Pandora opent de doos toch.
Schilderij van John William Waterhouse, die wordt gerekend tot de prerafaëlieten.
De website is nog onder constructie.

Spreekuur van Achterberg

SPREEKUUR

 

voor doktoren

en professoren

in ziel

en taal

 

God in de hemel, beesten van mensen

hebben mij in hun macht.

Zij komen samen ter conferentie

en spreken zacht

in gebroken talen, niet thuis te brengen;

maar ik schreeuw tegen ze, op zielsgezag,

een woord uit een oude grammatica:

dat ik godverdomme verga

en tot een vod lig te verslenzen.

Gramschap springt als een panter over

en mijn keel is een vat met bloed.

Een ziedende eb en vloed

onmacht en haat tegen deze doven,

die alleen in hun witte bef geloven,

brandt in schuim over de tafel.

Binnen hun ijdele monologen

worden de woorden niet afgewogen

op kerngewicht en draagvermogen,

geboorte of richtingskracht,

maar gehuurde zinnen, te pas gebracht,

verhinderen de begripmatigheid,

waarop het redelijk inzicht wacht;

en de hoop is een krijtwit kind, dat lacht

tegen de rover, die het slacht.

 

Gerrit Achterberg

Uit: Verzamelde Gedichten, uitgever Querido, 1963, 5e druk, pp. 987-988

Gerrits hoop

Dat vind ik nu onovertrefbaar als bitter gedicht over de hoop. Het loopt me koud over de  ruggengraat, hoe vaak ik het ook lees.

Onder meer Renate Dorrestein heeft het citaat op het einde in de bekendheid gerukt. “en de hoop is een krijtwit kind, dat lacht tegen de rover, die het slacht.” Het was even een klus om het gedicht te vinden. Nee die Gerrit Achterberg daar was wat mee.

Hij is gestorven  in 1962, en behoort tot het kransje van vijf beste dichters in het Nederlands in de twintigste eeuw. Zijn leven is getekend door een tragedie.  Niet veel dichters vermoorden hun hospita met een revolverschot. Deze dus wel.

Hij kreeg tbs, wat in België overeenkomt met internering, wat de gepaste maatregel is als de dader niet toerekeningsvatbaar is. Na vele jaren is hij vrijgekomen en door de liefde van zijn nieuwe leven nog een tijd in leven gehouden ondanks een kanjer van een alcoholverslaving.

Het moet een sterke vrouw zijn geweest.

Achterberg was dus officieel een gestoorde man. Beetje gevaarlijk. Maar hij heeft de Nederlandse poëzie verrijkt met een uniek oeuvre, en bovendien heeft hij zijn geestesziekte niet alleen bedwongen, maar er ook de kracht uit geput om de werkelijkheid met woorden te lijf te gaan.

Ik kon geen betere inleiding vinden op mijn bijdrage over de hoop. Meteen ben ik echter van al mijn poëtische wapens beroofd, aangezien Achterberg niet te overtreffen is, in kracht van woorden en in tijd van leven. Daarom gaat mijn bijdrage dit keer, tegen een lange gewoonte in, geen sonnet zijn of geen lied en zelfs helemaal geen poëzie. Nee het wordt proza. Een essay zeg maar. Een mijmering over hoop. Een terugblik.

Hoffnung

De vijf wijze en de vijf dwaze maagden. Harmen Jansz Muller (Amsterdam circa 1540 - Amsterdam 1617-10-07)

Ik heb het opgezocht: hoop is ‘eine zuversichtliche innerliche Ausrichtung.’ Daar stok ik al, en de rest van de Duitse zin geef ik cadeau, want hoe moet je nu zuversichtlich vertalen? Vertrouwensvol komt in de buurt. Een vertrouwensvolle innerlijke gesteldheid/ Hoop veronderstelt het volle vertrouwen, dat de gewenste gebeurtenis, of niet-gebeurtenis, zich zal voltrekken op een tijdstip dat per essentie in de toekomst ligt.

Als je hoopt op iets uit het verleden, dan is er ergens iets mis. Hoop is een vooruitkijkende trouwe verwachting dat de tijd voor een keer in het voordeel speelt en dat voldoende lang wachten en bepaalde handelingen stellen het gewenste resultaat zal opleveren. Hoop houdt altijd een stukje tijd van wachten in. Hoop is een tijdelijk goed, dat zich niet eeuwig laat bewaren en dat soms veel te snel bederft.

Op hoop staat dus een vervaldatum, tenzij de enige hoop nog is, de vervaldatum uit te stellen. Je hoopt dat iets tegen een bepaald tijdstip zal gebeuren, bijvoorbeeld nog voor je dood, of je hoopt dat iets zo laat mogelijk zal gebeuren bijvoorbeeld dat je zelf zou overlijden. Er zit altijd een stukje worsteling met de voorzienbare tijd in.

Een innerlijke instelling van vertrouwen.

De rimpelloze dagen

Crispijn van de Passe. De vijf dwaze maagden op het bal.

Hopend verhoudt de mens zich gunstig tot de tijdelijkheid van zijn bestaan.

Ik vertaal dat zo maar even los uit de hand uit de Duitse Wikipedia, wellicht de beste Wikipedia van allemaal, met altijd net dat ietsje meer diepgang of onverwachte kritiek in vergelijking met Nederlands, Engels of Frans.

Omdat het nu net tien jaar geleden is wellicht, struikelde ik nu over een tijdsdocument dat goed aangeeft wat voor hoop ik toen had. Het is nu wel juridisch verjaard mag ik hopen en het is ook een manier om het af te schrijven. Uit dit ego-verslag uit 2002 blijkt dat ik toen een zekere tijd heb geleden aan een internetverslaving.

Ik had  net mijn foute man verlaten, na bijna twintig jaar van doffe ellende, en kwam niet meer bij van de pret nu ik alleen en zonder kluisters was. Het internet bood me elke avond een open venster op wat daar allemaal rondzwerft aan sluipende geesten. Ik ontpopte me tot een internetslet, ik zweer het u. Hoe dan ook ging ik op zoek naar nieuwe partners, toen nog in het meervoud, met als voornaamste hoop dat ze altijd virtueel zouden blijven. Want het  bleef wel bij een spel, maar nog ben ik er niet trots op.

Zo kreeg ik het aan de stok, mag ik wel zeggen, met een zestienjarige jongen die er in slaagde mij een tijdlang dol te maken. “Prinsje Zestien.” Ja dat klinkt nu bijzonder extreem en onbehoorlijk en dat is het ook wel, maar doe mij een proces aan. Het heeft niet lang geduurd. Het was een interessante jongen in zekere zin omdat hij gevoelig en intelligent was, maar het kon nooit wat worden, omdat hij obsessief bezig was met geslachtsverandering. Nu dat mag hij doen, maar ik hoef daar niet aan mee te werken.

Chat

De vijf dwaze maagden zoeken vertier onder de pergola

Ja die wilde periode met een aantal kortstondige virtuele relaties zonder enig fysiek contact en zonder dat ze over de vloer kwamen.

Lekker, leuk en levendig. Plezant om het met een Vlaams woord te zeggen. Ik deed mijn best de passie te laten bekoelen en het lukte elke dag wel ietsje beter, al bleef het oergemis schrijnen in mijn binnenste. “Prinsje Zestien is  hoe dan ook toch nog maar een kind, dat op zijn of haar manier probeert te overleven, en op de eerste plaats worstelde met een onzekere gender-identiteit.”

Toegegeven, eerst vond ik dat wel boeiend, en spannend.  Dat onzekere, dat geworstel. Die wens een meisje te zijn. Uiteindelijk kwam ik tot de bevinding dat hij meer geïnteresseerd was in mijn medische kennis over het onderwerp en minder in mij als persoon. De relatie was onevenwichtig, wat een onbevredigend gevoel naliet.

Er kwam bij mij ook een stuk vadergevoel om de hoek kijken, want je krijgt toch als reactie dat je zo een jonge snaak een beetje tegen zichzelf probeert te beschermen. Nee dat werd ongezond.

Badkamerlyriek

Vijf dwaze maagden in rondedans
Crispijn van de Passe

Mijn gimmick in die dagen, het verhaal dat ik opdiste om met wildvreemden in aanraking tek komen, was de fantasie dat ik een jongen in bad wilde stoppen.

Je vindt altijd wel een plekje dat er om vraagt eens behoorlijk gewassen te worden, om het vuil ervan weg te nemen en het schoon te maken. Dromen is nog altijd niet verboden en het is een vrij land. Ik beklaag me niet en ik stel mijn verlangen niet in verdenking.

In mijn verbeelding heb ik allerlei jongens uitgebreid besnuffeld via het net, en we mogen hopen dat ze er evenveel plezier aan beleefden.

Op een bepaald ogenblik heeft Prinsje Zestien het contact afgebroken en het is zijn goed recht. Niemand van ons mag zichzelf aan de ander opdringen, hoezeer de begeerte ook steekt en brandt. Het was een beetje een opluchting want ik vond hem best wel een beetje eng.

Hoe ik dit nu zo herlees, kijk ik er weer van op. Ik was er kapot van dat nu ook Prinsje Zestien het wijde sop heeft gekozen, maar ik kwam er toch achter dat het beter was voor mezelf, om niet opnieuw met iemand afhankelijk af te rekenen te krijgen. Daar moet je maar mee klaar komen zoals dat heet.

Laat ik nog maar wat citeren uit die tekst van tien jaar geleden die naar mijn weten niet gepubliceerd is, ook al omdat het een beetje gênant is allemaal. Het klinkt pathetisch met wat we nu weten: “Zoals een volwassen mens, alleen en onvergezeld de eenzaamheid van de ouderdom intrekken. Niet langer begeerlijk zijn in de markt van virtueel vlees die elke dag en elk uur op de chat online is.”

“Niemand wil me hebben, zoveel is zeker. Na de aanvankelijke triomfen in het badkamerfantasme met mensen die zich eindeloos in bad lieten stoppen, is het uur van het fiasco aangebroken. Het bad is leeg en ik kan het wel laten volstromen met warm walmend water, maar er is geen jongen die ik mag wassen. Ik ben vanavond nog gaan kijken naar de chat, maar als je denkt dat er een was die zich liet aanleunen, of die er nog maar uitzag, alsof het een vreugde zou zijn hem in bad te stoppen, dan kom je bedrogen uit.

“Er is niemand meer. Ik heb geen dates in het vooruitzicht, geen afspraakjes, geen partner. Niemand om het mee te doen. Geen slachtoffer, geen vrijwilliger, geen niemand. Niet dat daarom de klok ophoudt met tikken, noch de radio met spelen. De oorlog in het Midden-Oosten  is goed aan de gang en ik wentel mij in mijn existentiële eenzaamheid en worstel met een tachtigjarige midlifecrisis. En nu is ook het verlangen zelf weggevallen.”

Zo erg dat je je gaat afvragen waarom je al die moeite deed om jongens te ontmoeten, hen voor te spiegelen dat je hen in bad zou stoppen, en hun de kop zot te maken, met een uitbundige woordenschat die rond de vochtige plekjes cirkelt, de slijmvliezen en de prikkelplaatsen. Het lijkt achteraf allemaal zo zinloos en toen ging je er zo in op.

Doe wel en kijk niet om

De vijf wijze maagden doen werken van barmhartigheid. Crispijn van de Passe

Ibrahim was intussen in de wijde natuur opgelost.

“Geen enkel nieuws van de onverlaat die mijn leven zovele lange jaren heeft gedeeld en voor wie ik de grootste offers heb gebracht. Er is natuurlijk geen enkel onderwerp van gesprek met hem, en niets meer om over te praten, maar toch kan ik het me niet laten af te vragen, waar hij is en wat hij doet. Vreemd is dat na wat hij mij heeft gedaan.”

“Hij is helemaal uit het schilderij verdwijnen, zonder opgave van adres. Het is natuurlijk heel goed zo en ik zou niet anders wensen, maar het is wel absurd. Wat heb ik iets meer dan een half jaar geleden dan nog met hem zitten doen? “

“En zeg dan maar dag met je handje naar de verdwenen miljoenen. Nog gerekend in oude Belgische franken, want de Euro was nog maar net ingevoerd. Ik mis het geld meer dan de man, moet ik eerlijk toegeven.”

Ik heb altijd een ambivalente verhouding met geld gehad. Er zal altijd geld zijn, en er zal na ons nog geld zijn. Het was alleen niet leuk weer eens volledig aan de grond te zitten. Het gevoel dat je altijd weer bij nul moet herbeginnen, daar word ik wel eens boos van. Ik kan de keren niet meer tellen dat ik mezelf bars toesprak in de zin van: “Daar liggen de stukken en die moet je oprapen, en opnieuw beginnen.”

En toch gaat de zon altijd weer op en is er steeds weer een nieuwe dag, en het gekke is dat je het ook doet. Je staat op en je gaat opnieuw aan de slag, alsof er niets gebeurd was, tot het op een dag hopelijk ophoudt, want de beste strategie is de dagroutines nooit op te geven, en regelmaat te houden in de tijd.

De troost

Passe, Crispijn van de (I) | 1589 - 1611

Wat hebben wij voor troost in duistere dagen? Waar zijn onze beschermengelen te vinden? Gelukkig is daar de kunst die af en toe balsemt druppelt op de beurse plekken. De opera, de literatuur, de schoonheid van de kunst. De muziek. Het vioolconcerto van Beethoven, die dwepende en opstandige muziek/

Of in uiterste diepten van ellende de heilige schrift, met onder meer de bruidegommystiek die je overeind houdt. “Versier uw bruidskamer, O Sion, en ontvang den koning, Christus!  Omhels Maria, die is de poort des Hemels.” Of in andere woorden: “Adorna thalamum tuum, Sion, et suscipe Regem Christum.”

En verder: “Amplectere Mariam, quae est caelestis porta. Uit de antifoon van Onze Lieve Vrouw Lichtmis, zoals weergegeven in het ‘Volksmisboek en vesperale.’

Het volksmisboek had ik in die tijd altijd binnen handbereik omwillende van sommige troostgevende plaatsen.  Het boekje was opgedoken uit de woordeloze hoop waarin mijn bibliotheek verkeert na de zoveelste catastrofale verhuizing. Het is een samenvatting van vergeten ceremonieën die troost en hoop gaven.

“Voorop gaat de Wieroker met het brandende wierookvat, dan de subdiaken met het Kruis tussen twee acolieten met brandende kaarsen; vervolgens de geestelijkheid naar rangorde, ten laatste de celebrant met den diaken aan zijn linkerzijde, allen met de brandende kaars in de hand.”

Het was ooit de taak van de godsdienst om troost te bieden in de duistere dagen van het bestaan en open te staan voor mensen in nood die door de diepe dalen van het leven gaan. De kerk heeft aan die taak verzaakt en is meer bezig met het onderhouden van een vermolmd bouwwerk van regels en voorschriften.

Uit het evangelie volgens Johannes 15, 16-17; Jezus sprak : 'Jullie hebben niet mij uitgekozen, maar Ik jullie, en Ik heb jullie opgedragen om op weg te gaan en vrucht te dragen, blijvende vrucht. Wat je de Vader in mijn naam vraagt, zal Hij je geven. Dit draag Ik jullie op: heb elkaar lief.'
Als er nu een boodschap van hoop is die me aanspreekt in de literatuur die ik gelezen heb, en zoveel is dat nu ook weer niet, dan is het wel deze uitspraak van Jezus in het Evangelie van Johannes. Dat ‘heb elkander lief’ dat is zo een vreselijk gebod omdat het gemakkelijk gezegd is, want in de praktijk lukt het lang niet altijd zo gemakkelijk, elkaar lief te hebben.

De vijf wijze maagden ontmoeten de hemelse bruidegom.

Toemaatje

Het lijdenschappelijke kruis

De minste smart der maagden was niet al het wachten.
Verbeidden zij de uitblijvende bruidegom,
Nieuwsgierig naar de grootte van zijn vorstendom,
Gespannen drukten zij hun ingewandenklachten

Zijn Komst zou al de krampen met Zijn zalf verzachten.
De maagden spraken niet en bleven stil en stom,
Terwijl het kwik naar ongekende hoogten klom.
Zo konden zij nog lang de Heer die Komt betrachten.

De maagden onversaagd, de geilen en de kuisen.
Zij zochten hun persoonlijkheid en wie ze zijn,
Bij rietstengels die aan de vijveroever ruisen,

Of knielend aan de voet van relikwieënschrijn,
Op zoek naar lafenis en persoonlijke kruisen,
Het maagdenhart versmaad tot flarden zielenpijn.

Luyten zet de vijf wijze en de vijf wijze maagden in hetzelfde kader, de eersten gaan de bruidegom tegemoet en laatstgenoemden blijven achter in de duisternis.