29. jun, 2015

Gedeeld

Christus achterna

De ‘moderne devotie’ is ontstaan in de Lage Landen.

De taal vormt de basis van het geloof in een gedeelde werkelijkheid. Doordat het individu noodzakelijkerwijze een eenzijdig standpunt inneemt, kan hij of zij Gods oneindigheid niet peilen. In tegenstelling met wat velen aannamen, en nog aannemen, is de mystieke godservaring volgens Cusanus geen kwestie van een individuele gewaarwording van het goddelijke. Er kan geen onmiddellijke godservaring bestaan, want om ons beperkte gezichtsveld te overstijgen, zijn we verplicht een beroep te doen op de getuigenis van anderen, om op die manier een geloofsgemeenschap te vormen en de werkelijkheid in kaart te brengen.

Uiteindelijk stelt Cusanus het hele verhaal in een Christelijk perspectief. We kunnen God het beste tegemoet treden en het ideale Christelijke leven zo dicht mogelijk te benaderen, door Jezus Christus na te volgen.

Thomas à Kempis

Daarmee verwijst hij naar het meest vertaalde en gedrukte christelijke boek dat we kennen, met name ‘De Imitatione Christi’ door Thomas à Kempis, eigenlijk Thomas van Kempen of Thomas Hemerken of Haemerken, lett. "hamertje". Deze augustijner kanunnik, kopiist, schrijver en mysticus. is geboren in Kempen, in Keur-Keulen, omstreeks 1380, en overleed in Zwolle op 25 juli 1471. Hij was lid van de spirituele beweging van de Moderne Devotie en een volgeling van Geert Grote en Florens Radewijns, de stichters van de congregatie der Broeders des Gemenen Levens.

Het boek verscheen voor de eerste keer, anoniem en in het Latijn tussen 1418 en 1427 en vormt een handboek voor het geestelijke leven. De Devotio Moderna was  een vernieuwingsbeweging die de toenmalige corrupte kerk van binnenuit wilde schoonmaken, door het innerlijke leven uit te zuiveren en zich van de uiterlijke wereld af te keren. Het boek beklemtoont de waarde van de Heilige Eucharistie als vehikel van de godservaring. De gewijde hostie vormt het voedsel van de ziel en de eucharistieviering is de hoeksteen van de christelijke gemeenschap.

Linguistiek

De samenleving berust in haar geheel op het vertrouwen dat we in onze gedeelde taal hebben, en het gebruik dat we maken van taalsymbolen om de werkelijkheid te omschrijven, en te delen. Cusanus benadert de Imitatio Christi op linguïstische gronden. De mystieke extase is een ervaring van het anders zijn van de Ander, met hoofdletter, die mogelijk gemaakt wordt door en in de taal.

Het is de ontastbare werkelijkheid die al het tastbare zijn zin en betekenis geeft.  Cusanus gelooft daarin en probeert dat uit te leggen volgens de kennislijnen van zijn tijd. Het is het geloof dat hij belijdt en voorstaat. Het geloof geeft zin aan ons levensverhaal, en het kan dat alleen maar juist dankzij de onmogelijkheid van datgene dat we moeten geloven. Juist omdat het onmogelijk is kan alleen het geloof ons er toe te brengen erin door te dringen.

In het tijdsgewricht waarin de architectuur en de schilderkunst het perspectief ontdekken, gebaseerd op het in het oneindige doortrekken van geometrische lijnen, die naar een  vluchtpunt wijzen, dat zich steeds terugtrekt naarmate we vorderen, zoals op een oneindige rechte weg, plaatst Cusanus het oog van God net in dat verdwijnpunt.

 

 

Afbeelding: P. P. Rubens, Ecce Homo, 1612