21. nov, 2011

Naar Ezekiël

 

Ezekiël

(34, 11-12 + 15-16a)

 

 

 

 

 

De Herengod zegt, zo vertelt een profeet:

“Zelf zal ik mijn kudde behoeden en weiden,

De schapen naar welige weilanden leiden.”

Zo’n  herder die ’n zoekgeraakt dier niet vergeet,

 

Van ieder de naam en geschiedenis weet,

Bij wonden genezende zalf kan bereiden

En  bij het herkauwen de avond verbeiden,

Ze allen terugbrengt naar de schapenkeet.

 

Dat God dat zelf doet, zegt Ezekiël

Beschutting, bescherming, verdedigingswapen

En kome wat mag, de getrouwe gezel

 

Bekommert zich ook om de geringste schapen

De Heer is de Herder. Hij doet het zelf wel;

We kunnen op onze twee oren weer slapen.

 

 

Datering


Dit zegt God, de Heer:
Ik zal zelf naar mijn schapen omzien en
zelf voor ze zorgen. Zoals een herder naar
zijn kudde op zoek gaat als zijn dieren
verstrooid zijn geraakt, zo zal Ik naar mijn
schapen op zoek gaan en ze redden, uit alle
plaatsen waarheen ze zijn verdreven op een
dag van dreigende, donkere wolken.
Ikzelf zal mijn schapen weiden en ze laten
rusten – spreekt God, de Heer.
Ik zal naar verdwaalde dieren op zoek gaan,
verjaagde dieren terughalen, gewonde dieren
verbinden, zieke dieren gezond maken.