26. sep, 2013

Oneindig

Babylonisch

"De bibliotheek van Babel" (Spaans: La biblioteca de Babel) is een verhaal van Jorge Luis Borges.

Deze Spaanstalige Argentijnse dichter en schrijver is wellicht een van de grootste auteurs die de Nobelprijs literatuur niet gekregen heeft, geheel ten onrechte.

Hij heeft veel invloed gehad in de literatuur maar ook daarbuiten. In de roman De naam van de roos  van Umberto Eco komt een bibliothecaris voor, Jorge van Burgos genaamd, het geen naar Jorge Luis Borges verwijst.

'De bibliotheek van babel' werd voor het eerst gepubliceerd in 1941 in de bundel “De tuin met zich splitsende paden,” welke in 1944 in zijn geheel werd het opgenomen in Borges’ verhalenbundel Fantastische verhalen (Ficciones). De Nederlandse vertaling uit 1988 is van Barber van de Pol.

Onmeetbaar

De bibliotheek van Babel schetst het universum als een oneindige bibliotheek welke alle denkbare boeken bevat.

Het verhaal begint als volgt: “Het heelal (dat anderen de Bibliotheek noemen) bestaat uit een onbepaald en misschien oneindig aantal zeshoekige galerijen, met in het midden immense luchtkokers die zijn omringd door zeer lage balustrades. Vanuit iedere zeshoek zijn de lagere en hogere verdiepingen te zien: eindeloos”.

Bij iedere muur van iedere zeshoek horen zes boekenplanken; op iedere boekenplank staan 32 boeken van eenvormig formaat; ieder boek bestaat uit 410 bladzijden; iedere regel uit tachtig zwarte letters en maximaal 25 symbolen. Hoewel er geen sprake is van enige coherente ordening luidt het axioma dat de bibliotheek door haar omvang en oneindigheid alle boeken omvat die geschreven zijn of ooit geschreven zullen worden en daarmee antwoord kan geven op alle basismysteries van de mensheid, alsook voorspellingen van de toekomst, inclusief alle denkbare variaties daarop.

Borges vertelt van zoektochten van inquisiteurs naar het boek der boeken, over sekten die alle letters en symbolen door elkaar wilden gooien om de goddelijke wanorde na te bootsen, van ‘zuiveraars’ die de bibliotheek van nutteloze werken wilden ontdoen, enzovoort. De verteller hecht veel waarde aan het idee dat er een volmaakte samenvatting zou moeten bestaan die alles omvat (‘van al het andere’): “Ik smeek de onbekende goden dat een mens – één maar, al is het duizenden jaren geleden - het moge hebben bestudeerd en gelezen. Als die eer, die wijsheid, dat geluk niet voor mij zijn weggelegd, laat ze het dan voor anderen zijn”.

Slot

Borges besluit: “De bibliotheek is onbegrensd en periodiek. Als een eeuwige reiziger haar in iedere richting zou doorkruisen, zou hij na verloop van eeuwen constateren dat dezelfde boekdelen worden herhaald in dezelfde wanorde (die, herhaald, een orde zouden vormen: de Orde!). In mijn eenzaamheid ben ik blij met die elegante hoop”.

Bron: wikipedia.