15. jun, 2017

Debora

6. In de dagen van Samgar, de zoon van Anat, in de dagen van Jaël lagen de wegen verlaten: wie vroeger de brede straten namen, gingen nu kronkelende binnenpaden.
7. Uitgestorven lagen de dorpen, uitgestorven in Israël, tot ik, Debora, opstond, opstond als moeder in Israël.
8. Zij hadden nieuwe goden gekozen: geen brood was er toen in de steden, geen schild of geen lans meer te vinden bij de veertigduizend van Israël.
9. Mijn hart gaat uit naar hen die Israël leiden. Gij uit het volk die u meldt voor de strijd, prijst Jahwe!
10. Gij berijders van witte ezelinnen, op rijke sjabrakken gezeten, gij die over de wegen gaat, blijft er van spreken,
11. luider dan die bij de drinkplaatsen zingen, wanneer zij Jahwe's weldaden loven, de werken van Hem die in Israël heerst. Toen is het volk van Jahwe naar de poorten gekomen:
12. Sta op, sta op, Debora, sta op, sta op, zing een lied! Vooruit, Barak, kom met uw gevangenen, zoon van Abinoam!

Rechters 5: 6-12