8. nov, 2013

Ik

Personage

Als je een gedicht met een ik standpunt begint, ben je bijna verplicht met een ik-standpunt te eindigen.

Als je iets begint, dan moet je het ook afmaken. Dat is zo voor elke vorm van vertelkunst, of het nu een gedicht is, een verhaal, een toneelstuk of een soapaflevering. Op het einde moet je weten waar elk personage staat.

De verteller moet op het einde alle personages oprapen. Dat is de ijzeren wet, al sinds de Meden en de Perzen. De lezer of kijker zit niet graag met het gevoel dat hij niet weet hoe het met een bepaald personage is gesteld.

Dat is toch ook zo in Hollywoodfilms. Op het einde wil je toch weten de hoofdrolspelers geëvolueerd zijn.

Structuur

In een gedicht is de ruimte krap en er is geen plaats voor heel veel personages.

Door de eerste persoon enkelvoud te gebruiken, brengt de dichter een bijkomend personage in beeld. De ‘ik’ is onvermijdelijk een persoon. Zo gauw het woordje valt, gaat de lezer proberen zich een beeld van die ‘ik’ te vormen. Als er dan niets meer komt, stelt dat teleur.

We hadden het over clowns. ‘M.’ bijvoorbeeld schrijft, dat ‘ik naar de clown toesnelde’. Op dat ogenblik verandert de tekst die verder beschrijvend blijft, hier ineens in een driehoek clown-dichter/ik-lezer, zoals we gisteren al zagen.

Je kunt je daar allerlei vragen  bij stellen. Wat denkt de’ ik’ van de clown en wat vindt de clown van de’ ik?’ Vallen ze in elkaars armen? Wat vinden wij van de clown, en van de’ ik?’ Wat denkt de dichter over ons, en sterker nog, hoe gaat de clown met zijn publiek om?

Straatfeest

Het was trouwens geen circusclown in dit geval, want hier ging het om een straatclown, anders kon de ‘ik’ immers niet naar hem toelopen, want dat doet een kind toch niet gauw in een circus. Misschien nu wel maar toen toch niet. Toen bleef je braaf op de banken zitten.

Het is bij lange niet zeker dat de dichter en de 'ik' samenvallen, en in het geval van Myriam gaat het bijvoorbeeld om het kleine meisje dat ze ooit was, in een tijd dat er nog geen fijn stof was. De dichter is niet meer 'ik.'

In een gedicht van iemand anders komt er bij het begin een ‘ik’ opduiken, die op het einde terugkomt, en dan werkt het weer wel. Dat is wat me zo opviel bij het recenseren deze keer.

Vertelkunst

Daarmee heb ik mijn gehechtheid aan het vertellend gedicht wel voldoende geuit. Ik weet dat er lieden zijn die daar anders over denken, en dat is hun goede recht. Ik kies voor een rethorisch en narratief model.

Dat schept een kader waarin we zo goed mogelijk de aandacht van de lezer kunnen vasthouden, zodat we onze boodschap maximaal over kunnen brengen. Het is in zekere zin dus wel interne keuken van de schrijvers en vooral dichters onder ons. Ik raak er niet over uitgepraat en kom er vast morgen weer op terug.