Dagboek Juli 2014

26. jul, 2014

Onderhuids

Meestal onderdrukt de mens de oorspronkelijke angst,

aldus Heidegger, maar die angst gaat gewoon door.  “Hij sluimert slechts. Zijn adem doorhuivert onafgebroken het menselijke bestaan: het zwakst is deze adem van de angst voelbaar in het bestaan van de vreesachtige, en onopgemerkt gaat hij voorbij aan de bedrijvige met zijn `ja, ja' en `neen, neen'.

Angst wordt veeleer gevoeld door wie stil zijn taak vervult. En dan het stelligst nog door wie in wezen vermetel is. Vermetelheid echter put haar kracht uit datgene waaraan zij zich wegschenkt, om aldus de ware grootheid van de mens te bewaren.”

Tijdgeest

Daar zal je weer die tijdgeest hebben. Wat mij betreft, ruikt dat nu toch een beetje muf, en al die heldhaftigheid en vermetelheid, is dat echt wel nodig? En nog een allerlaatste citaat, en dan mogen we er wel mee stoppen. In het oog van de storm “is de angst doortrokken van een eigenaardige rust, juist omdat de angst zich niet moet bekommeren om of voor iets bepaalds.”

Heidegger houdt er een wollig filosofenjargon op na, die het lezen vaak ernstig bemoeilijkt. De stemming die hij hier als `angst' beschrijft, heeft luidens Visker nog maar weinig te maken met wat datzelfde taalgebruik én het vakwetenschappelijke met angst bedoelt.

Angst zijn

Voor Kurt Goldstein (Katowice, 6 november 1878 - New York, 19 september 1965,) een van de oprichters van de Humanistische psychologie, heeft angst te maken met de toestand waarin een organisme komt, wanneer het er niet meer in slaagt de opgaven die met zijn “wezen” overeenkomen, op te lossen.

Angst is niet het gevolg van die toestand, maar is die toestand zelf. De patiënt heeft angst, maar niet omdat hij zich bewust wordt van de onmogelijkheid, die opgaven op te lossen, noch van het gevaar dat er uit voortvloeit.

De zieke is zich helemaal niet bewust van de bedreiging die de uiterlijke oorzaak voor het optreden van de angst is. Hij heeft niet angst voor iets, maar alleen angst. Juister zou het zijn te zeggen: de zieke is angst; want net zo min als hij zich van een object bewust wordt, wordt hij zich van zijn Ik bewust. Het Ik-bewustzijn is immers een correlaat van objectbewustzijn.

De angst is dus niet alleen zonder object, maar ook zonder subject. Angst gedraagt zich niet zoals een object zich hoort te gedragen. Hij overweldigt of overspoelt ons en ontneemt ons daarbij de mogelijkheid om nog adequaat te reageren.

 

Afbeelding: Dr Kurt Goldstein, gesigneerde foto.

25. jul, 2014

Fluiten

Verklaring van de titel.

In tegenstelling met de Vrees, aldus Heidegger kent de angst geen concreet voorwerp. Het ‘waarvoor’ van de angst is onbestemd, kent geen hier en daar, van waaruit de bedreiging zou kunnen komen. In weerwil van deze onbestemdheid leidt de Angst tot een vlucht van het Er-zijn (de ziel,) niet voor een of andere voorstelling, maar voor zich zelf. Het waarvoor van de angst is het in-de-wereld-zijn als dusdanig. Het is niet een vlucht uit de wereld, maar in deze als Wereld. De ziel is op vlucht voor zichzelf om in de Wereld en het Men te vervallen.

Leegte

Heidegger denkt net zoals Kierkegaard, dat de angst een louterende functie heeft. Hij is overigens op dit punt door Kierkegaard beïnvloed.

Dat uit zich vooral in zijn appreciatie van de vrees, die zich volgens hem afkeert van wat de angst openbaart en dus een soort vaandelvlucht is. Vrees is iets voor angsthazen die de beklemming van de angst proberen te ontlopen, door iets in de plaats te stellen van het Niets dat hen daar overvalt.

Ze trachten, zegt Heidegger, “de leegte van (die) stilte” waarin ons zelfs de woorden zijn ontvallen zo snel mogelijk te vullen “door willekeurig gepraat” want “de angst maakt sprakeloos” en dat is begrijpelijk, want alle dingen “ontglijden” ons in de angst en woorden zijn ook dingen.

De vreesachtigen fluiten er op los als een volière om geen pijnlijke stilte te laten vallen. .

Fluiten in het donker

Ter herinnering, het artikel van Visker, waaruit we hier citeren, is getiteld “Fluiten in het donker.

Dit “lautwerden in der Unheimlichkeit” is voor Heidegger een vlucht die een mogelijkheid afsluit: de mogelijkheid de angst te vriend te houden, er om zo te zeggen iets uit te leren. En wat dan wel? Eenvoudig dit: dat de mens “plaatshouder van het niets” is.

De angst herinnert hem aan die opdracht en alleen de echt dappere kan die opdracht aan. Hier wordt het een beetje gedateerd. Heidegger schrijft deze rede in 1929. Volgens velen die het kunnen weten is het een revolutionaire tekst, maar hij ontsnapt niet aan de tijdgeest van die jaren, die ons nu niets meer zegt of die we niet meer kunnen begrijpen.

We weten waar die hang naar heldhaftigheid toe geleid heeft in de dertien wilde jaren van het duizendjarig rijk. Heidegger werd officieel als ‘Mitlaufer’ beschouwd.

24. jul, 2014

Unheimlich

Het Er-zijn in de wereld baadt in angst, die uitloopt op zorg.

De angst doet Heidegger griezelen. “In der Angst ist dem Dasein unheimlich.” Visker vertaalt dat door: “In de angst beklemt je iets.” Er schuilt echter veel meer in het woord Unheimlich. Akelig is het eerste wat opkomt als vertaling als ik het ga googelen. De akeligheid van de angst: een niet thuis te brengen eng gevoel.

Het woord Unheimlich gaat immers terug op Heim of thuis. ‘Heimlich’ is de vertrouwdheid van de huiselijke haard. Unheimlich is daarvan het tegendeel, zoals in zich ergens niet thuis voelen.

Verdwijntruc

De vertrouwde dingen onttrekken zich aan onze hunker naar vertrouwdheid.

Niet echter dat ze zomaar verdwijnen, integendeel: ‘juist in hun terugwijken als zodanig wenden ze zich ons toe.’ Dit terugwijken van het zijnde in zijn geheel dat zich in de angst aan ons opdringt, beklemt ons. Er blijft geen houvast.

Het enige dat blijft en dat juist in het ontglijden van het zijnde over ons komt, is dit `geen'. De angst openbaart het Niets”.

De dagelijkse vertrouwdheid stort naar binnen in. Het “Er-zijn” is op zich vereenzaamd en kan zich niet langer meer in het Men vluchten.

Voor Heidegger is deze Unheimlichkeit het meer oorspronkelijke verschijnsel in vergelijking met het rustig vertrouwd in-de-wereld-zijn , want het ‘Er-zijn’ ‘moet zich de thuis waarin wonen mogelijk is eerst verschaffen.’

Bouwwerk

Angst heb je en vertrouwen kun je krijgen.

Het ene is waaruit je vertrekt en het andere is iets dat je moet opbouwen; en waar je dus een inspanning moet voor doen.

Visker ziet een parallel tussen angst en verveling; “meer bepaald aan die soort verveling die zoals de angst zonder object is. Er is dan niet iets of iemand in het bijzonder waardoor of door wie je verveeld wordt (zodat je kan denken dat je verveling zal verdwijnen als `dat' maar voorbij is of `die' opgehoepeld); nee, je verveling reikt dieper: er is niets of niemand die je nog iets zegt, je hebt `nergens' zin in.”

En dan gebeurt er precies wat Heidegger net voor de angst beschreef: alle dingen en ook wijzelf zinken dan weg in onverschilligheid, maar noch de dingen noch wijzelf verdwijnen: het is eerder zo dat we dingen niet meer kunnen bereiken, dat we er niet meer in kunnen opgaan, er ons in `verliezen'.

 

Afbeelding: Buchenwald 2005 Eigen foto.

23. jul, 2014

Martin Heidegger en Rudolf Augstein

23. jul, 2014

Het bovennatuurlijke

Niets is niet hetzelfde als niet iets.

Het niets kunnen we niet zomaar kunnen begrijpen als de niet aanwezigheid van iets.

Een van de beroemdste filosofische teksten van de vorige eeuw `Was ist Metaphysik?', was de inaugurale rede die Martin Heidegger op 24 juli 1929 hield in Freiburg.

De Duitse filosoof schrijft een zin, die volgens de enen de consecratie van de absolute zinloosheid inhoudt, en die volgens de anderen een van die zinnen is die de geschiedenis van de wijsbegeerte veranderden.

De zin is kort: “Das Nichts selbst nichtet” — “het Niets zelf nietst”.

Kampen

Het is  Visker die hier twee kampen schetst. Als ik eerlijk moet zijn dan reken ik me tot degenen die hier louter onzin in zien.

Ik vind het een onzinnige, onlogische en onbevredigende uitspraak. Als het niets werkelijk niets is kan het geen actie ondernemen. Het niets kan niet iets doen zonder ontmaskerd te worden als toch wel iets.

Nietsen is hier een werkwoord, zij het een dat niet bestaat, en dat dus ook niets betekent. In het Duits al niet meer dan in het Nederlands.

Heideggerheeft krijgt hier iets van Humpty Dumpty.

Het gebruik van een werkwoord suggereert echter dat het niets hier een actie onderneemt.

Uit het gebruik van die ‘selbst’ blijkt dat het Niets hier, in het taalgebruik van Heidegger bijna een persoon wordt, of toch een personage. Het nietst zelf. Denk vooral niet dat het genietst wordt.

Arbitrair

Dan zijn er maar twee mogelijkheden: of het niets doet hier iets, waardoor het eigenschappen krijgt, en in het bestaan treedt, en ophoudt niets te zijn, of het doet hier niets, en dan schieten we niet op.

Ik kan de discussie ter wille evengoed uit gaan roepen, dat het niets helemaal niet nietst. Dat is een even legitieme uitspraak, aangezien het over iets gaat waar we niets kunnen over weten, en Heidegger weet er al zo veel of zo weinig van als ikzelf. Proefondervindelijke bewijzen zijn niet voorhanden.

Dat nietsen betekent dus niets Dat het niets daar iets doet wat op niets uitdraait, is misschien mooi om te vermelden, maar heeft in de praktijk geen consequenties.