en Regenboog

Aurora houdt van schaamte nu het hoofd gebogen
Want Iris toont een meer intense kleurenpracht
Het spectrum toont van ’t witte licht een kleur of acht
Bij zon met vochtig weer. O Iris van de ogen

O mijn pupil, O Iris van de regenbogen
O mijn godin, Gij waterbloem met paardenkracht
Fontein van brandglas en van binnen berenzacht
Geschilderd door Van Gogh met ruwe borsteltogen

Vol violet tot blauw, helpaars en knaloranje,
Of door fluwelen Brueghel met een fijn penseel;
Het licht breekt door de deemstering en blarenfranje.

Een purperglans omgeeft het felle botergeel,
Bekend van Nederland tot in het diepe Spanje,
Een bloem vol verve op een eeuwig groene steel.

Irissen van Van Gogh

Sonnettentennis

Wimbledon

Dat zie je niet inWimbledon:
Verhalen van de moedergans;
Gestampte aarde op zijn Frans;
Sonnettentennis op gazon.

Ik zou het zeggen als het kon:
Mislukte schrijver van romans?
De dichter van de laatste kans?
Ja, wie is Dirk van Babylon?

Een huisarts met een taaltalent,
Op zoek naar literair agent!
Mijn ware naam zeg ik met hese stem:

Op zoek naar ziel die mij herkent,
Na zalving van het sacrament,
Gedoopt ben ik Peter Van Breusegem.

Mezelf

Uit het Engels

Naar Tennyson

O schoonheid, gij gaat snel voorbij! O zoetste zoet!
Hoe staat ge toe, dat ik mijn jeugd verdoe in zuchten?
Laat mij maar braafjes zitten naast uw ranke voet.
Gij weet dat steeds mijn oog daarbij uw blik zal vluchten.

Alleen uw hand kussen, mijn armen om u vouwen,
Dat durf ik niet. Het is met moeite dat ik spreek.
En niets zo wild en stout als dacht ik te beschouwen,
Mijn mond die uwe wangen met een kus bestreek

Ik denk als ik u kussen zou, verloor ik het beheer.
Mijn sidderende brein kan langer in de vloot
De vluchten van de geest niet houden. Nu ik sprak

Daar sloeg het woordje kus mijn ziel alweer terneer
Die beeft als een ligusterhaag, tot ook die noot
Gedempt verzwindt in zelfde stilte die ze brak.

Lord Tennyson

Creatief met kurk

Ongevonden voorwerp

Ik ben vergeefs op zoek naar wijnfleskurkentrekker:
Kenmerkend voorwerp van in vorm verdraaid metaal
Een schroefdraad van zorgvuldig krom gesponnen staal
Ik vond tomatensnijder en een eierwekker.

Een stroomloos strijkijzer met afgerukte stekker.
Aardappelpureestamper, deegrol en de graal,
Maar niet het sierlijk silhouet van een spiraal.
Die toegang tot de fles verschaft met druivenlekker.

Dat zuigende geluid! Die borrelende zin!
Helaas vinden we nergens de fleshalsontstopper
Trek ik de kurk er uit, of duw ik hem er in?

Een raderwerk vind ik nog van een eiwitklopper,
Een wenteling die boort naar wiskundebegin.
De nek er afslaan? Maar ik ben geen herrieschopper.

16

'Groggy kurkentrekker van Ikea'

Gabber

Echtverklaring

Omdat ik niet alleen wil zijn, nog aangenomen,
Dat jij mijn eenzaamheid een beetje wilt bevolken,
Een zonnetje dat schijnt door hoge stapelwolken,
Mijn lief, mijn gabberdijn, ik zal je naam niet schromen.

Al ben je in de lendenlijn wat aangekomen,
Voor jou mijn liefste wil ik toch mijn taal vertolken.
Doorzwommen hebben wij de diepe waterkolken,
Gestrand in laag gebied met iets te weinig bomen:

Is het hallucinatie, nee daar graast een rund,
Doet zich te goed aan welig opgetierde grassen;
Een tong die maait met speeksel aan de punt.

Staketsel wervelzuil met spieren aangewassen,
Vier poten in de klei de horens ongemunt,
Zoekt zich een weg de kudde door de plassen.


 

Grazend vee

Krantenbericht uit Oost-Europa

Beer

Er was eens ver van hier een bergboer diep in Polen.
In het gebergte zat de politiek nog mee.
Hij had geen krant en keek ook geen teevee.
Hij klaagde niet en at zijn soep van rode kolen.

Zo naarstig leefde hij in oerwoud diep verscholen.
Hij werkte op bergakker, zorgde voor bergvee,
Vertoonde nooit een spoor van heimwee naar de zee.
Verborgen bergstreek en de naam is niet gestolen.

Daar ligt een mooie avond in zijn bed een beer!
De boer heeft met de beer ternauwernood gesproken
Dat ging zo vlot niet want elk hield zich aan zijn eer.

De boer sliep op de vloer en mocht ook niet meer roken.
Een dag was broeder beer gewoonweg er niet meer.
“Wat mag er met hem zijn, wat is hij uit aan ’t spoken?”

Bruine beer

Kringloop

Sonnet van spijt

Zo herbegint elk jaar opnieuw – ’t is Herfst, September,
Maand van fruit en wijn, die helpen bij het afscheid
Van de zon - de oude kringloop van de spijt,
Die na Oktober cirkelmatig naar November

Leidt, een tijd van dood en rouw, tot in December
Feestgedruis losbarst, hoe zeer ook in het krijt
Want Januari scheldt alweer de kosten kwijt
Waarvan bescheid, en na de zomer wéér September.

September is voor mij de maand waarbinnen Zij
Voorzichtig mijn verwarde geest nabij getreden
Licht zond uit de nacht der tijden, terwijl Hij

Zijn vinger opgericht naar toekomst en verleden
Zich uitriep tot de maatstaf van de maatschappij
Zij schudde neen en zweeg en heeft voor ons gebeden.

Moeder en zoon

Uw kop

Schapen tellen

Met schapen tellen zijn z’in Brussel nog niet klaar,
En dat verklaart wellicht de slapeloze nachten,
Als van een rammenlam dat klaar is voor het slachten,
Een wolf in wollen vacht de Euro-ambtenaar.

Een zwarte pluim stijgt op en in het openbaar,
Vernietigt hier zich zelve met vereende krachten,
De veeteeltsector in de greep van hoge machten.
De boer zit in de schaar, en riek wordt rammelaar.

De hoevenijverheid verkeert in alle staten.
O evenhoevigen, aan mond en klauw bezocht.
Kom, laat u horen in uw hartverscheurend blaten!

In vrachtwagens vervoerd, op markten cash verkocht.
Zachtaardig en gedwee, herkauwers, ungulaten.
Droom tevergeefs van open lucht en vrije tocht!

Afrikanostalgie

Midzomernachtdroom

Een beetje weggestopt ten oosten van de Tsjaad,
Ligt Abbesinië in zonlicht te verstijven,
Wat inboorlingen niet belet het handeldrijven,
Gezegend door de priesters in bestoft gewaad.

Het kruis geheven over wroetwortel en zaad,
Wat psalmen onverstaanbaar die niet lang beklijven,
Bevolkingsaangroei meetbaar in jaarlijkse schijven.
De steden groeien er zo langzaam uit de naad.

Best wel gezellig maar niet helemaal utopisch.
Het schip in de woestijn maakt zandstormaverij
De thermometerhuttemperatuur is tropisch.

Straks komt mijn zeil met dat van hem langszij.
En slaat zijn slome beat mijn oorslak Ethiopisch,
Kapseis ik bij hoogtij, maak slagzij naar de lij

Het huidige Ethiopië

Geestrijk nat

Een fles jenever

Daar staat ze in de koelkast, Bruine Bols, jenever.
Daar staat ze in het donker, porseleinen fles!
Het is na vieren nu. Ik ben niet bij de les,
Maar zit aan haar te denken, rauw op ganzenlever.

Al staat de wereld een uur later ietsje schever,
Dan hef ik nu het glas op de slovenenjazz,
Op Arte deze avond om een uur of zes,
Van commentaar voorzien door de jazzverslaggever.

Dan gaat een uur of twee aan mij zeer snel voorbij.
De goede sfeer door geen gerinkel onderbroken.
Geef mij maar korenwijn met flink wat ijs erbij.

Dat niemand van het drinken moge zijn verstoken,
Al staan pakweg de Russen er voor uren in de rij.
Ik draai de klank op voetbalsterkte en ga roken.