17. nov, 2013

Jij en ik

Een impromptu

Er zijn allerlei manieren om het gebruik van de eerste persoon enkelvoud te vermijden.

Je kunt een onbepaalde derde persoon gebruiken: men, of iemand. ‘Men is van mening’ ipv ‘Ik ben van mening.’ Ik heb al aangegeven dat ik ‘men’ verschrikkelijk vind, en nog veel meer te mijden dan het gebruik van’ik.’ ‘Men’ is niet alleen onpersoonlijk, maar als lezer wekt het altijd mijn achterdocht. Wie mag die ‘men’ wel zijn die zich achter dat akelige onbepaald voornaamwoord verschuilt.

Nee, ‘men’ komt niet in aanmerking. Dan is het dikwijls beter een beroep te doen op de eerste persoon meervoud. ‘Wij zijn van mening/’

Het gebruik van ‘wij’ en ‘ons’ werkt uitnodigend naar de lezer toe, die zich opgenomen mag weten in dat ‘wij,’ in plaats van zich alleen te voelen, als de dichter het constant over ‘ik’ heeft. ‘Wij’ werkt werkt inclusief. ‘Ik’ werkt exclusief.

Tweede persoon

Ik gebruik graag de tweede persoon enkelvoud om zowel ‘ik’ als ‘men’ te vermijden.

Zoals in het volgende fragment: “Onze dichtersclub Myriade is een bron van wisselwerking en feedback. Door te vernemen wat anderen van je geesteskinderen vinden, kun je alleen maar bij leren, en door te groeien zul je steeds beter worden, nadat je je een aantal keren geschaafd en gestoten hebt.”

Chris heeft me daar op gewezen dat ik daarmee soms overdrijf en drukt het als volgt uit; “Vermoedelijk moeten we het gebruik van de tweede persoon zoveel mogelijk vermijden. Waar jij nu ‘je’ schrijft weet ik niet meer of je mij bedoelt, jezelf (in voetballersjargon) of ‘men’.”

Ja ik gebruik de tweede persoon misschien iets te vaak, zonder daarmee iemand in het bijzonder aan te spreken,zoals in een verhaal dat begint met: “Je komt thuis en je bent je sleutel vergeten. Wat doe je?”

Onbepaalde tweede persoon

Die ‘je’ is hier niet één persoon en kan iedereen zijn.

Niemand wordt hier aangesproken, maar iedereen kan het invullen. De auteur spreekt jou wel rechtstreeks aan, maar niet om jou af te zonderen, maar integendeel op te nemen in de gemeenschap van degenen aan wie zoiets kan overkomen. De spreker kan dit maar doen als hij ervan uitgaat dat het om een universele ervaring gaat die iedereen in het publiek kan begrijpen.

Ik gebruik die hypothetische jij graag en veel. Het komt onder meer omdat ik een bloedhekel heb aan het woord ‘men.’ Het wordt vaak gebruikt om een opvatting als algemeen gangbaar weer te geven die dat vaak niet is. Zoals in: ‘Men vindt dat de regering het er niet goed van af brengt. ‘Wie is die men?’ denk ik dan altijd en ‘hoe weet die schrijver dat zo zeker?’

Met ‘je’ heb je dat niet zo. Oeps daar ga ik weer.