Dagboek juni 2014

20. jun, 2014

In de naam van God

“Gij zult de naam van de Heer uw God niet ijdel gebruiken,”

zo lees ik in het derde van de tien geboden. Wel het zijn nu juist de religieuze extremisten die dit gebod de hele tijd overtreden, door in naam van God allerlei uitspraken te doen, die ten langen leste uiteraard onchristelijk zijn. Het is een aanmatiging die geen enkel schepsel toekomt, zich in de plaats van God te willen stellen, om bijvoorbeeld uit te maken wie God welgevallig is en wie niet.

Jezus Christus heeft zich luidens het evangelie nooit over homoseksualiteit uitgelaten en het verschijnsel nooit veroordeeld. Hij vergaf daarentegen de zondige vrouw en liet toe dat zij zijn voeten waste en parfumeerde. Het lijkt me stug dat we in naam van zo iemand een bepaalde categorie van de bevolking zouden moeten vervolgen, hij die gekomen is om de zonden te vergeven.

Haathoek

Het is bepaald ontstichtend te moeten merken dat de homohaat altijd uit dezelfde hoek komt, en dat is dan de gelovige hoek, van mensen die een verouderd godsbeeld aanhangen en zich wijsmaken dat dit hen in staat stelt over anderen te oordelen. Het erge is dat onwetende fanatici altijd proberen hun onwetendheid aan de anderen op te dringen, en tot norm te verklaren. Niet gehinderd door enige wetenschappelijke kennis komt het dan tot rabiate uitspraken die het anders-zijn veroordelen.

Kwalijk

Op zich is dat al zeer ergerlijk voor de betrokkenen, en het valt niet goed te praten. Daar komt dan nog extra bij dat deze lieden de godsdienst zelf in een kwaad daglicht stellen en dientengevolge ook God, als Hij of Zij zou bestaan, een slechte dienst bewijzen. Daarom ben ik dubbel verontwaardigd. Dat geldt in dezelfde mate voor Amerikaanse evangelisten die zich op de bijbel beroepen, als voor de doorgeslagen imams die tot haat en geweld oproepen.

Het een past niet in het beeld dat ik van het Christendom heb en het ander past niet in het plaatje dat ik van de Islam ken. Dat moet toch op de eerste plaats een verhaal van vredelievendheid en vergevingsgezindheid zijn. Anders klopt er toch niets van?

19. jun, 2014

Religieuze teloorgang

Er zijn gebieden op aarde waar God nog sterk staat,

maar dat is niet het geval in de kringen waarin ik verkeer. Ik bedoel niet in mijn beroepsleven als arts, want bij het gewone volk en zeker bij de moslims is er nog heel wat godsgeloof. In de meer intellectuele kringen heeft de godsidee afgedaan als onderwerp van conversatie. Het West-Europese gedachtengoed is in snel tempo ontkerkelijkt en van God ontdaan.

Dat is al bezig sinds de tweede wereldoorlog. De maatschappij waarin ik geboren ben, stond nog sterk onder de invloed van de kerk. Nu is dat gelukkig een stuk geminderd. De menselijke geest heeft zich ontvoogd van allerlei waanvoorstellingen dankzij de ontwikkeling van de wetenschap.

Vooruitgang

De wetenschap gaat vooruit aan de hand van hypothesen die tegen het licht worden gehouden, en in een niet aflatend proces zal je zien dat betere hypothesen de oudere vervangen. Op zich is dat niet slecht, omdat het ons geholpen heeft ons te ontdoen van allerlei denkbeelden en veronderstellingen die in de loop der tijden aan de godsidee vast zijn gekoekt.

Niet dat ik zelf zo gelovig ben. Ik heb geen apostolaat te vervullen en ik wil niemand bekeren. Ver van mij die gedachte. Ik heb dezelfde gezonde afkeer als u, van evangelisten, zelfverklaarde profeten en oude mannen die nadat de verleidingen van de jeugd voorbijzijn een malle jurk aantrekken of een potsierlijk hoofddeksel op hun kop zetten om vervolgens de jongere generaties de les te gaan spellen.

Haat

Ik ben verbijsterd en onthutst als ik naar Oeganda kijk waar Amerikaanse evangelisten vooraan staan in de vervolging van homoseksuele medemensen.  Nou dat vind ik de echte schande. Dat rijke blanke mannen zich naar ginder verplaatsen om in naam van God en de Bijbel mensen met een andere geaardheid te gaan vervolgen. Daardoor schenden ze niet alleen de mensenrechten maar ook het evangelie zelf. Ze bewijzen niet alleen de beschaving zelf een slechte dienst maar ook de reputatie van hun Schepper.

“Gij zult de naam van de Here uw God niet ijdel gebruiken,” zo lees ik in de tien geboden. Welnu het zijn deze religieuze extremisten die dit gebod de hele tijd overtreden door in naam van God allerlei uitspraken te doen die ten langen leste uiteraard onchristelijk zijn.

18. jun, 2014

Fluiten in het donker

Spreken over God, mag dat nog wel?

In deze pagina’s heb ik het wel vaker over God, of de Schepper, of hoe je Hem wilt noemen. Het is geen gemakkelijk onderwerp, omdat het licht in staat is allerlei passies op te wekken, omdat de meningen omtrent het Goddelijke meer dan ooit verdeeld zijn. Al moeten we eerlijk toegeven dat deze meningen altijd zeer verdeeld zijn geweest. De geschiedenis van de afgelopen tweeduizend jaar heeft heel veel conflictstof opgeleverd die uiteindelijk te maken heeft met de manier waarop de Godsfiguur wordt ingevuld. In sommige gevallen heeft dat tot oorlog en ellende geleid, zoals tijdens de godsdienstoorlogen van de zestiende en zeventiende eeuw in de ons omgevende gebieden.

Voorzichtigheid

Over God spreken is niet meer in de mode.

Velen zijn daar vandaag wars van al dat gedonder, en willen niet in allerlei redeloze twisten vervallen, omtrent wie nu het meest van God weet, en dientengevolge het recht heeft erover te spreken. De verleiding om dat wel te doen, steekt echter steeds weer de kop op.

Voor zover God almachtig is, stel dat hij bestaat, schept dat voor degene die Hem of Haar kent, Er dichtbij staat of Ermee kan communiceren, kansen om indruk op anderen te maken. Het kan een manier zijn om anderen te overheersen, voor zover de would-be profeet slaagt in twee opdrachten: de ander eerst ervan te overtuigen dat er een Almachtige bestaat, en vervolgens dat deze Almachtige iets van zijn  of haar kennis op de selfmade profeet laat afstralen.

Deze laatste wordt dan de brug naar de Almachtige, het onmisbare medium of het kanaal dat nodig is om zich geborgen te weten in de armen van de Schepper.

Einde

Dit verhaal is al zo vaak vertoond dat heel wat moderne medemensen er allergisch voor geworden zijn. In onze hedendaagse Westerse maatschappij hebben we toegang tot kennis over andere tijden en culturen, en we hebben de wetenschap die veel beter in staat lijkt de waarheid te verklaren, en de werkelijkheid naar onze hand te zetten dan de godsdiensten ooit hebben gedaan.

17. jun, 2014

Evenaarsnostalgie

Heet, sterk en zwart. Dat geldt voor koffie, en ook voor mannen.

Die verre achternicht over wie ik het gisteren had, werkt in de sociale sector in Brussel, en ziet op die manier zo een beetje hetzelfde publiek als ik. Zij heeft blijkbaar even goed een sterke band met de Afrikaanse mensen die op ons een beroep doen. Wat ze daar over vertelt, neemt me bijzonder voor haar in, want ik heb dat ook wel.

Misschien is het eigen aan de Belgen dat ze het goed met Afrikanen kunnen vinden, al vind je voor hetzelfde geld ook altijd nog ernstige vormen van racisme met name in Vlaanderen.

Op de huid

Hoe dan ook hebben we iets met zwarten wat je niet bij de blanken vindt. Doordat ik zelf een klein jaar in Congo, het toenmalige Zaïre verbleven heb zo rond het jaar tachtig van de vorige eeuw is daar in mijn geval ook nog een soort Afrikaheimwee bij gekomen.

Om te beginnen ben ik daar altijd door hen zeer goed ontvangen en heb ik de gastvrijheid, vriendelijkheid en betrokkenheid van de mensen ginder leren appreciëren. Ik zal wel weer in herhaling vallen, maar toen bleek dat ik niet terug kon naar Congo omwille van een aantal redenen, en toen ook de plannen om psychiater te worden niet doorgingen, ben ik naar Brussel gegaan, waar zowel Afrika als de Psychiatrie elk van zijn kant naar me toe zijn gekomen.

Wat is het nou?

Hier en daar een beetje anders, maar over het algemeen toch hetzelfde. Menselijke wezens zoals u en ik, maar wat maakt hen dan zo anders? Ik zoek het in de richting van spontaan, direct, what you see is what you get. Je krijgt wat je ziet. Het gevoel dat er geen achterliggende bedoelingen zijn. Dat deze mensen wanneer ze zich vrolijk maken helemaal vrolijk zijn en wanneer ze verdriet hebben een en al verdriet, daar waar je bij de blanken toch altijd denkt dat er wel wat achter zal zitten en dat niets gemeend is.

Wat dat betreft zal ik zelf ook wel heel blank zijn, zo van nooit het achterste van je tong laten zien. Voor mij was het dan ook een bevrijdende ervaring daar in Afrika heel anders behandeld te worden dan ik gewend was, waardoor een hele nieuwe gevoelswereld voor me openging.  Ik vond mezelf niet leuk toen, en het feit dat ik daar met open armen werd onthaald, steeg me naar de hersenen. Dat blijft me achtervolgen tot vandaag, met voornamelijk gunstige effecten.

16. jun, 2014

Zomerjurk

Rondhinkend op een kunstbeen.

Met een verre achternicht had ik het over de tuin van het Klooster van Kwatrecht naar aanleiding van die foto die ik al eerder publiceerde.

Het klooster maakte deel uit van een complex dat een verblijfinstelling voor gehandicapte leerlingen omvatte. Het was een grote instelling van de Zusters van Liefde met een internaat voor zeker meer dan honderd leerlingen, dat nu leegstond tijdens de verlofperiode.

Bosschages

Ik was ruw geschat tien of elf. Het zal dus halfweg de jaren zestig geweest zijn.

We gingen daar tante Mieke bezoeken. Bij goed weer werden we in de tuin ontvangen, en toen we daar aankwamen zag ik daar tussen de priëlen een eenzaam meisje rond lopen, wat jonger dan ik, gekleed in een lichte jurk naar de trant van die dagen zonder van mode te durven spreken. Ze mankte een beetje en bij nader toezien kwam dat doordat ze op een kunstbeen liep. Dat was in roze plastic uitgevoerd om zo echt mogelijk te lijken, maar het glansde heel anders dan het levende been, waardoor het net op ging vallen.

Daar keek ik van op. Ik probeerde niet te staren zoals me was geleerd, maar ik was daar als kind zeer door getroffen. Niet alleen door het kunstbeen, maar ook door de eenzaamheid, van dat enige kind in die grote tuin, omdat tante Mieke uitlegde dat alle leerlingen voor de vakantie naar hun familie gingen, alleen dit meisje niet, omdat zij geen familie had.

Ik was daar van aangedaan: niet alleen een kunstbeen, maar ook nog geen familie en nergens om naartoe te gaan tijdens een zomervakantie.

Aantrekkelijk

In mijn herinnering was het een mooi meisje. Hoewel ik niet zo naar meisjes keek, was dat toch een belangrijk detail dat het nog schrijnender maakt, hoewel dat paradoxaal is, want als het een lelijk meisje was geweest, dan was het voor haar nog veel erger en schrijnender geweest, maar dan had ik het me misschien minder aangetrokken. Op die leeftijd kijk je niet veel dieper dan de buitenkant. Het automatisch vermogen een onderscheid te maken tussen mooie en lelijke mensen heeft er altijd in gezeten. Dat zal iedereen wel hebben zeker, dat elk gezicht of silhouet automatisch, spontaan, snel en onvermijdelijk op een appreciatie wordt afgerekend. Ik heb dat in elk geval altijd gehad.

 

Foto: Zuster Marie-Jeannine