9. nov, 2013

Theater

Ogenblik

Een gedicht is als een foto. Het is altijd een momentopname, en het wordt sterker naarmate er meer drama inzit.

Een drama is altijd opgebouwd uit driehoeken, zagen we gisteren. In het geval van ik-gedichten is de de driehoek nogal gelijkzijdig, want de ik treedt op als auteur, en als voorwerp. Het is de ik die spreekt, en de ik die besproken wordt, die in driehoek gaan staan met de lezer.

Het kan boeiende poëzie opleveren, en het is geen kritiek, maar ik-poëzie is in zekere zin gevaarlijker dan puur beschrijvende poëzie, voor zover die zou bestaan. Ideaal stel ik me een gedicht voor als een theaterstukje, een beeld dat opgeroepen wordt, met een minimaal aantal middelen van niet meer dan zeg maar honderd woorden. Veel langer moet het tegenwoordig niet meer worden.

Vroegere generaties draaiden hun hand er niet voor om, avondvullende gedichten te bedenken, zoals pakweg de Nibelungensaga, maar nu is een gedicht een toneeltje op postzegelformaat.

Ik-figuur

Nu ben ik doorgaans van oordeel dat je de ik-figuur in de poëzie zo weinig mogelijk moet gebruiken en als je hem (of haar) dan toch moet gebruiken, dan liefst doelmatig;

Als je dan toch gedichten moet schrijven, dan is het best van de waarneming van de buitenwereld te vertrekken. Je kunt het in de leerfase maar beter bij observatie te houden, zonder oordelen, twijfeltaal, ziektesyndromen of apodictische axioma’s. De appreciatie ligt dan bij de lezer en dat is waar zij moet liggen.

Dat ligt moeilijker bij de ik-gedichten omdat de dichter gemakkelijk in de verleiding komt, zijn eigen ik, dat tevens het onderwerp is van het gedicht, te appreciëren en met andere woorden van een waardeoordeel te voorzien. Daar rijzen bezwaren tegen als de lezer niet mee mag oordelen.

Besluit

Het is dan ook vervelend als we bij het lezen de standpuntbepaling van de ‘ik’ niet kennen. Niet dat het niet zou mogen, alleen dat je er goed over na moet denken. De lezer gaat niet mee in elk verhaal. Uiteindelijk willen we hem of haar boeien door gedichten of andere teksten te schrijven. We mogen ons dan wel eerst afvragen, of die lezer wel zit te wachten op allerlei onthullingen over ons eigen ik, die we zelf zo bijzonder vinden.

Nu heb ik net weer een stijlfiguur ingezet, die helpt om de ik-klippen te omzielen, en dat is het gebruik van de eerste persoon meervoud. In plaats van ik, heb ik wij gebruikt.

Dat maakt de zaken een beetje anders, voldoend om een deel van de ik-ballast te lozen.