4 Chinees restaurant

Gelukkig die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden. 


Horst Wessel

Ihr Sterne seid uns Zeugen,
Die ruhig niederschaun,
Wenn alle Brüder schweigen
Und falschen Götzen traun.
Wir woll'n Wort nicht brechen
Nicht Buben werden gleich,
Woll'n predigen und sprechen
Vom heil'gen deutschen Reich!


Decor

Het ging weer wat beter met Gonda en we gingen een tijd lang elke week eten in een Chinees restaurant, op een boogscheut van haar appartement.
We zien twee tafeltjes in een restaurant.
 

Vierde bedrijf

Oorlog


4.1.1 Gonda en Erik

G: Er is veel kapot gegaan in de oorlog.
E: Ben je daardoor getekend?
G: Wellicht voor altijd. Het was een tijd van moeilijke keuzes, en sommigen hebben de verkeerde gemaakt, waarvoor een aantal flink heeft moeten boeten. 
E: Hoe bedoel je?
G: Wij waren fout in de oorlog, zoals dat nu heet. We waren zwarten zoals dat toen heette.
E: Wat betekende dat voor u?
G: Wij waren in de jaren dertig een Vlaamsgezind katholiek burgergezin. Mijn vader was altijd al actief in de Vlaamse beweging. Oorspronkelijk was dat nog de Frontpartij, maar die ging over in het VNV, en toen begon het al fout te lopen. 
E: Het VNV dat was toch het Vlaams Nationaal Verbond?
G: Weet u daarvan?
E: Ik interesseer me wel voor de tijd. We hebben in de familie natuurlijk ook een oorlogsgeschiedenis, zoals elk Vlaams gezin zeker?
G: Zoals zovele mensen van mijn generatie heb ik mijn mooiste herinneringen die jaren voor de oorlog. Het was een geagiteerde tijd, toch wat de politiek betreft. 
E: Het waren spannende tijden, mag ik aannemen.
G:In 1936 en in 1939 waren er verkiezingen. Ik was in mijn tienerjaren en ik kan me nog goed al die vergaderingen en bijeenkomsten voorstellen.
E: Met allerlei uniformen wellicht. Dat zie je wel eens op foto’s. Zo fris was die VNV niet.
G: Ik mocht met mijn vader vaak mee naar verkiezingsmeetings. Ik vond dat heerlijk. Met de fiets door heel Vlaanderen. We waren ook actief in de jeugdbeweging.
E: Klinkt gezellig. 
G: De Dietse Meisjesscharen. Ik heb een mooie jeugd gehad. Het waren de weinige gelukkige jaren in mijn leven. 
E: Jullie waren blijkbaar wel een politiek actief gezin. 
G: Mijn vader heeft op de kieslijst gestaan, in 36 en 39, maar hij is nooit verkozen. Ik had natuurlijk veel bewondering voor hem. 
E: Ja, dat begrijp ik.
G: We waren honderd procent flamingant. Als jong meisje interesseerde ik me voor de Vlaamse zaak en ik las alle traktaten, terwijl andere meisjes met de poppen speelden. 
E: Speelde u niet met de poppen?
G: Ik heb me altijd beter gevoeld in een gezelschap van mannen dan van vrouwen. Dat is mijn hele leven zo geweest. Ik vond de andere meisjes aanstellerige wichten. 
E: Merkwaardig.
G: Wij hadden een vrij en een gastvrij Vlaanderen voor ogen. Een onafhankelijk, zelfstandig en autonoom Vlaanderen. Naast en samen of zelfs in Nederland. Ik vond die hele politieke scène uitermate begeesterend. 
E: Het was blijkbaar een boeiende tijd.
G: Er was iets in ons volk dat wakker werd, en dat steeds luider zou opklinken. Later, door de oorlog nam alles een andere wending

4.2 Oostfront


4.2.1 Walter, Gonda en Erik

Walter zit aan een ander tafeltje, eerst achter een krant, en mengt zich dan in het gesprek. 


W: De Sturmbrigade Langemarck was een zwaarbewapende eenheid van zo'n 2000 manschappen. We werden eind 1943 ingezet nabij Jampol op het Russische Zuidfront.
G: Ze leden zware verliezen.
W; In maart 1944 werden we teruggetrokken om te herstellen.
G: In de krijgslazaretten en de ziekenhuizen werden de gewonde soldaten zo gauw mogelijk weer opgelapt. 
W: Midden 1944 kwam de Sturmbrigade weer in actie, dit keer aan de Narva op het Noordfront. Ik raakte een paar keer gewond, maar ik keerde telkens terug, tot ik krijgsgevangene werd gemaakt. Meermalen heb ik de dood voor ogen gezien, en wreedheden die ik niet kan beschrijven.
E: Hoe kwam u daartoe om zoiets te gaan doen in een ver land? Was dat een vrijwillige keuze van u?
W: Ja, maar achteraf bekeken, weet ik ook niet zo goed meer waarom. Het avontuur zit er voor iets tussen. Wij hadden natuurlijk geen idee van waar we aan begonnen. 
G: Ze zijn in een zwart gat gesprongen zonder te weten waar ze uit zouden komen. Het is heel anders gelopen dan zij gedacht hadden. 
E: Hoe dan?
W: Wij wilden in een Vlaams leger dienen, onder Vlaamse officieren,  en zonder het SS-uniform te moeten dragen. We kwamen bedrogen uit. 
E: Hoe ging dat in zijn werk?
W: De Duitsers hadden het anders begrepen dan wij, en ze hadden natuurlijk het laatste woord. 
G: De vrijwilligers waren verplicht de SS-eed te zweren. 
W: Enkele honderden maten weigerden ondanks zware druk de eed van onvoorwaardelijke trouw aan de Führer af te leggen. 
E: Kon je niet meer wegkomen?
W: Intussen was mijn lot al bezegeld. Wij die waren aangeworven, konden niet meer terug, daar we een dienstcontract auf Kriegsdauer hadden getekend. 
G: Voor zolang de oorlog duurt. 
W: De inlijving bij de SS leidde tot opstandigheid, want elke verwijzing naar Vlaanderen was verdwenen. Ik zal eerlijk zijn, en me niet beter voordoen dan ik ben. Ik kan dat zelfs zeggen zonder mij te schamen. 
G: Walter?
W: Nee laat me. Op dat ogenblik en in de leeftijd die ik toen had; heb ik die afschuw voor die SS-eed, persoonlijk  nooit zo gevoeld. Ik zat helemaal op de Duitse lijn, en ik heb zonder morren trouw aan Hitler gezworen. 
G: Walter was het gezeur beu. Hij  wilde naar het front om eeuwige roem te vergaren.
W: Je bent jong en je wilt wat. Zoals dat nu heet. Ik kan wel zeggen dat het me spijt, maar niet dat ik dezelfde keuze niet opnieuw zou maken. 


4.3 Levensplanning


4.3.1 Gonda en Frans

G: Dit is niet het leven dat ik voor ogen had.
F: Wat had je voor ogen dan?
G: Ik heb me na de humaniora ingeschreven aan de universiteit om politieke en sociale wetenschappen te studeren, omdat ik toch het gevoel had dat ik ooit in die mannenwereld van de politiek iets zou kunnen betekenen. 
F: Dat lag natuurlijk niet zo voor de hand in die tijd, zo de generatie van onze ouders. Vrouwen waren bezig met handwerk en de kinderen.
G: Mijn dromen zijn in duigen gevallen. Ver heb ik het niet geschopt. In plaats van naar de universiteit te gaan, ben ik naar het Oostfront getrokken. 
F: Hoe is dat zo gekomen, dat jullie in het verkeerde kamp terecht kwamen?
G: In de jaren dertig streefden we met democratische middelen naar verandering. Het is ergens verkeerd gelopen. In Duitsland kwamen de nazi’s aan de macht. Daar heerste een grimmige sfeer, die in zekere mate op Vlaanderen oversloeg.
F: Hadden jullie daar sympathie voor?
G: Dat wisten wij toen niet. Mijn ouders waren aanhangers van de Frontpartij, uit spijt en verontwaardiging omtrent de slachting van de eerste wereldoorlog. 
F: Uit woede en rouw, omdat zovelen zijn gesneuveld. 
G: Deze Frontpartij, moet u weten, werd op een gegeven moment zowat opgeslokt door het Vlaams Nationaal Verbond, en daar zat van in het begin een fascistische reuk aan. 
F: Het VNV van Staf Declercq, de man die zich den Leider liet noemen. 
G: Wij voelden ons niet zo goed bij die personenverering, maar we gingen mee op de golf van de electorale successen. Met zestien zetels in het parlement, kregen we nieuwe hoop. 
F: Die Staf Declercq was niet zo een frisse figuur.
G: Wij staken ons ongenoegen over hem ergens weg. Voor ons was het Vlaanderen vóór alles. Dat was onze overtuiging. Ja toen brak de oorlog uit. Staf Declercq stapte met de VNV in de collaboratie met de bezetter. Wij zagen dat aanvankelijk niet zitten. 
F: Hij ging proberen om Vlaanderen autonoom te maken in een Duits verband, maar dat was tot mislukken gedoemd. 
G: Al moet ik eerlijk zeggen: de eerste indruk van de  Duitsers wekte bewondering. Het was een net leger. De Weermacht was een toonbeeld van orde in het begin. 
F: Dat zou wel anders uitpakken. 
G: Wij vonden de ene bezettingsmacht al niet beter of niet slechter dan de andere. We hadden immers sinds jaar en dag de indruk door een Franstalige onderdrukker bezet te zijn.
F: Er waren er die in de zielsverwantschap tussen het Duitsche en het Vlaamsche volk geloofden.
G: Ik weet dat allemaal niet. Onze familie bleef totaal afzijdig van de oorlogspolitiek en we slaagden erin uit het vaarwater van de gebeurtenissen te blijven, tot het ogenblik dat Hitler Rusland binnen viel. 
 
4.4 Herenvolk


4.4.1 Frans en Walter

F: U heeft wel in de actie gezeten. 
W: Ik kan u niet vertellen wat het betekent in de oorlog aan het front te staan, en te doden op bevel. De andere is de vijand en die moet eraan. Het is hij of ik. Wie het eerste schiet heeft gewonnen. 
F: Jezus Christus.
W: Wij waren het herenvolk. Ik heb me die denkbeelden eigen gemaakt tijdens de vorming. Ik geloofde daarin. Onvoorwaardelijke broedertrouw. Dood aan de vijand. De roes van de vernietiging. De adrenaline, dat op scherp staan, tussen leven en dood. 
F: Jakkes.
W: Dat was heel andere koek dan de slaapwekkende routine van het leven bij ons thuis. Om u de waarheid te zeggen, ik ben het dagelijkse leven daarna nooit meer gewoon geworden. De ondraaglijke lichtheid van het bestaan. Vreselijk langwijlig.
F: U doet het bijna romantisch klinken, die oorlog. 
W: Dat moet ik tegenspreken. Romantisch was er niet veel aan, aan het front, want het was bittere ellende en de laatste winter was verschrikkelijk. Gore miserie. Afzien.
F: Apocalyptische tijden.
W: Wij werden opgeofferd in de strijd tegen de communistische boeman, die de Christelijke beschaving zoveel schade had toegebracht. 
F: Ja de kerk riep op tot strijd tegen de rode terreur.
W: We waren doordrongen van de schanddaden van het misdadige Sovjetregime.
F: Het werd in de kerken gepreekt.
W: De jeugd werd opgeroepen ter verdediging van onze manier van leven, tegen de goddeloze bolsjewiek.
F: De heidense macht die het op onze priesters en onze geloofsovertuiging gemunt had.
W: We trokken ten strijde tegen de goddeloze dictator Stalin, die de gelovigen in dat verre land onder de knoet hield.
F: Die de kerken in brand stak en de dappere geestelijken naar Siberië afvoerde. We kunnen ons dat nu niet meer voorstellen. 
W: Ik ging me in 1943 aanmelden bij het Vlaams Legioen en ik ben naar het Oostfront vertrokken. 
F: Waarom heeft u dat gedaan?
W: Ik weet het niet. Uit idealisme zeker. Om de beschaving te verdedigen. Om iets te doen. Om actie mee te maken.  
F: Meer idealistisch dan ideologisch geïnspireerd. 
W: Ik wilde iets doen. Ik wilde aan een betere wereld werken. 


4.5 Vertrek


4.5.1 Gonda en Erik. E: Ik moet u iets vertellen dat misschien als een schok zal komen.


G: Ik zit neer. Vertel maar op.
E: Wel u weet dat ik met de aidsepidemie bezig ben. Nu gaat er ook een boek uitkomen. Het komt allemaal samen tot een punt, waar ik maar beter kan stoppen met de huisartspraktijk. 
G: Nee, dat meen je niet.
E: Ja, ik ga stoppen met de raadplegingen en de huisbezoeken.
G: Dat kunt u toch niet doen. 
E: De praktijk zal doorgaan zonder mij, dankzij de collega.
G: Ja maar dat is niet hetzelfde. Ik heb met hem niet hetzelfde contact als met u. 
E: Het spijt me, maar ik moet dit doen 
G: Dat kunt u me niet aandoen.
E: In principe stop ik einde juni met patiëntencontacten, maar ik zal voor u een uitzondering maken. 
G: Laat me niet in de steek.
E: Ik zal bij u blijven komen, maar ik kan het niet meer aan. Het is teveel aan het worden. 
G: Hoe komt dat eigenlijk?
E: Teveel ellende. Die aidsepidemie. Wat de oorlog was voor uw generatie, is de aidsepidemie voor de onze. 
G: Maar dan hebben we net mensen als u nodig.
E: Ik identificeer me te veel met de slachtoffers.
G: Stopt u dan als huisarts?
E: Ik denk dat ik zinvollere taken kan doen. 
G: Zoals daar zijn?
E: Ik heb besloten dat ik me aan de preventie van aids en hiv ga wijden. En boeken schrijven.
G: Ik ben benieuwd. 
E: Ik kan niet langer om met de gevoelens van onmacht in de dagelijkse praktijk. Ik krijg het gevoel dar ik erin omkom.
G: Zelf ben je ook homo.
E: Ja. Ik heb nooit weggestopt dat ik homo ben. Ik kan niet leven in de catacomben. Samen met de vrouwenemancipatie is dat toch iets moois dat we de deze eeuw te danken hebben. Dat we uit de kast mogen komen. 
G: Voor mij is dat om het even. Ik heb me daar nooit aan gestoord. Mannen doen wat ze willen met elkaar, als ik  het maar niet hoef te zien. 
E:  Overal gaan conservatieve stemmen op die zwaaien met pek en vuur, omdat ze beweren dat aidspatiënten het aan zichzelf te danken hebben. 
G: Ze kunnen de vooruitgang toch niet terugdraaien. 
E: De aidsepidemie stelt een aantal verworvenheden weer in vraag. Het emancipatieproces is nooit afgelopen.


4.6 Joden


4.6.1 Gonda en Frans G: Op een bepaald ogenblik heeft Walter beslist, tegen de Russen te gaan vechten. 


F: Jullie kenden elkaar al?
G We waren vrienden, maar het was niet zo dat we verloofd waren, laat staan getrouwd. Er was geen relatie tussen ons. Niet voor de oorlog.
F: Waar kende u elkaar  van?
G: De jeugdbeweging, politiek, culturele evenementen. De Dietsche Meisjesscharen. Dat liep in elkaar over. 
F: Ik kan me er iets bij voorstellen. 
G: Op een goede dag verneem ik dat Walter voor het Vlaams legioen heeft getekend.
F: Wat is dat?
G: Het was bedoeld als kern van een Nationaal Vlaams leger. Dat Vlaams Legioen is in een volgende fase in de Waffen-SS overgegaan.
F: Vandaag klinkt dat vreselijk.
G: Ja maar dat heeft niets met de SS in de kampen te maken. Walter heeft aan het front gestaan en het vechten van nabij meegemaakt. Dat maakt toch een verschil. 
F: Wist u iets over de uitroeiingskampen?
G: Wij hadden geen mening over de Joden. In onze stad waren er niet zo veel. Niemand had er last van. Het oppakken van de Joden gebeurde tamelijk geruisloos, zodat het niet tot me doordrong. 
F: Vond niemand dat vreemd?
G: We wisten niet dat die Joden er waren. Die waren volledig in de bevolking geïntegreerd. Het is niet zoals in Antwerpen waar ze met hun spullen op straat lopen. Wij hadden er geen last van, en ik had niets tegen hen. 
F: Heeft u niets gemerkt van de vervolging?
G: Hier of daar verdween er wellicht een zonder veel gerucht te maken. Veel heb ik er niet van gemerkt, voordat ik in 1943 als verpleeghulp naar het front ben getrokken.  Wat vervolgens in ons land is gebeurd, heb ik niet meegemaakt. 
F: Wanneer wist u ervan?
G Ik heb later vernomen dat er een paar honderd zijn opgepakt. Dat is weinig, vergeleken met de duizenden die uit Antwerpen zijn versleept. 
F: Het blijft schokkend. 
G: Later was ik ook geschokt, maar ik moet eerlijk toegeven, dat het inzicht pas laat is gekomen. Nu vind ik het vreselijk, maar toen wist ik het niet. Het ging langs me heen.
F: Wat dacht u toen?
G: Pas op. Ik keur dat absoluut niet goed die Jodenhaat. Maar ik moet eerlijk zijn. Destijds had ik er geen mening over. We hadden geen rechtstreekse ervaring met Joden. We kenden er geen.  
F: Dat speelde voor u niet? 
G: Achteraf bekeken, kun je gemakkelijk zeggen, dat we dat hadden moeten zien. Maar we zagen het niet. Het ging ons om het Vlaamse volk, en ineens ging het ook over het Germaanse ras. 
E: Een ras is nog iets anders dan een volk. 
G: Ja, dat is ook zo.
 
4.7 Terugkeer


4.7.1 Irma en Gonda

Flashback naar 1945. Irma speelt de moeder van Gonda.


G: Het was geen warm onthaal dat me te beurt viel, toen ik na de nederlaag van de Duitsers naar huis kwam. De begroeting van mijn moeder was een koude douche.


Tok tok.


I: Wie is daar?
G: Moeder!
I: Gonda, ben jij het?
G: Ja ik ben terug.
I: Ben je daar dan? Leef je nog?
G: Ja, ik ben weer helemaal terug.
I: Dat zie ik. Het is geen goede tijd om terug te komen. Je was beter weggebleven. Waar heb je gezeten? Wat heb je allemaal gedaan?
G: Ja, waar moet ik beginnen? Ik ben kapot, moeder.
I: Je hebt ons hier mooi laten zitten in onze ellende.
G: Is dat zo?
I: Terwijl jij in het leger met de mannen stond te flirten, hebben wij hier de hongerwinter gekend.
G: Wat zeg je nu?
I: We kunnen je niets geven, want we hebben zelf niets. Je kunt hier niet blijven, want ze zullen je komen halen. 
G: Wat?
I: Vrouwen zoals jij worden opgejaagd, mishandeld en in het openbaar kaal geschoren. 
G: Waarom?
I: Omdat ze uit zwarte families komen zoals jij. Omdat ze lid van de Dietsche Meisjesscharen zijn geweest, zoals jij, omdat jij voor het Duitse Rode Kruis hebt gewerkt. 
G: Ik heb alleen maar gewonden verpleegd.
I: Vele vrouwen zijn vernederd en verkracht. 
G: Ja, dat was in Rusland en in Polen ook zo. Het zijn middeleeuwse taferelen. 
I: Sommige meisjes moesten zelfs hun eigen haar inslikken. 
G: Verschrikkelijk.
I: Je kunt maar beter weggaan en je ergens verstoppen. 
G: Bedankt moeder.
 

Doorlezen

23. jan, 2016

Nieuwe spreekkamer

Om naar het volgende bedrijf te gaan, gelieve op de titel te klikken.