19. feb, 2016

Gulden regel

Eigen mening

Iedereen kan de openbaring naar goeddunken interpreteren, of ervoor kiezen een onderdeel ervan voor waar te houden, maar het kan verrijkend zijn over het muurtje te kijken, om te zien wat God nog meer verteld heeft. Dat kan helpen om dichter bij de essentie van de boodschap te komen.

Elk geloof dat binnen de openbaring past zal uiteindelijk uitkomen bij de gulden regel.

Het Thoragebod der naastenliefde (Lev 19:18) is als een algemeen geldende en begrijpelijke gedragsregel te verstaan. Uit de vertaling van de positieve versie van Tobit 4:15 in de Lutherbijbel van 1545 ontstond het bekende berijmde gezegde: “Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doet dat ook de ander niet.”

Soortgelijke, negatief of positief geformuleerde, kernspreuken of leerstellingen, met verschillende betekenissen, werden vanaf de 7e-eeuw v.Chr. overgeleverd in religieuze en filosofische teksten uit China, India, Perzië, het oude Egypte en Griekenland.

Het komt overeen met de categorische imperatief van Immanuel Kant: “Als iedereen zou doen zoals ik, zouden we er dan met zijn allen beter op worden?” We moeten ons zo gedragen zoals we mogen verwachten dat anderen zich ten opzichte van ons gedragen.

Daar ligt ergens een kern van waarheid waar we het wellicht allemaal eens over kunnen zijn in al onze diversiteit. Iedereen volgt zijn eigen weg om dichter bij God te komen. Sommigen onder ons mogen menen dat ze de weg weten en anderen de weg te wijzen, maar daar moeten ze mee oppassen want voor je het weet ben je beperkend of overheersend bezig.

Waar elke godsdienst het ook over eens is, is het verbod om in naam van God te spreken. God is een Gij, of zelfs een Hij of een Zij, maar nooit een Ik. In de statenbijbel klinkt het zo:

“Gij zult den naam des HEEREN uws Gods niet ijdellijk gebruiken; want de HEERE zal niet onschuldig houden, die Zijn naam ijdellijk gebruikt.” Exodus 20:7. Het wordt een beetje flauw weergegeven in het tweede gebod van de Mechelse catechismus, zoals we dat als kind uit het hoofd leerden: “Zweer niet ijdel, vloek noch spot.” Het moest rijmen, vandaar.

Niemand van ons moet de pretentie krijgen te handelen of te spreken in de naam van God. We moeten ons geen oor laten aannaaien door lieden die beweren de mening van het Opperwezen te kennen of bevelen van Hem of Haar te hebben ontvangen. Daar trappen we niet in.