30. okt, 2012

Het grote zwijgen

Het Grote Zwijgen behandelt de complexe relaties tussen twee Nederlandse muziekcomponisten anno 1910-1917: Alfons Diepenbrock en Matthijs Vermeulen. Het zijn ware kunstenaars, geroepen om de natuurlijke eeuwigheidsklanken in muzikale vorm om te zetten: gelijk aan hetgeen Nietzsche beschrijft in het gedicht Im grossen Schweigen (dat door Diepenbrock op muziek is gezet).

De lezer volgt de ontwikkeling van de hoofdpersonages, die zich allen verhouden tot hun leermeester, die op zijn beurt zich weer tot een eigen leermeester verhoudt. Helemaal boven staat Gustav Mahler.

Nietzsche

In hun vriendschap blijven beiden in de eerste plaats kunstenaars, compromisloos wanneer het de kunst betreft.

Een passage waarin Vermeulen door Diepenbrocks vrouw Elsa wordt opgevangen:

'Gaat u al?'
'Uw man heeft zojuist onze vriendschap verbroken.'
'Grote goedheid!' Ze loopt naar de kapstok en reikt hem zijn mantel aan. 'Waarom dat zo ineens?'
'Ik had kritiek op Nietzsche.'

 

De groote oorlog

Het boek krijgt ook de benodigde extra dynamiek door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Het stelt de kunstenaars voor de grote vraag: is kunst niet futiel vergeleken met zoiets gruwelijks? In de termen van de kunstenaar wordt dit gruwelijks als volgt verwoord:

In dit ontheiligde, allesoverheersende hier en nu is het firmament niet langer ondoorgrondelijk, is het licht een reeks getallen, is alles plat, feitelijk, causaal en zinloos.


Diepenbrocks wereldbeeld valt hierdoor uiteen en hij valt stil. Daarentegen neemt de jongere Vermeulen, die tijdelijk als oorlogsverslaggever aan het front werkte, de beroemde oproep van Debussy wel ter harte: 'Over de muziek, die stilte breken moet die zal volgen op het knallen van de laatste granaten.'