17. sep, 2012

De kaakslag van Compiègne

De kaakslag van Compiègne heeft werkelijk plaatsgehad. Pascal maakt daar een punt van omdat er Jezuïeten waren die de feiten betwistten of trachtten te minimaliseren.

De geschiedenis leert ons dat de feiten plaatsvonden in september 1656 ter gelegenheid van een staatsbezoek van Christina, koning der Zweden.

Het is het vermelden waard dat haar officiële titel koning was en niet koningin, tenminste zolang ze regeerde. Ze deed echter troonsafstand en ging door Europa reizen. Door de katholieke vorstenhoven werd ze met staatsie ontvangen, en protocollair bleef ze een koningin, al was ze geen staatshoofd meer.

Maar goed dat terzijde. Ze komt dus ook naar Frankrijk waar de jonge Lodewijk XIV die op dat ogenblik achttien jaar is maar zeer zelfbewust en al goed bezig met autocratisch regeren.

Het was de gelegenheid om eens goed uit te pakken met pracht en praal en als decor werd Compiègne gekozen. Er was toen nog geen koninklijk paleis daar en daarom werd onder meer het plaatselijke Jezuïetencollege opgevorderd, waar Christina van Zweden neerstreek met voltallig personeel.

Daar was een Jansenistische kok bij die zich laatdunkend opstelde ten opzichte van de gastheren. Een Jansenist is een volgeling van Jansenius, een bisschop van Ieper (nu in West-Vlaanderen) die een strenge lezing van de godsdienst voorstond en die onder meer geloofde in de predestinatie.

We kunnen ons dat niet meer voorstellen, maar in de zeventiende eeuw hield dat de gemoederen bezig en de twist tussen Jansenisten en Jezuïeten heeft wel honderd jaar geduurd. Het ging om de Goddelijke Genade, die de Jezuïeten zowat als verworven beschouwden voor wie binnen de kudde bleef.

Niets is minder waar zegt Jansenius. Het is God die Genade verleent, en daar kunnen wij weinig aan veranderen. We kunnen ons alleen maar zoveel mogelijk aan Hem onderwerpen. Pascal leunt bij de Jansenisten aan en bevindt zich zodoende diametraal tegenover de Jezuïeten. Ze kunnen elkaars bloed wel drinken, en dat levert deze genoeglijke literatuur op.

Hoe dan ook is het tot woorden gekomen tussen de kok en een Jezuïetenpater van het college, waarbij een kaakslag zou zijn uitgedeeld. De Jezuïeten probeerden nog aan te voeren dat het geen kaakslag was geweest, omdat het met de handrug en niet met de handpalm was gebeurd. Pascal maakte natuurlijk brandhout van die redenering. De kaakslag heeft plaatsgevonden en of dat met handrug of de handpalm is gebeurd maakt weinig uit.