15. apr, 2013

Niet thuis

De beperkingen van de taal

De blinden van Maurice Maeterlinck (zie ook de bijdrage in het dagboek van gisteren, weten niet waar ze zijn, noch hoe ze daar gekomen zijn.

Ze zijn onrustig en mistevreden, en ze komen er geleidelijk achter dat de gids op wie ze wachten, om hen terug naar huis te leiden, niet komt, omdat hij dood is.

Metafoor

We kunnen hier in een metafoor in zien voor de moderne mens die het contact met de natuur kwijt is en met de grond van het eigen bestaan. “Ik ben angstig wanneer ik niet praat,” zegt een van hen. In de plaats van de natuur is het gesproken woord gekomen.

Ze houden elkaar door middel van de taal op de hoogte van hun indrukken en gewaarwordingen. Het is een onbehaaglijke gevoel dat daar uit spreekt. Er is het vermoeden dat er om hen heen allerlei dingen gebeuren, die ze kunnen bevroeden, maar waar ze niet zeker van kunnen zijn, omdat ze niet kunnen zien. Daar zijn het blinden voor.

Ze kunnen alleen nog praten, en wat ze te vertellen hebben, is niet opbeurend. Ze kunnen wel allerlei vermoedens uitspreken, maar het blijft bij ongewisheid.

De taal stelt hen niet in staat d weg terug te vinden naar de woordeloze vanzelfsprekendheid van het ongerept in de natuur staan, zoals kinderen en dieren dat nog wel hebben.

De last van de kennis

Hoe meer we weten en kennen hoe moeilijker het wordt, de weg naar de vanzelfsprekendheid terug te vinden. Onze kennis behoort tot de symbolische orde en is het resultaat het doorgeven van informatie van de ene naar de andere mens, en van de ene op de andere generatie. Op grond van de bijkomende ervaring wordt die kennis steeds uitgebreider en ingewikkelder en steeds gefragmenteerder.

Onze taligheid wordt steeds groter en daardoor wordt het steeds moeilijker de weg terug te vinden. We worden de gevangene van onze kennis.

De moderne mens voelt zich niet thuis in de kosmos, omdat hij er niet mee in harmonie verkeert. We scharrelen wat om ons heen en doen allerlei ontdekkingen omtrent de werkelijkheid die ons omringt en die te rijk en te uitgebreid is om in woorden te kunnen vatten.

Besluit

We mogen heimwee koesteren naar het ongerepte bestaan in de wildernis voor het ontstaan van de beschaving.

Het is echter maar zeer de vraag of er ooit een idyllische harmonie met de kosmos heeft bestaan. Zeker is er wel het verlangen naar zo een toestand van welbevinden, maar we weten niet of die überhaput mogelijk is en of die harmonie zonder het harnas van de taal wel had bestaan.

Het leven in de wildernis is voor de meeste schepsels niet meteen een pretje, maar een keiharde strijd om te overleven. Vanzelfsprekend is dat nooit, en het succes is niet gegarandeerd.

De beschaving stelt ons middelen ter beschikking om die strijd voor het overleven op een georganiseerde manier te voeren, maar daar valt steeds een prijs voor te betalen in termen van vervreemding van onszelf.