7. sep, 2012

Pascal en Spinoza

Het Godsbegrip is in de loop der tijden flink aan veranderingen onderhevig geweest.

Als we voor het gemak bij de Joden beginnen, dan starten we met een jaloerse en boze God die manipuleert en dreigt en eist. In het Nieuwe testament wordt dat dan meer een God van eindeloze liefde die zijn zoon stuurt om ons van de erfzonde te verlossen.

Intussen krijg je de God van de Islam, een God van barmhartigheid maar ook rechtvaardigheid. Dat gaat in de zeventiende eeuw nog grotendeels aan de Christenheid voorbij, en onze landstreken waren in die tijd midden in de Christenheid gelegen.

In de zeventiende eeuw gaat het Godsbeeld uiteenvallen in twee prototypes die we als volgt kunnen samenvatten: de God van Spinoza en de God van Pascal. Ik heb dat al eens behandeld, maar ik doe het graag nog een keer.

Baruch Spinoza (Latijn: Benedictus de Spinoza, Portugees: Bento de Espinosa of Despinosa; Amsterdam, 24 november 1632 – Den Haag, 21 februari 1677) was een Nederlands filosoof, wiskundige en politiek denker uit de vroege Verlichting.

De God van Spinoza is een God die de natuurwetten in gang heeft gesteld, en die verder in de gang van die natuurwetten niet meer tussenkomt in ons aardse bestaan. Het heeft dan ook weinig zin allerlei mirakels af te smeken. God is de schepper van het heelal en Degene Die de geschiedenis in werking heeft gesteld, maar daar houdt het ook op.

Het heeft volgens Spinoza geen zin allerlei gevoelens of meningen aan God toe te dichten, want geen sterveling kan er iets zinnigs over zeggen, daar niemand Hem kan ontmoeten of beschrijven. Alles wat we over God zeggen en schrijven komt er op neer dat we Hem antropomorfe eigenschappen verlenen, die de vrucht zijn van onze eigen fantasie. Het is de schaduw van onze verlangens die we op Hem projecteren.

De God van Pascal daarentegen is een affectieve God met wie een diepe en alles bepalende verhouding aangaan. Het is een God die ons geschapen heeft en aan wie rekening af te leggen hebben. Oog in oog met de volmaaktheid is de menselijke ziel zich van haar beperkingen bewust en kan ze niet anders dan vaststellen dat ze zondig is.

Om uit de diepe krochtigen van de zondigheid te ontsnappen is er maar een werkzaam middel en dat is de Goddelijke Genade. Pascal gelooft niet dat God die Genade aan iedereen in gelijke mate schenkt, en dat in het beste geval heel wat boetedoening nodig is om zich van die Genade te verzekeren.

Het gekke is, dat van de twee, Spinoza en Pascal, de laatste als de grootste wetenschapper kan gelden. Wiskunde en natuurkunde danken aan Pascal onder meer de basis van de kansberekening en de internationale eenheid van druk.

Spinoza daarentegen was een belezen lenzenslijper. Hij heeft wetenschappelijke interesses in microscopie en de kwaliteit van zijn lenzen werd geroemd. Hij heeft zeker ook enige wetenschappelijke verdienste op het gebied van de optica, maar als wetenschapper verzinkt hij in het niet naast de baanbrekende filosoof die hij ook is, wiens werken eeuwen lang verboden waren.

Ik ben tachtig procent spinoza en maar twintig procent pascal en naarmate de tijd verderschrijdt wordt die verhouding alleen maar nadeliger voor Pascal, hoe boeiend deze figuur ook is. Ik heb nog wat zitten lezen in Les Provinciales en dat blijft toch na al die eeuwen prikkelende literatuur.