17. jul, 2012

Collegialiter

Wanneer het over mijn ouders gaat, of mijn dochter, of mijn echtgenoot gaat, dan ga ik door het vuur, zeker als ze in het vagevuur van de zorg vertoeven: het ziekenhuis. Ik zal dan geen enkele hefboom onbenut laten om het gestelde doel te bereiken en dat is de juiste zorg te verzekeren.

Dat loopt nooit van een leien dakje, bij niemand en er is altijd wel iets waar je wat kunt over opmerken. Maar er mag toch ook gezegd dat de mensen die daar werken dikwijls een pluim verdienen voor de arbeid die ze verzetten en de kwaliteit die ze bieden.

Ja, ik moet eerlijk toegeven dat ik alles in het werk zal stellen om mijn ouders de beste zorg te gunnen, en als ik daarbij al eens mijn dokterstitel moet laten vallen om iets gedaan te krijgen, dan zal ik me niet inhouden.

Heel veel mensen hebben echt nog ontzag voor de arts in dit land. Het is een krediet waar we spaarzaam moeten mee omspringen. Je mag het eigenlijk maar een keer zeggen, en dan weten ze dat, en het behoeft geen enkele herhaling.

Het feit dat ik als zoon van het bejaarde koppel dat nu opgenomen is, zelf arts ben, schept bovendien een speciale band met het geneesherenkorps (en geneesvrouwen.) De artsen van het ziekenhuis waarover niets dan lof, weten met wie ze praten.

Dat betekent niet dat ik als eerste in de rij wil gaan staan, want ik wacht mijn beurt heus wel af. Het gaat er niet om voor te kruipen. Maar wel een factor te worden waar ze rekening mee gaan houden. Dat zal iedereen van ons moeten doen als de meest dierbare persoon die je in je leven hebt wordt opgenomen: aanspreekpersoon worden en mee helpen beslissingen nemen.

Daar moet je dan rustig bij blijven en proberen de juiste vragen te stellen, desnoods met behulp van een vertrouwenspersoon. Dan moet je bereid zijn om vele hoeveelheden ongelijksoortige informatie op te nemen, die te verwerken en vervolgens een standpunt in te nemen.

Cruciaal is nu niet die informatieuitwisseling tussen artsenkorps en de patiënt. Ik ben nu toevallig huisarts en dat is waar ik een groot deel van mijn dag aan besteed: ervoor zorgen dat de hulpvrager weet wat de hulpverlening ervan vindt, en omgekeerd, want dat wordt ook vaak vergeten.

Dat ik nu diezelfde rol moet en kan spelen als stut en steun van mijn ouders, vervult me met een grote trots, en de tevredenheid dat ik toch mijn best zal hebben gedaan om elk moment in hun leven, van de schaarse rij die nog aanbreekt, de moeite waard te maken.

Dan mag het hopelijk voor hen een zegen zijn dat ik arts ben geworden. Ik heb dat ooit moeten beloven dat ik dat zou doen, en ik heb het gedaan. Ik heb daar ooit wel over dwarsgelegen, maar ik kom er nu achter dat het toch de beste keuze was die ik had kunnen maken.

Zonder valse bescheidenheid, en nu houd ik er over op.