26. okt, 2013

Gij en ik

Nu in mijn bureau.

De Vlaamse taal is wonderzoet, voor wie haar geen geweld aandoet.

Je hebt minstens twee polen wanneer het over communicatie gaat, degene die meldt en degene  die verneemt. Bij wederzijdse communicatie vervult elk van beiden om beurten die rollen.

Elk van die twee polen zit in zijn eigen kader. Iedereen heeft een verleden en een toekomst, en dat is altijd ergens lokaal begonnen met een geboorte, want we houden alleen rekening met menselijke gesprekspartners.

Terzijde

Het is de uitdaging van Turing, of computers als subject kunnen deelnemen aan het gesprek.

Dat is een boeiende vraag, waarover veel te lezen valt, maar ik sluit het hier in mijn kader meteen al uit.

Ik denk niet dat computers een subject kunnen zijn, want ze hebben geen ziel. Dat is natuurlijk totaal arbitrair dat weet ik ook, maar het is terzelfder tijd een rationele keuze, dat het niet goed is dat we aan machines de rechten van mensen gaan toekennen.

Intussen kan de computer vandaag de dag heel goed doen alsof we met een mens te maken hadden.

We komen overal in contact met pratende machines: het virusprogramma dat ons bars toespreekt dat het tijd is, of een raspende fluisterstem als je de lift in stapt om je op de hoogte te stellen dat we ons op het gelijkvloers bevinden. De satellietnavigatie natuurlijk de hele dag, de radio. De printer die begint te zeuren dat zij inkt wil hebben. Geef me wat.

Terug

Maar goed we gingen het over communicatie hebben.

Je hebt twee polen, elk met zijn eigen persoonlijk kader, karakter, instellingen, geaardheid, etc. Nu om tot communicatie te komen moeten beide polen een kanaal vinden dat ze beiden kunnen bieden. En dat kanaal schept de voorwaarden, het kader zeg maar, van de uitwisseling. The medium is the message zegt Marshall McLuhan, de auteur van een van de tien mooiste zinnen in de wereldgeschiedenis:

‘clarity in prose indicates the absence of thought’.

Een groot stuk van het verhaal is de taal, omdat die het kanaal bij uitstek is, waarmee we communiceren. Er zijn ook onuitgesproken vormen van communicatie, waarvan een aantal ook talen zijn, zoals gebarentaal, of beeldentaal, bijvoorbeeld op de televisie. Dat zijn niet-alfabetische talen, waar ik het verder niet over ga hebben.

Taalcommunicatie is een intersubjectief gebeuren. De taal zoals ze bijgezet is in de woordenboeken, is de weerslag van een intersubjectief gebeuren van interacties, vele miljarden eeuwen herhaald in de loop van de eeuwen, waaruit deze afspraken zijn gebleven, die hier in het woordenboek staan.

Slotsom

De vraag die onder meer Wittgenstein stelt, is of we de taal als waarheid en als werkelijkheid aanvaarden. Ik zou geneigd zijn ja te zeggen.Wat in taal gevat kan worden, is onherroepelijk waar en werkelijk zou je kunnen stellen. Ofwel in haar geheel, of wel helemaal niet. Ludwig dacht helemaal niet, maar ik ben niet zo zeker. Zo radicaal als hij kan ik niet zijn.

Je kunt er toch niet omheen dat er communicatie is, en dat er zelfs heel veel communicatie nodig is om pakweg een huis te bouwen. Dat verloopt via berichten, mededelingen en boodschappen die blijkbaar toch verstaan worden.