10. dec, 2015

Adriaan VI

De Schuitemaekers zoon zat dus op Romens stoel.
Hij zagh daar ‘tgeen er was, een gruwelijke poel;
Het ingekankert quaadt, Van’t hooft door al de leden
Was’t geestlijk lichaam krank. De zonden waren zeden.
Daar blonk zijn deucht door heen. Erasmus was hem waard;
Hij riep zijn pen ter hulp: den Keiser liet hij ’t zwaardt.
Maar ’t boze Pausdom viel den vroomen bisschop tegen.
Toen wierdt dat hooft gewaar hoe zwaar drie kronen wegen.

Hendrik Bary