17. feb, 2016

Credo quia absurdum

Wat ik geloof.

Geloven betekent daarom nog niet dat je ophoudt met denken, en twijfelen.

Ik geloof niet zozeer in God, maar wel in de Openbaring van de Heilige Schriften, waarvan de Koran het sluitstuk vormt. Ik volg Jezus en Mohammed. Ik noem mezelf stiekem een evangelische moslim. Het klinkt beter dan herstellend van het katholicisme.

In die gewijde teksten heeft God tot ons gesproken, om richting aan ons avontuur te geven.

Het staat iedereen vrij naar dat woord te luisteren of niet. Wij hebben als mens de open keuze tussen de aanvaarding of de verwerping van de Goddelijke genade. Dat moet iedereen maar voor zichzelf uitmaken. Ik wil mijn geloof niet verbergen, maar ik wil er ook niet apostolisch mee aan de slag. Ik wil niemand bekeren.

Als er een God bestond, deden we er goed aan te leven alsof er geen bestond, maar als hij niet bestaat, moeten we leven alsof hij wel bestaat. Zijn woord ontslaat ons niet van de plicht ons leven ten volle te leven, en de juiste keuzes maken, al kunnen we wel bij Hem te rade gaan. Toch zijn we op het einde van de dag verantwoordelijk voor onze eigen keuzes. We kunnen die aansprakelijkheid niet afschuiven.

De mens moet zijn eigen verantwoordelijkheid nemen en die niet op een opperwezen afschuiven. We moeten niet te veel op Hem of Haar rekenen om onze problemen uit de weg te ruimen. Dat moeten we uiteindelijk toch allemaal zelf doen. Of Hij, dan wel Zij, al dan niet bestaat, doet niet zozeer ter zake, omdat we over Gods woord beschikken, dat wel bestaat.

In de versie van het Christendom is het Woord Gods vlees geworden, en ‘het heeft onder ons  gewoond.” Jezus Christus is de logos. In de versie van de Islam is Gods woord rechtstreeks in de Koran te vinden, zeker wanneer hij gereciteerd wordt.

Los daarvan is God elke dag te vinden in de blik van de ander. Zelfs als hij niet bestond, zouden we moeten leren Hem of Haar daar te zien. De ander is ook een schepsel van God, die in de Openbaring een God van liefde is, ondanks alle wreedheid die mensen elkaar aandoen.

In de ogen van de ander is het oneindig andere te vinden.

Die blik moeten we retourneren. Daar begint ons ethisch handelen, waarvan ons professioneel handelen een belangrijk onderdeel uitmaakt.