14. jan, 2016

Gezag

Om het even of het een priester, een leraar of een arts is: er zijn bepaalde functies in de maatschappij die een portie gezag en aanzien mee brengen. In ruil mogen we van de personen die deze functies bekleden een hoge morele standaard eisen, met name wat het seksueel gedrag betreft.

Seksueel misbruik is dubbel verwerpelijk als het met geweld of onderdrukking gepaard gaat. Daarom zijn gezagsdragers die van hun overwicht gebruik maken om aan hun seksuele trekken te komen in het bijzonder te veroordelen. Het gaat dan niet alleen om kindermisbruik maar ook het belagen van volwassenen die in een ondergeschikte hiërarchische positie staan.

Als dat soort gedrag straffeloos zou blijven, zouden we een onrechtvaardigheid toelaten die het gezag uitholt en daarmee de maatschappij ondermijnt. Niet alleen zijn er de slachtoffers van het misbruik, met hun omgeving, maar ook de openbaarheid is geschaad en met name de beroepsgroep of instelling waartoe de dader behoort.

Wanneer mensen de indruk krijgen dat de instellingen medeplichtig zijn aan het misdrijf zal het vertrouwen in het gezag verdwijnen.

In de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw heerste er omtrent pedofilie nog een vergoelijkend klimaat in de hulpverlening, maar vervolgens hebben we meer en meer oog gekregen voor de schade die het misbruik in een mensenleven kan aanrichten. Het standpunt is dan ook aanzienlijk verhard. We hebben de indruk dat de publieke opinie daarin voorop loopt en dat de ordehandhaving en de magistratuur met vertraging volgen, wat geregeld tot openbare verontwaardiging leidt.

De mensen pikken het niet meer en dat is maar goed ook. We moeten en mogen seksueel misbruik van minderjarigen nooit verdoezelen, omdat het onaanvaardbaar is. Als er instellingen zijn die het misbruik oogluikend toelaten en niet sanctionerend optreden, dan hebben die een probleem, waar de openbaarheid vragen mag bij stellen en waartegen justitie mag en moet optreden.