Dagboek Juni 2015

30. jun, 2015

De kat op de koord

We kunnen de anderen ‘lezen’ door hun blik.

Het is alweer de laatste dag van de maand en nog eens tijd om het thema definitief af te ronden. We hebben ons de afgelopen weken aan de hand van Nicolaas van Cusa voornamelijk bezig gehouden met de blik van de anderen in het algemeen, en de blik van de Ander met hoofdletter in het bijzonder.

Ons uitgangspunt was een gewoonte die we allemaal wel hebben. We zijn in het dagelijks verkeer de hele tijd bezig met kijken en bekeken worden. Onder onbekenden willen we graag vermijden dat onze blikken elkaar kruisen. We zijn nieuwsgierig om te kijken, maar onze blik zal die van de ander vluchten.

Tijdens een gesprek daarentegen zullen we dikwijls onze gesprekspartner net onder of net boven de ogen kijken, maar het moment dat je elkaar in de ogen kijkt, is vaak het ogenblik van de waarheid. Het is een belangrijk aspect van elk gesprek, hoe iemand daarbij terugkijkt, en de blik draagt informatie over die niet altijd uit te woorden blijkt.

Tweede persoon

Als twee blikken elkaar in het oog krijgen, en samenvallen krijg je ineens de aanwezigheid van de anders als een gij, en niet een hij of een zij. Elkaar in de ogen kijken schept automatisch een menselijke relatie. De meesten van ons zullen een sociaal actief leven leiden, wat betekent dat je voortdurend met anderen en hun blik in aanraking komt.

We leven in een wereld die geregeerd wordt door de blik van de anderen. Nog voor er sprake is van talige communicatie, nog voordat er een woord gesproken hebben geeft het beeld van de andere ons kostbare informatie, die nodig is om zijn of haar gedrag te voorspellen en te interpreteren. Een blik kan boekdelen spreken.

Wanneer we iemand in de ogen kijken, zien we, maar weten we ook dat we gezien worden. Er is een wederzijdsheid in de relatie, die er niet is wanneer we elkaar bespieden.

De Ander

We kunnen geen rechtstreeks en onmiddellijk contact met God hebben, omdat dit ons bevattingsvermogen te boven gaat. Wat we ook over Hem of Haar mogen beweren, we zullen altijd te korstschieten, want geen term of categorie kan God omvatten. Wij weten niet hoe hij eruit ziet, maar we weten wel dat hij kijkt. We zien God zelf niet, maar alleen zijn blik.

God wordt hier een beetje de Cheshire Cat uit Alice in Wonderland, waarvan alleen de grijns overbleef, terwijl de kat verdwenen was. Hier is het de blik die blijft in de plaats van de grijns.

We zien hier wel de blik van God en we voelen hem kijken, maar wie dat is, die daar blikt of kijkt, daar kunnen we niets zinnigs over zeggen. We moeten dat niet willen invullen, want dat is allemaal verloren moeite, daar God nu eenmaal de menselijke perceptie en taal overstijgt.

Cusanus bestempelt de blik van God tot een metonymie in de lezing van Michel de Certeau. Het is pars pro toto, in de wetenschap dat meer niet in ons bereik ligt.

 

 

Afbeelding: Ecce Homo, Hieronymus Bosch, vijftiende eeuw.

 

29. jun, 2015

Christus achterna

De ‘moderne devotie’ is ontstaan in de Lage Landen.

De taal vormt de basis van het geloof in een gedeelde werkelijkheid. Doordat het individu noodzakelijkerwijze een eenzijdig standpunt inneemt, kan hij of zij Gods oneindigheid niet peilen. In tegenstelling met wat velen aannamen, en nog aannemen, is de mystieke godservaring volgens Cusanus geen kwestie van een individuele gewaarwording van het goddelijke. Er kan geen onmiddellijke godservaring bestaan, want om ons beperkte gezichtsveld te overstijgen, zijn we verplicht een beroep te doen op de getuigenis van anderen, om op die manier een geloofsgemeenschap te vormen en de werkelijkheid in kaart te brengen.

Uiteindelijk stelt Cusanus het hele verhaal in een Christelijk perspectief. We kunnen God het beste tegemoet treden en het ideale Christelijke leven zo dicht mogelijk te benaderen, door Jezus Christus na te volgen.

Thomas à Kempis

Daarmee verwijst hij naar het meest vertaalde en gedrukte christelijke boek dat we kennen, met name ‘De Imitatione Christi’ door Thomas à Kempis, eigenlijk Thomas van Kempen of Thomas Hemerken of Haemerken, lett. "hamertje". Deze augustijner kanunnik, kopiist, schrijver en mysticus. is geboren in Kempen, in Keur-Keulen, omstreeks 1380, en overleed in Zwolle op 25 juli 1471. Hij was lid van de spirituele beweging van de Moderne Devotie en een volgeling van Geert Grote en Florens Radewijns, de stichters van de congregatie der Broeders des Gemenen Levens.

Het boek verscheen voor de eerste keer, anoniem en in het Latijn tussen 1418 en 1427 en vormt een handboek voor het geestelijke leven. De Devotio Moderna was  een vernieuwingsbeweging die de toenmalige corrupte kerk van binnenuit wilde schoonmaken, door het innerlijke leven uit te zuiveren en zich van de uiterlijke wereld af te keren. Het boek beklemtoont de waarde van de Heilige Eucharistie als vehikel van de godservaring. De gewijde hostie vormt het voedsel van de ziel en de eucharistieviering is de hoeksteen van de christelijke gemeenschap.

Linguistiek

De samenleving berust in haar geheel op het vertrouwen dat we in onze gedeelde taal hebben, en het gebruik dat we maken van taalsymbolen om de werkelijkheid te omschrijven, en te delen. Cusanus benadert de Imitatio Christi op linguïstische gronden. De mystieke extase is een ervaring van het anders zijn van de Ander, met hoofdletter, die mogelijk gemaakt wordt door en in de taal.

Het is de ontastbare werkelijkheid die al het tastbare zijn zin en betekenis geeft.  Cusanus gelooft daarin en probeert dat uit te leggen volgens de kennislijnen van zijn tijd. Het is het geloof dat hij belijdt en voorstaat. Het geloof geeft zin aan ons levensverhaal, en het kan dat alleen maar juist dankzij de onmogelijkheid van datgene dat we moeten geloven. Juist omdat het onmogelijk is kan alleen het geloof ons er toe te brengen erin door te dringen.

In het tijdsgewricht waarin de architectuur en de schilderkunst het perspectief ontdekken, gebaseerd op het in het oneindige doortrekken van geometrische lijnen, die naar een  vluchtpunt wijzen, dat zich steeds terugtrekt naarmate we vorderen, zoals op een oneindige rechte weg, plaatst Cusanus het oog van God net in dat verdwijnpunt.

 

 

Afbeelding: P. P. Rubens, Ecce Homo, 1612

 

29. jun, 2015

Ik zie het ook.

Over het geloof in een gedeelde werkelijkheid.

De les van Cusanus die we zullen onthouden is het besef, dat de exclusieve blik die het schilderij op ons schijnt te werpen, ook de andere aanwezigen in dezelfde ruimte in gelijke mat aanstaart. We komen daar pas achter door de anderen de vraag te stellen, en er een antwoord op te krijgen. “Ja verhip, ik zie het ook.” Dat is moeilijk te bevatten en het komt schokkend over, vandaar de verwondering.

We waren er al achter gekomen dat de blik ons door de ruimte scheen te volgen, door er voorbij te lopen, en telkens weer te moeten vaststellen dat de blik ons niet loslaat, maar pas op het ogenblik dat we erover praten, en merken dat we niet alleen zijn met onze ervaring, treedt de blik, en daardoor de ervaring de menselijke taal binnen, en vandaar zo mogelijk de ziel. 

Gedeeld

Het geloof blijft niet bij een intiem gevoel, maar wordt een taalspel met zijn eigen taalregister, dat diegenen bindt die hetzelfde menen gezien te hebben. Alleen het antwoord van de ander ‘Ja verhip, ik zie het ook,’ kan de sceptische monnik ervan overtuigen, dat anderen op hetzelfde moment dezelfde ervaring kunnen hebben. Daardoor kom je los van je beperkte gezichtshoek als enkeling, en plaats je de gewaarwording in een gedeelde taal, en een gedeelde werkelijkheid, die onmisbaar is om God te begrijpen.

Cusanus, hoe Christelijk hij ook is, of juist daarom, gelooft niet in de directe Godservaring. Daar God zich buiten het bereik van de menselijke zintuiglijkheid ophoudt, en zelfs indien hij waargenomen kon worden, niet te doorgronden is, kan de individuele mens de goddelijke diepte en oneindigheid niet bevroeden. Tot blijkt dat we met zijn allen gelijkaardige ervaringen hebben, waardoor we ons eenzijdige standpunt kunnen verlaten, om een meerzijdige kijk te krijgen, die hoe dan ook afhankelijk is van de taal.

Elke individu hangt af van alle andere personen die een groep vormen, om mee die meerzijdige blijk samen te stellen.

Werkelijkheid

Op die manier krijgen we een meerdimensionale blik op God, of op de werkelijkheid. Atheïstische lezers kunnen overal het woord god vervangen door de werkelijkheid, en dan zal de zin meestal kloppen. Het woord ‘god’ vormt net zoals het woord ‘werkelijkheid’ een nuttige abstractie voor iets wat onpeilbaar, onvatbaar en misschien denkbeeldig is, en waar niemand een uitzonderlijke claim kan op vestigen.

De mystieke beleving van het geloof is volgens Cusanus geen kwestie van een persoonlijke beleving als individu, maar de vrucht van achtereenvolgens het naar elkaar kijken, het samen naar hetzelfde kijken, en het woord te nemen. Daar waar het kijken overgaat in het spreken en het luisteren, verbreedt onze blik, wat ons in staat stelt een glimp van een hogere dimensie op te vangen. Het vergt dus niet alleen het zicht en de blik, ook de taal.

De taal vestigt het geloof in een gedeelde werkelijkheid. Oog in oog met een oneindige God kan de mens de oneindigheid niet peilen.

 

 

Afbeelding: Caravaggio, Ecce Homo, 1605

 

27. jun, 2015

Standpunt

Twee mensen kunnen niet terzelfdertijd hetzelfde standpunt innemen.

Het visuele experiment van Cusanus dat we beschreven, is een oogopener op minstens twee manieren. De proefondervindelijke gewaarwording bij de monniken die meedoen, en die aan elkaar de vraag stellen: “Kijkt het schilderij ook naar jou?” opent hun ogen en hun geest. Zij komen erachter dat het schilderij niet alleen en exclusief naar jou kijkt, maar ook naar de ander.

Daar kijk je van op. Dit schept een moment van verwondering, en het vormt de overgang van een subjectief naar een intersubjectief standpunt. De mens is in staat, door middel van de taal, zijn eenzijdige persoonlijke standpunt te overstijgen, door zijn ervaring met anderen te delen, die vanzelfsprekend een ander standpunt innemen.

Door al die standpunten naast elkaar te stellen, en die ervaringen bij elkaar op te tellen,  kunnen we de oneindigheid toch enigszins in kaart brengen. Waar wij met zijn allen in een kring naar God staan te kijken, doet Hij het omgekeerde, hij kijkt naar ons en dan lijkt het weer dat Hij het is die ons omringt, en elk van ons apart aankijkt.

Verwondering

Op een heel ander niveau is het verhaal een oogopener voor de lezer van ‘de Icona’ tot op de dag vandaag. Cusanus spreekt over de eeuwen heen nu nog altijd tot ons, als een monnik die uit de ochtend van de tijden tot ons spreekt, om ons de vraag te stellen: “Zie jij dit ook?” De blik is imaginair geworden. De auteur vraagt ons, dat we ons de blik voorstellen en dat doen we zonder moeite.

Hij richt zich tot ons door toedoen van de taal, en de verbeelding die de woorden oproepen.

Hier spreekt niet de ene monnik tot de andere, maar Cusanus tot zijn lezers, en die zijn er tot op de dag van vandaag, en nog steeds is het verhaal springlevend. Zelf stelt hij klaar en duidelijk dat het experiment onafhankelijk van plaats en tijd kan gebeuren, overal en altijd, en los van het geschilderd personage of de deelnemende monnik.

Universeel

Je hoeft er trouwens geen monnik voor te zijn. Vrouw of man, jong of oud, het maakt niet uit. Daardoor krijgt de anekdote een universele waarde. Onze auteur tilt de aha-erlebnis van de monnik in het experiment op, naar de verwondering van de lezer en schept op die manier een basis voor het geloof. Dat is geen subjectief maar een intersubjectief gebeuren. Het berust op de wisselwerking tussen verschillende individuen bij middel van de taal.

Dat is naar mijn aanvoelen een tamelijk moderne visie, de weer terugkeert in de tweede helft van de twintigste eeuw ten tijd van het existentialisme en het structuralisme en de explosie van de humane wetenschappen.

Je hoeft niet in God te geloven om Cusanus zo ver als geschetst in de redenering te kunnen volgen. Het experiment niet alleen voor het godsgeloof, maar voor elk geloof. Nicolaas past dit verder toe op onze omgang met God, waarbij hij terugkeert naar zijn middeleeuwen. We zijn niet verplicht hem op dat hele pad te vergezellen.

De verwondering omtrent het fenomeen treft ons ook nog vandaag en de redenering die erachter zit blijft toepasselijk, los van elk geloof.

 

 

Afbeelding: Il Sodoma. Ecce Homo, circa 1510.

 

26. jun, 2015

Verdwijnpunt

Een blik op de kosmos

Giordano Bruno (Nola, januari 1548 - Rome, 17 februari 1600) was een Italiaanse filosoof, priester, vrijdenker en kosmoloog. Als dusdanig was hij een aanhanger van de heliocentrische theorie van Copernicus, en trouwens ook van Cusanus, die dit al had voorzien. Bruno kwam – overigens niet als eerste – met de idee van een oneindig heelal, met de zon als een ster tussen de andere die ook planeten hebben. Op religieus en filosofisch vlak was hij een pantheïst.

Hiervoor en omwille van andere ketterijen werd hij in 1600 door de Inquisitie in Rome tot de brandstapel veroordeeld. Dat Bruno's opvattingen over de oneindigheid van het heelal hierbij een rol zouden hebben gespeeld, is een misverstand. Hij wordt door allerlei gezindheden als een martelaar voor de vrije gedachte beschouwd.

Gezien

Het is stilaan tijd om naar conclusies omtrent ons maandthema toe te werken. In wezen gaat Bruno terug op Cusanus, die de oneindigheid op de blik toepast. Of we dat nu willen of niet, we houden wel degelijk houding met de blik van de ander. Dat zit diep in ons gebakken, en we delen dat wellicht met alle dieren die over ogen beschikken. We houden de ogen van de anderen in de gaten, omdat die ons iets vertellen over wat die anderen gaan doen. Het is een vermogen dat dieren in de wijde natuur in staat stelt te overleven in een vijandige wereld, waarin de kunst te zien en gezien te worden, meteen ook neerkomt op eten of gegeten worden, hetgeen het verschil tussen overleven en de ondergang uitmaakt.

De Ander kunnen we ook met een hoofdletter schrijven. God is de ultieme Ander, die naar ons kijkt. Cusanus maakt dit aanschouwelijk aan de hand van het alziend personage in de ware afbeelding van onze verlosser, de vera icona, zoals we deze maand hebben kunnen vaststellen in dit dagboek.

Perspectief

Het oneindige verdwijnpunt is te vinden in Gods oog, dat vanuit de illusoire diepte van  het schilderij naar ons kijkt. De blik lijkt niet van het oppervlak te komen – en wat is een schilderij anders dan een oppervlak met verf erop dat dientengevolge maar twee dimensies beslaat – want door toedoen van de trukendoos van de schilderkunst lijkt er een diepte in te zitten, een derde dimensie.

We kunnen daardoor als het ware door een kier een blik op de oneindigheid werpen. Het oog van God is een punt van oneindige intensiteit, waar het oneindig grote en het oneindig kleine samen komen. Dat oog huisvest een blik die op eenieder in gelijke mate rust. Om te begrijpen hoe deze exclusieve blik alles kan omvatten, om alles-inclusief te worden, zouden we in staat moeten zijn alle perspectiefhoeken te verenigen.

Dat kunnen we niet, want elk van ons heeft zijn eigen unieke invalshoek. Het is pas door deel te nemen aan het experiment dat we beschreven, waarbij de ene monnik aan de ander vraagt: zie jij dat ook?  en de ander antwoordt, ja, verhip, dat we uit ons eenzijdig standpunt kunnen treden.

 

 

Afbeelding: Guido Reni, Ecce Homo, 1640