18. okt, 2012

DE GROTSTROOM


Res alta terra et caligine mersae


Het breed gewelf, door rossen gloed beschenen
Is ruig van stugge pegels, grauw en goor,
Die weenen, weenen, duizend eeuwen door
En tot het eind van duizend eeuwen weenen.

En ’t kromt zich over warrelrotsen henen
Waar elke traan, die viel, een traan verkoor
Om tot albast te worden en ten schoor
Aan nieuwe smart, die kegels wordt en steenen.

En daar, waar zonnestraal nooit in kon dringen,
Waar nooit het oog der toorts een bodem zag,
Schijnt kermend zich een reus in boei te wringen.

Wat of dat klotsen toch beduiden mag,
Dat jammeren, dat de echoos ondervingen?
Uit diepte en afgrond stijgt een eindloos: " ach! "



Uit: Eene Helle en Hemelvaart

Jacques Perk