17. sep, 2012

De jonge Lodewijk XIV

Een totaal rustige zondag meegemaakt. In de hele stad was het autoloze zondag maar ik heb geen voet buiten gezet.

Ik heb een heel stuk door kunnen lezen in 'Les Provinciales'  van Blaise Pascal en ik moet zeggen, het wordt steeds beter. In de eerste helft moet je uitgebreid door de casuïstiek van de jezuëten waden, telkens uitgebreid geciteerd met titel, jaar van editie en bladzijdenummer.

Dat maakt Pascal onder meer zo modern en zo voorbeeldig. Hij verwijst systematisch naar de bron.  Hij beschikt over een mordante pen en een onverbiddellijke logica. Hij hanteert humor als wapen en hij valt geen mensen maar meningen aan.

Een grappige anekdote die ik op het spoor ben gekomen is de kaakslag van Compiègne. Daar had een jezuïet een kaakslag toegediend aan een kok. Dat kwam te pas in het betoog van Pascal.

Daarover zijn nu twee dingen te vertellen: wat is daar in Compiègne gebeurd aan de ene kant en wat wil Pascal daarmee zeggen. Het is te veel voor een keer dus zullen we er morgen op verder gaan.

Pascal maakt er een punt van dat de Jezuïeten verschoningsgronden vinden voor allerlei wandaden die ze in de biecht op een of andere manier weten goed te praten. Onder meer Escobar en Molina, de grote casuïsten van de compagnie, of liever hun werk bieden voldoende stof voor verontwaardiging. Of je mag duelleren bijvoorbeeld.

Nu kunnen we ons dat niet meer voorstellen, en wat dit betreft is het wel erg zeventiende eeuws, in contrast met die moderne aanpak van Pascal. f

Zo beweerden de Spaanse casuïsten dat het in bepaalde gevallen vergeeflijk is als iemand een ander doodt, nadat deze laatste hem een kaakslag heeft toegediend. Het is in bepaalde kringen immers zo dat je op geen andere manier je eer kunt redden dan door die ander neer te leggen; als het kan ter plaatse en ter stonde van de kaakslag zelf, of anders toch zo snel mogelijk nadien.

De  bezoedelde eer niet wreken komt neer op een sociale dood in deze kaste. En dus vinden de jezuïeten een manier om dat goed te praten. Als het belang van die kaakslag zulke proporties aanneemt dat iemands voortbestaan binnen zijn maatschappelijke groep in het gedrang komt, kan doodslag verschoonbaar zijn.

Pascal komt daar zeer tegen in, en vindt het niet excuseerbaar dat iemand wordt gedood omwille van een kaakslag. In een meesterlijke zet haalt hij de kaakslag van Compiègne aan: daar heeft een jezuiët een klap in het gezicht gegeven van een Jansenistische kok.

in een meesterlijke zet drijft Pascal de spot met de Jezuïeten. Hij stelt dat ze geluk hadden dat de kok niet op de hoogte was van de redeneringen van de Spaanse casuïsten of hij had de kaakslaggevende jezuïet meteen koud kunnen maken zonder een zonde te hebben begaan. Als hij dat maar had geweten.