23. dec, 2013

Rancune

De baron en de pastoor

Ik had het er gisteren over hoeveel ressentiment er in Vlaanderen nog altijd is.

De Vlaamse oermythe van een volk dat altijd verdrukt is geweest, heb ik en velen met mij met de paplepel toegediend gekregen. Het is een atavisme, iets wat je meekrijgt van je voorvaderen.

In de twintigste eeuw is dat verdrukte volk de neus gaan steken aan het raamkozijn van de beschaving en de zelfstandigheid en vervolgens heeft het de kluisters van zich afgeschud.

Franstalig België was altijd al sterk betrokken op Frankrijk om zijn culturele honger te stillen. De Vlamingen trokken hun neus daarvoor op en keken in alle richtingen. We zijn immers omringd door cultuurvolkeren zoals de Engelsen, de Nederlanders en de Duitsers, wier taal dichter bij de onze ligt.

Collaboratie

Vooral dit laatste volk zou een boze rol spelen in de volksontwikkeling door twee keer in de twintigste eeuw ons land binnen te vallen.

Een deel van de Vlamingen heeft dat juichend begroet en gezien als een welkome afwisseling in het rijtje van buitenlandse bezetters. Zeker in de tweede wereldoorlog waren er heel wat mensen die met de vijand mee heulden al was het aanvankelijk misschien alleen om de onbekwaam geachte franskiljonse elite een hak te zetten. We hebben die zwarte bladzijde in de geschiedenis misschien minder goed verwerkt dan de Vergangenheitsbewältigung van de Duitsers.

Ik hoor dat er toch vaak vergoelijkend over gedaan wordt. De Vlaamse collaboratie met de Duitsers was een ‘tactisch manoeuvre, een stap op weg naar de onafhankelijkheid en het aanvaarden van een noodzakelijk kwaad.’ Met de verschrikkelijke rassentheorie en de ijzingwekkende gevolgen daarvan hadden de collaborateurs niets van doen. Ze wisten er niet van, hadden er niets mee te maken, of hebben het niet geweten.

Preekstoel

Een aantal mensen, mannen en vrouwen hebben zich opgegeven om aan het Oostfront te gaan  vechten, in een strijd die voorgesteld werd als die van de Westelijke beschaving tegen de Oosterse barbarij van het communisme. Van de kansel werd al sinds jaar en dag gepreekt tegen het communisme, al lang voor de oorlog. De r.k. kerk heeft daar een vuile rol in gespeeld.

We zijn opgegroeid met de anekdote van de  baron die tegen de pastoor zei: “Hou jij ze dom, dan zal ik ze arm houden.” Ik heb mijn grootmoeder aan moederskant dat vele malen horen vertellen.

We kunnen ons dat niet meer voorstellen wat voor een macht die kerk toen had. Toen ik jong was hingen er nog plakkaten in de kerk die waarschuwden tegen het lezen van verboden kranten, waaronder de hele linkse pers van toen, en alles wat socialistisch of liberaal was. De kerk beheerste het onderwijs van de meerderheid van de bevolking. Je was verondersteld naar de mis te gaan en aan te sluiten bij het Marialegioen. De bisschoppen namen stelling in de nationale politiek .

Het communisme gold als een groter kwaad dan het nazisme. Er is toen dan ook een groot aantal jongeren ingegaan op de oproep aan het Oostfront tegen de antichrist te gaan vechten. Die waren zeker allemaal niet doordrongen waren door het gedachtegoed van de nazi’s. Ik kan aannemen dat velen uit idealisme zijn vertrokken, om Christus te dienen. Ze zouden sneuvelen of teleurgesteld terugkeren.