Dagboek Juni 2015

25. jun, 2015

Empathie

Met eerbied voor alle straathoekwerkers.

We hadden vanavond bijscholing omtrent de opvang van middelengebruik en de omgang van gebruikers in de huisartsenpraktijk. We doen dat zo een vijf keer per jaar, en we proberen telkens iemand uit te nodigen. Deze keer hadden we een ervaren straathoekwerker die het had over de zorg ten behoeve van de daklozen.

Daar kan nog veel aan verbeterd worden, maar waar je vooral stil van wordt, is de inzet van deze verpleegkundigen, maatschappelijk werkers etc. die zich tot de armsten van onze verbrokkelende samenleving richten. Vrolijk word je er niet van. Er is veel ziekte, geweld en ellende en het leven op straat is absoluut niet romantisch, maar keihard. Er wordt gestolen en afgeperst, en de daklozen zijn helemaal niet aardig voor elkaar. Het is knokken om te overleven en de sterkste wint. Het is de darwinistische hel, zonder enige menselijkheid.

Feest

Zo is er de anekdote van een dakloze vrouw die zich ter gelegenheid van kerstmis omgeven zag door allerlei giften vanwege voorbijgangers, maar zich niet aangesproken voelde. Ze kreeg het allemaal wel, maar zonder dat dit leidde tot enige vorm van menselijk contact, wat haar teleurstellende, te midden van alle materiële kerstgeschenken.

Dat komt wel vaker naar voren uit de anekdotes die aan bod kwamen. Deze mensen hebben vaak het gevoel er niet bij te horen, omdat ze niet worden aangekeken, en omdat ze niet mee mogen praten. Ze worden op een subtiele manier uit beeld geweerd, zodat ze zo goed als onzichtbaar blijven.

Dat is wat de straathoekwerkers nu wel proberen te doen: deze mensen als mensen tegemoet treden, als een persoon die een andere persoon ontmoet, op voet van gelijkheid en met een groot ontzag voor de menselijke keuzevrijheid.

Aanvaard

Zo vertelde onze spreker ook van een vrouw die hij deze morgen naar een psychiatrische instelling buiten de stad voor een intakegesprek.

Dat gesprek werd bij afwezigheid van de psychiater, die wellicht met burn-out thuis zat, door twee psychiatrische verpleegkundigen gevoerd, en verliep hartelijk. De dakloze vrouw wier naam we niet kennen, was nadien opgelucht, en blij, want ze had het gevoel dat ze ‘gezien’ was. Zij was als persoon benaderd, dit geheel in tegenstelling met wat gebeurd was in een andere psychiatrische instelling, waar de intake door een specialist in opleiding werd opgenomen, toevallig van vreemde afkomst, die zonder enig gevoel van empathie een schriftelijke vragenlijst invulde aan de hand van de geprefabriceerde vragen die hij stelde.

Dat is het hele verschil tussen een menselijke en een objectieve aanpak. Die objectivering, dat is wat we met zijn allen heel vaak doen als het over deze mensen gaat. Wij herleiden hen tot voorwerpen, om maar liever een verdergaand contact te vermijden. Zijn we immers niet bang voor armoede, mislukking en een gebrekkige hygiëne? We willen wel graag iets geven, maar we willen liever niet betrokken worden.

 

 

Afbeelding: Antonio Ciseri, Ecce Homo, 1871.

 

24. jun, 2015

Afscheuring

Een diepgeworteld geloof.

Mijn vader heeft me altijd voorgehouden dat we een onderscheid dienen te maken tussen het geloof en de bedienaren van de geloofsorganisatie. Hij was de mening toegedaan dat er een geloofswaarheid was die boven elke verdenking stond, met name de waarheid van het evangelie, samen te vatten tot de acht zaligsprekingen. Daarin is iets van de Goddelijke openbaring te lezen die tot het hart spreekt, ook het mijne.

Daar en in het lijdensverhaal komt de blik van God even om de hoek kijken. Dat zal altijd wel overeind blijven. Heel andere koek is wat de kerk allemaal aanricht door toedoen van haar klerken, maar het is niet omdat het gedrag of de uitspraken van gezagsdragers in de kerk niet door de beugel kunnen, dat het hele instituut en in een moeite door het geloof zelf overboord mogen worden gezet.

Mijn vader heeft zijn overtuiging nooit verloochend al stak hij zijn ontgoocheling over de bedienaren niet onder stoelen of banken. Bij mij, een generatie later heeft de breuk zich wel voltrokken.

Gevolgtrekkingen

Het lijkt erop dat het kerkinstituut, en dan bedoel ik hier echt met name de rooms-katholieke kerk, meer dan alle andere kerken, zich meer en meer van de gelovigen heeft afgescheurd, en niet andersom. Het is steeds moeilijker en uiteindelijk onmogelijk geworden om samen gelovig te zijn in een gemeente die zo ten prooi is aan gekibbel over de seksuele moraal, die zich zo te buiten gaat aan discriminatie, die de moderne wetenschap zo flagrant aan haar laars lapt, en die zo omgaat met haar schandalen.

Het is een pijnlijk ontmaskeringsbal geworden en een theater van de plaatsvervangende schaamte. De verleiding is dan groot er een groot kruis over te trekken, en ermee te kappen. Nou, dat kan ik dan ook weer niet.

Wat ik hier neerschrijf is de vrucht van een evolutie die een halve eeuw bezig is, want ik word er straks zestig. Ik deel hier mijn vragen en bevindingen omtrent iets waar ik me behoorlijk over heb geïnformeerd. Het gaat niet om voorbijgaande oprisping, maar over een weloverwogen oordeel.

Heiligen

Het was in mijn geval niet voldoende dat ik het geloof vaarwel zei, zoals ik als puber al deed. Het is altijd blijven knagen en steken. Via een omweg kwam ik weer op het onderwerp terecht, omdat ik vaststelde dat ik steeds meer over heiligen wilde lezen. De heiligenlevens kunnen ons veel leren over de geschiedenis en de aard van het geloof.

Wat Cusanus daarover te zeggen heeft, zoals eerder deze maand uiteengezet, laat daar nu een nieuw licht op schijnen. Iedereen kan allerlei gevoelens ervaren omtrent God. Zolang dat in het verborgene van een individuele ziel plaatsgrijpt, kunnen we daar niet veel over zeggen. Pas wanneer er iemand is die daarover iets te vertellen heeft, en een ander die luistert en antwoord, ontstaat het geloof. Niet alleen het godsgeloof, maar elk geloof. Het is pas wanneer iemand zegt “zie jij dat ook?’ en de ander antwoordt, “Ja verhip ik zie het ook” dat er van geloof sprake kan zijn, waar je uitspraken kunt over doen.

Het geloof komt dus niet voor de taal, al kan het zich ook manifesteren in daden. Maar als geloof daarvan de motivering is, kunnen we dat moeilijk anders vernemen dan via de taal.

 

 

Afbeelding: Jeroen Bosch, Ecce Homo, rond 1470.

 

23. jun, 2015

Van christelijke huize

Je kunt je afkomst en je opvoeding niet uitwissen.

Ik kom uit een christelijk en meer bepaald katholiek nest. Niet fanatiek, maar ferm. Je kunt daar wel los van komen, maar je kunt niet doen alsof het nooit bestaan heeft. Daarvoor ben je te zeer ervan doordrongen. Een aantal waarden en overtuigingen heeft al diep wortel geschoten vooraleer je tot de ‘jaren van verstand’ komt, en in staat bent persoonlijke keuzes te maken.

Juist daar waar het geloof had moeten dienen, schoot het tekort. De zinloosheid van het lijden van mijn moeder werd niet dragelijker, en kreeg ook geen zin, door in een God te geloven. We voelden ons daar in de steek gelaten en teleurgesteld. We hadden er niets aan.

Verstikkend

Daar komt bij dat de kerk als instelling resoluut een rampzalig pad is ingeslagen. Op basis van kortzichtigheid en wereldvreemdheid is consequent gekozen voor een oerconservatief beleid dat zijn banbliksems voornamelijk op de seksualiteit en de voortplanting richtte. Door toedoen van mijn geaardheid kan ik me maar moeilijk welkom voelen in een club die homoseksualiteit een objectieve stoornis noemt.

Ik heb mijn ongenoegen elders al beter en ruimer uiteengezet, en het is niet nodig dat hier nog eens over te doen. Het moge volstaan dat ik er me van bewust ben dat mijn fascinatie met god en godsdienst op persoonlijke gronden berust en ambivalent in elkaar zit.

Ik heb mijn geaardheid noch mijn culturele afkomst kunnen kiezen, en als daar een conflict tussen is, moet ik daar een oplossing voor verzinnen, zoals zoveel miljoenen andere mensen die met dezelfde geaardheid behept zijn. Blijkt al gauw dat het in andere godsdiensten en culturen al niet veel beter is, en dat ook de atheïstische regimes in de twintigste eeuw het al niet veel beter hebben gedaan in termen van tolerantie en ontplooiingskansen. Overal en telkens waar komen jonge mensen tijdens hun coming-out erachter dat er nog heel veel vooroordelen zijn.

Breuk

Nu had ik er kunnen voor kiezen om radicaal te breken met elke godsdienst en atheïst te worden, zoals een aantal vrienden en kennissen. Ik heb dat nooit gedaan, wellicht om sentimentele redenen, maar ook op tactische gronden. « Quand tous les dégoutés s’en vont, il n’y a que les dégoutants qui restent. » Indien iedereen die weerzin voelt, weggaat, blijven alleen de weerzinwekkenden over.

Ik ben in de club ingelijfd voor ik mijn mening daarover kon geven, op basis van de keuzes en de voorkeuren van mijn ouders. Ik heb mijn hele opvoeding en opleiding aan christelijke onderwijsinstellingen te danken. Ik ben daar een product van. Dan vond ik het veel beter ook lid van de club te blijven, zij het  een dissident lid, met veel kritiek op het gebrek aan democratische besluitvorming in de kerk, de vrouwendiscriminatie en de onzinnige seksuele moraal.

Tot een breuk is het pas de jongste jaren gekomen, toen ik het gevoel kreeg dat er geen hoop meer was.

 

 

Afbeelding: Lorenzo Lotto, Ecce Homo 1644.

 

22. jun, 2015

God ziet mij

Hier vloekt men niet

De blik van de ander is een macht die we respecteren, omdat hij ons gezag inboezemt. Het is een macht die we graag enigermate willen controleren, door ons op ons best te tonen. Wanneer we ons bloot geven aan die blik, dan graag goed voorbereid, met gekamde haren en nette kleren. We haten het als de blik van de ander ons kan waarnemen op onbewaakte momenten, in de intimiteit van ons dagelijkse leven.

We zijn hier nu bezig met het inrichten van de tuin, en ik kan u verzekeren dat de blik van de ander, met name die van de buren en van de passanten op straat, wel degelijk een rol speelt in de keuzes die we maken. We vinden het niet leuk dat anderen kunnen zien wat er in ons bord ligt als we eten, als we dat op een zomeravond buiten willen doen.

Scherm

We willen ons graag afschermen van de blik van de anderen, ook en vooral als we die anderen zelf niet kunnen zien,  ook als het om een potentiële blik gaat, een die er zou kunnen zijn, van bekenden of onbekenden. Het maakt ons onrustig als we bekeken zouden kunnen worden, zelfs als dat niet het geval is.

De almacht van Big Brother in 1984 van Orwell berust op zijn vermogen alles te zien en in het oog te houden.  Iets dergelijks deed ook de God van onze jeugd. Zo is er de bekende affiche ‘God ziet mij, hier vloekt men niet,” die een alziend oog voorstelt. In die tijd was Vlaanderen een katholiek nest, met een verstikkende sociale controle. Of je naar de mis ging of niet, of je daar te communie ging, maar zelfs met wie je op straat wandelde, dat werd allemaal gezien en druk besproken.

Wij hadden een poetsvrouw die uit het raam hing iedere keer als er een begrafenis was, met als hoofdbekommernis te weten wie weende en wie niet.

Teloorgang

Dat is zowat mijn oorsprong en de katholieke leer speelde een belangrijke rol, want de kerk had nog veel macht.  Dat is sinds achtenzestig steeds blijven afkalven met de ontnuchterende resultaten van vandaag: geen roepingen meer. De kerken lopen leeg. Er heerst een schandaalsfeer door de aanslepende pedofilieonthullingen. De christelijke bonden staan onder vuur. Ze nemen een nieuwe naam aan, waar geen C (van christelijk) meer in voor komt.

De kerk heeft de trein naar de moderne tijd gemist, tenminste in onze hoek van de wereld. Het kan heel anders liggen in andere continenten, maar bij ons is het pleite. Ik ben met die katholieke ideologie groot gebracht, en ik ben met een onverzadigbare nieuwsgierigheid blijven zitten, naar wat er van aan is, van wat ze ons toen hebben wijsgemaakt. Je komt er geïndoctrineerd uit natuurlijk, laten we daar eerlijk in zijn.

Ik was twaalf in achtenzestig, en het zal ongeveer op die leeftijd ook zijn geweest, en in dat tijdsgewricht, dat ik van mijn geloof gevallen ben, zoals dat heet. Na de plechtige communie was de pret eraf. Samen met mijn moeder kon ik niet aanvaarden dat er een God bestond, die dit lijden toeliet. Zij had MS en was volledig verlamd, zoals ik heb uiteengezet in de autobiografische pagina.

22. jun, 2015

Frans of Engels

Doorzichtig, maar zonder diepgang.

Ik weet niet zo goed hoe dat nu komt, dat ik me in dit dagboek zo met allerlei kwesties laat meeslepen, die met het geloof te maken hebben. Wellicht omdat ik er zelf toch niet helemaal uit ben. Ik lees, praat en schrijf er graag over. Ik weet niet of er veel lezers zijn die deze belangstelling met me delen. Als ik op de klikcijfers mag afgaan, die weliswaar ook aan veel andere invloeden blootstaan, is het onderwerp van deze maand zo op het oog geen groot succes.

Ik ben dan ook van plan voor volgende maand een heel ander thema te kiezen, maar we kunnen het nu nog even afmaken, wat het geloof in God betreft, om er dan hopelijk lange tijd niet meer op terug te moeten komen. We kwamen bij Cusanus terecht dankzij een artikel van Michel de Certeau, dat me bijzonder aansprak, al heb ik er niet alles van begrepen, zelfs na tweede lezing.

Circulair of rechtlijnig

Dat is eigen aan dit soort Franse literatuur die omheen het onderwerp lijkt te cirkelen, daar waar Angelsaksische artikels veelal een rechte lijn bewandelen, rechtdoor van inleiding tot conclusie, en schroomvol ontdaan van alle ballast.

Voor sommige onderwerpen is die rechtlijnige aanpak de beste, maar voor andere ben ik blij dat er ook alternatieven bestaan. Soms werpt de Franse kijk vruchten af waar de Engelse kijk steriel blijft. “Clarity in prose indicates the absence of thought.” Of vrij vertaald: “Helder proza moet het zonder diepgang stellen.” Het is een gezegde van Herbert Marshall McLuhan (July 21, 1911 – December 31, 1980) dat ik al vele tientallen jaren met me meedraag.

Deze Canadese filosoof heeft een stempel gedrukt op de communicatietheorie en bijgedragen tot de intellectuele discussie van zijn tijd. Hij is wellicht vooral bekend als de bedenker van korte en krachtige uitdrukkingen zoals ‘the medium is the message’ en ‘the global village.” Ook voorspelde McLuhan het wereldwijde web dertig jaar voordat het bestond.

Web

Hij kende veel succes in het postachtenzestig tijdperk, maar deemsterde een beetje weg in latere jaren, al was hij altijd goed voor een stukje controverse. De belangstelling in zijn werk neemt weer toe, juist door de stormachtige ontwikkeling van het internet.

Daardoor gaan we ons nieuwe vragen stellen, die eigenlijk oude vragen zijn. Door het internet krijgen wij een wel zeer ver reikende blik op de wereld en alles wat daarin letterlijk te koop is. Wat we te zien krijgen is van ongelijke kwaliteit en dient met de nodige korrels zout te worden genomen.

Het internet biedt ons een venster op de werkelijkheid, maar tegelijkertijd kijkt het ook bij ons naar binnen. Het houdt ons ook in de gaten, en dat lijkt verdomd goed op de wederkerige blik die Cusanus vaststelt door naar de vera icona te kijken.

Het gaat niet alleen om het zien, maar ook om het gezien worden. Internet is de nieuwe God.