4. feb, 2016

Gezag

Recent is bij de Regensburger Domspatzen nog gebleken hoe een cultuur van stilzwijgen heeft geheerst onder het bewind van de broer van de vorige paus.

Kindermisbruik is een misdrijf dat zoals elke vorm van geweld  tweemaal erger wordt als het door gezagsdragers begaan wordt en driemaal erger als het een priester is. Het gaat niet om een wiskundige vermenigvuldiging, maar om een graad van intensiteit, die toeneemt als de dader misbruik maakt van zijn positie die hem of haar macht over het slachtoffer geeft.

De schuld staat niet alleen in verhouding tot individuele leed, maar ook het maatschappelijk letsel. Wie geweld gebruikt, zondigt. Wie daarbij zijn gezag misbruikt, zondigt tweemaal, want hij of zij kwetst ook de instelling die het gezag verleent. Als het om een leraar gaat bijvoorbeeld is de fout zwaarder aan te rekenen, omdat het vertrouwen in de zending van het onderwijs wordt aangetast. Als het een priester is dan zondigt hij driewerf, want hij tast ook de heiligheid van zijn ambt aan en bederft daardoor het godsgeloof.

In elk land en in elk tijdperk komen pedofielen voor. Als individu verdienen ze ons begrip en ons mededogen, maar geen toegeeflijkheid. Een samenleving kan zich niet beschaafd noemen als ze de rechten van het kind niet respecteert. Dat er grensoverschrijdingen voorkomen is een zaak. Het punt is dat er ertegen opgetreden moet worden. Van een school bij wijze van voorbeeld, mag verwacht worden dat er enige alertheid is, en dat het beleid optreedt waar nodig.

Wanneer er instellingen zijn die dat niet of onvoldoende doen, en als blijkt dat het telkens om een soort instellingen gaat, zelfs als ze zich gewijd noemen, dan mogen we niet werkloos toekijken. Wanneer er geweld wordt gebruikt, moeten we dat aanklagen en bestraffen.

Daar waar er ten opzichte van de dader nog een gevoel van mededogen kan ontstaan op grond van de persoonlijke nood, geldt dat niet wanneer een instituut in beeld komt, zij het een school, een sportclub en een kerk. Er is geen beleid dat zich niet moet verantwoorden.

Mattheüs 18:6

Maar zo wie een van deze kleinen, die in Mij geloven, ergert, het ware hem nutter, dat een molensteen aan zijn hals gehangen, en dat hij verzonken ware in de diepte der zee.