22. jan, 2017

Alliantie

Empathie

Tussen hulpvrager en hulpverlener zit van meet af aan een ongelijkheid ingebouwd. De hulpvrager vraagt hulp op grond van zijn lijden, en zit daarbij meteen in de kwetsbare positie van iemand die ook afgewezen kan worden. De hulpvrager heeft een nood, een gebrek of een behoefte die hij uit in een klacht. De vrager is in wezen een klager. Ik stel het een beetje karikaturaal voor om het begrijpelijk te maken.

De hulpverlener heeft macht. Hij of zij kan deuren openen of sluiten. Wat hij beslist kan van grote invloed zijn op het leven van de klager. De hulpverlener heeft de kennis, op grond van zijn opleiding, en bezit het vermogen de taal die zal gebruikt worden, te overheersen. Daar zit het grote gevaar, dat de hulpverlener zijn overwicht bewust of onbewust te baat neemt, om de macht die hij of zij heeft onbehoorlijk uit te buiten.

De ongelijkheid is op zich geen probleem. Er is bijvoorbeeld ook een ongelijkheid tussen ouders en kinderen. De partij met de meeste kennis draagt ook de grootste verantwoordelijkheid. Het is geen probleem als er voldoende liefde en inlevingsvermogen is, om de machtsuitoefening in te zetten waar nodig, in het belang van de betrokkene, die immers nog niet over alle elementen beschikt om zelf tot het juiste besluit te komen.

Dat is mutatis mutandis ook het geval in de verhouding tussen hulpvrager en hulpverlener. Daar komt ervaring bij kijken, training en de juiste ingesteldheid. Zoals ouders in staat zijn het belang van hun kind te laten voorgaan op dat van henzelf, moet ook de hulpverlener in staat zijn te handelen in het belang van de cliënt. Behalve dat eerstgenoemde daar een ereloon voor ontvangt, zou daar geen plaats voor belangen-neming mogen zijn.

Hoe behartig je de belangen van een persoon die waant? Dat is de hele vraag, en daar neemt die ongelijkheid een andere dimensie aan. Het is de hulpvrager die in een waanwereld leeft, en de hulpverlener is de vertegenwoordiger van de echte, ‘niet-wanende’ maatschappij. Abstractie gemaakt van de zeldzame gevallen waar dwang wordt uitgeoefend, is de hulpverlening een vrije dienst die de betrokkene naar eigen inzicht kan aanvaarden of weigeren.

Het kan alleen maar lukken als er op een of andere manier een ‘therapeutische alliantie’ ontstaat: een vertrouwensrelatie die gebaseerd is op wederzijds respect, en in wezen op liefde.