15. nov, 2013

‘Ik’ vermijden

Kies een persoon!

Er bestaan vele manieren om het de eerste persoon enkelvoud te vermijden.

De eenvoudigste manier is de dingen voor zich te laten spreken. Zoals in ‘De fontein klaterde’ ipv ‘Ik zag de fontein klateren.’ Het onderwerp is vaak perfect in staat een werkwoord aan te sturen, zonder dat er een persoon bij moet komen.

Als je dan toch een persoonlijke zinswending moet gebruiken, kun je de spontaan opwellende ik vervangen door een andere persoon. De tweede persoon enkelvoud bijvoorbeeld. Zoals in “Je kunt ook ‘je’ gebruiken.” Chris heeft daarover een appeltje met mij te schillen en we komen daar een andere keer op terug, op die tweede persoon, want er zijn ook nadelen aan verbonden.

Eindeloze wijs

Je kunt ook een infinitief inzetten, al ben ik daar meestal niet zo voor.

“Fietsen op de heide.’ Daar heb je een voorbeeld waar het wel werkt. Altijd toch beter dan ‘ik fiets op de heide.’ Het voordeel gaat wel verloren als je een wederkerig werkwoord kiest, want dan verraadt de ‘mij’ de ‘ik’-positie: ‘Mij verliezen in de gapende wonde van het schilderij.’ Versus: ‘Zich verliezen in de gapende etc.’

Door ‘zich’ te gebruiken ontstaat er geen ‘ik’-aanwezigheid en kan iedereen zich daarin ongestoord inleven.

Een ‘zich’ klinkt hier beter, omdat de lezer vrijer is zich hierop te projecteren, waar dat veel moeilijker is met een ‘ik,’ die automatisch niet alleen auteur maar ook personage is, wat een driehoek schept die de dichter moet oplossen, als we geen gedichten willen die instorten.

Positiebepaling

De lezer zal zich automatisch ten opzichte van een ‘ik’ positioneren, wat hij of zij niet ten opzichte van een ‘zich’ moet doen. 

Aangezien de ‘ik’ zowel auteur als personage is, en dan gaat de lezer, alvast toch deze lezer, ik dus, zich al gauw afvragen, wat die ik over zichzelf gaat zeggen en of dat realistisch is. Hier zien we een driehoek met een zeer smalle basis en dan is het scherp kijken. Hoe verhoudt de auteur zich tot de ik, en hoe verhoudt de ik zich met het beschreven onderwerp, en hoe dit alles met de lezer.

Mijn stelling is nu alleen maar, dat je een driehoek moet uitwerken en dat je het niet oningevuld mag laten als je eraan begint.

Auteur of personage?  ‘Ik’ kan verschillende dingen zijn. Het illustreert mijn uitgangspunt dat het gedicht een klein theaterstukje is, of zou moeten zijn. Het is in het theater (of film of televisie) altijd een beetje vervelend als er op het einde een personage opduikt van wie we niets van weten. Ook als het een deux ex machina is. Dat werkt maar als je vooraf die verwachting schept bij de toeschouwer.

Wat op het einde komt moet in de loop van het gedicht voorbereid worden.

Op de foto- Anton Tsjechov.