20. mrt, 2013

Gewetensstrijd

Afbreking

Een vriendin van ons heeft een dochter die moet beslissen in de 23ste week van de zwangerschap een afbreking te ondergaan, daar de vrucht ernstige afwijkingen vertoont met zeer beperkte levenskansen.

Wat een ijzingwekkende keuze. Dat loopt me koud over de graat als je bedenkt wat een beslissing hier moet genomen en uitgevoerd worden. We weten hier niet om welke afwijking het gaat en dat maakt niet uit. Niemand neemt maakt een dergelijke keuze op lichtzinnige gronden. Alle plannen vallen in duigen.

Het is een verlies met de impact van een overlijden. Het is ook bijna een persoon.

Als mijn herinnering goed is wordt de foetus, wettelijk gesproken, een persoon vanaf 28 weken zwangerschap. Een afbreking in de 23ste week balanceert op de rand van de wettelijke termijnen voor abortus. Het is bijzonder akelig ertoe te moeten overgaan en het valt dan ook te vrezen dat nadien wroeging de kop op steekt.

Druk

Om dat te voorkomen is het noodzakelijk dat de moeder vastbesloten is en dat het haar eigen beslissing is en niet die van iemand anders.

Het is een situatie die ook de omgeving sterkt aanspreekt, hetgeen ertoe kan leiden dat allerlei vormen van druk worden uitgeoefend, ook vanwege de hulpverlening trouwens.

Nadien kan er beter niet gedaan worden of er niets gebeurd is. De ouders zullen moeten rouwen en het gestorven kind, want dat is het toch een beetje een plaats geven in het gezin. Dat is dikwijls nog taboe, en in het verleden was er geen plaats voor de ongeboren vrucht. Die bestond niet. In België en wellicht ook in Nederland is er een beweging gekomen, die zegt dat het voor vele ouders beter is dat het kind een naam krijgt, en een plek om te rouwen, bijvoorbeeld een gemeenschappelijke stele in een kerkhof.

Bestaan

Administratief technisch kan de foetus niet begraven worden en wettelijk heeft hij of zij nooit bestaan.

Dat kan het rouwen flink bemoeilijken. Als daarover geen wisselwerking mogelijk is door toedoen van het taboe gaan mensen dat in zich opsluiten en dan gaat het gisten. Zo krijg je een voedingsbodem voor wroeging en schuldgevoelens. Een mens gaat zich altijd vragen stellen of er niet iets was wat gedaan had kunnen worden, of wat nog had kunnen gebeuren.

Daarom moet de beslissing van in het begin weloverwogen zijn, en gebaseerd op kennis van feiten, niet louter op het gezag van anderen, zoals vroeger wel eens gebeurde, toen artsen eigenmachtig beslissingen namen over de hoofden heen.

Ik vind het dan ook passend dat ik mijn innige deelneming betuig, een woord dat normaal voor een overlijden gereserveerd is. Ik wens de familie veel sterkte toe bij de verwerking en de rouw. Het verdriet zal niet minder zijn en wellicht nog moeilijker dan wanneer het een doodgeboorte was geweest.