26. dec, 2016

Tien geboden

Decaloog

‘Gij zult de naam van de Heer uw God niet ijdel gebruiken.’ Zo luidt het tweede van de tien geboden. Toch zullen we altijd weer zien dat mensen daar tegen zondigen. In de loop van de eeuwen – en ook vandaag nog – zien we steeds weer bittere ellende die in de naam van God afgeroepen wordt.

Wie een beetje geschiedenis kent, kan zich moeilijk voorstellen dat een liefhebbende God is tussengekomen in die optocht van rampspoed en geweld. Toch staan er telkens weer lieden op die menen in naam van het Opperwezen de lakens te mogen uitdelen. Dat is bijzonder vervelend en het staat de toenadering tot God in de weg, aangezien zij Zijn naam besmeuren.

Juist de islam is daar zeer streng in. Niemand moet zich in de plaats van God stellen. De tien geboden in de Koran zijn te vinden in Al-Anaam 6:151-153 en Al-Israa 17:22-39. De verzen Al-Anaam 6:151-153 luiden als volgt: ‘Kom, ik zal u verkondigen, welke gewijde grenzen de Volmaker jullie heeft gegeven: Dat jullie Hem geen metgezel geven.”

Dat betekent dat wij God als mens met niets mogen vergelijken, en dat we naast hem geen andere Goddelijke macht mogen dulden. Niemand moet zich in de plaats van God stellen. Daarin is de Islam veel strenger dan de katholieke kerk die er een onfeilbare paus op na houdt, naast priesters die de sacramenten uitdelen, en zich tot toegangspoort van het hiernamaals hebben uitgeroepen.

Björn meent als goede atheïst dat ik in een God geloof “die niet alleen bestaat, maar zich bovendien inneemt met menselijke zaken. Een God die weet wat je doet, zelfs weet wat je denkt, en je daarvoor bovendien nog eens kan veroordelen.” Niet dus.

Iedereen kan het plaatje zelf invullen, iets wat atheïsten altijd graag doen, maar er is niet een algemeen Godsbeeld dat iedereen moet aanvaarden of gebruiken. De God van Baruch Spinoza komt dicht bij de Allah die we in de Islam zien; een oppermacht die de natuurwetten in werking heeft gesteld, die vervolgens het werk alleen doen, en door op elkaar in te werken de werkelijkheid gestalte geven. God kan tot ons spreken, en hij kan zich over ons ontfermen, maar hij komt niet meer tussen om onze geschillen te beslechten, tenzij we dat voor Hem doen.