27. okt, 2012

Oneindeligheid

We maken ons er vandaag een beetje gemakkelijk van af met een lang en enigszins citaat uit een recensie door Aleid Truyens. Het is lichtjes ingekort, maar er viel verder niet veel aan te verbeteren. Daar volgt hier dus in in extenso:

Bart Slijper, die een biografie schrijft over Kloos, beschrijft de tragische teloorgang van hun relatie in 'Onder de blauwe oneindeligheid,' dat als een appetizer voorafgaat aan de biografie waarin Kloos' vriendschappen centraal zullen staan. Het was 'een liefde die vriendschap heet'.

Na hun eerste ontmoeting in mei 1880 werpt Perk een blonde lok in Kloos' brievenbus. Ze brengen de hele zomer samen door; ze schijven elkaar liefdesgedichten. 'O, Jacques!', noteert Kloos wanneer Perk dicht over 'het zoet verlangen naar de zoetste zonde'. Perk belooft 'het blijgeschonken vriendenwoord' niet te schenden: 'Al wierdt ge ook aan mijn oogen onttogen/ Door 't vratig graf, mijn vriendschap zou niet enden.' Het liep anders. De luchthartiger Perk kreeg al gauw genoeg van zijn veeleisende vriend voor. Perk moest, schrijft Slijper, voor Kloos alles goedmaken: zijn liefdeloze jeugd, zijn eenzaamheid, zijn somberheid. Maar Perk werd verliefd op een meisje, Joanna, en zette zijn smachtende bewonderaar aan de kant. Kort daarna wachtte hem ''t vratig graf'. Vergeefs belde Kloos dagelijks aan bij Perks ouderlijk huis. Perk, 22 jaar oud, stierf zonder hem nog een laatste woord of blik te gunnen.

Is deze liefde ooit geconsumeerd? Was er wel sprake van erotische aantrekkingskracht? Daarvoor durft de biograaf zijn hand niet in het vuur te steken. 'Zonder een schijn van bewijs', schrijft hij, 'zou ik zeggen: bij Kloos wel, bij Perk hooguit soms.'

Bob Hopman in de Volkskrant ziet het zo:

Waren het maar flikkers, dan was er niets aan de hand

Slijper werpt hypotheses als die van Kloos’ egocentrisme bijzonder zorgvuldig op. De biografie is voor negenennegentig procent gebaseerd op parafrases van brieven, kritische publicaties en dagboeken, voorzien van een zorgvuldig notenapparaat. Wanneer Slijper zijn eigen interpretaties levert, komt hij hier expliciet voor uit. Dit doet hij ook wanneer de aard van de relatie tussen Kloos en Perk, en later tussen Kloos en Albert Verwey ter sprake komt.

‘Of erotische aantrekkingskracht een rol speelde, is ongelooflijk moeilijk te zeggen. Zonder een schijn van bewijs zou ik zeggen: bij Kloos wel, bij Perk hooguit soms. […] Hoe belangrijk zijn vriend ook voor hem [Perk, BH] is, hoe lief hij hem ook heeft, het gaat meteen tintelen als hij ergens een bevallig meisje ziet.’

Waarom zou de al dan niet homoseksuele aard van de relatie zo belangrijk zijn voor Slijper? Juist dit ‘symbiotische in elkaar opgaan’ levert Kloos tijdens zijn vriendschappen (die steevast stuklopen) met Perk en later Verwey sterke emotie en daarom uitspattingen van schrijflust op. Slijper probeert deze onbegrijpelijke, complexe en schijnbaar niet wederzijdse relaties te doorgronden en komt daarbij met heel boeiende inzichten.

Op de foto: Jacques Perk