29. jun, 2015

Verhip

Ik zie het ook.

Over het geloof in een gedeelde werkelijkheid.

De les van Cusanus die we zullen onthouden is het besef, dat de exclusieve blik die het schilderij op ons schijnt te werpen, ook de andere aanwezigen in dezelfde ruimte in gelijke mat aanstaart. We komen daar pas achter door de anderen de vraag te stellen, en er een antwoord op te krijgen. “Ja verhip, ik zie het ook.” Dat is moeilijk te bevatten en het komt schokkend over, vandaar de verwondering.

We waren er al achter gekomen dat de blik ons door de ruimte scheen te volgen, door er voorbij te lopen, en telkens weer te moeten vaststellen dat de blik ons niet loslaat, maar pas op het ogenblik dat we erover praten, en merken dat we niet alleen zijn met onze ervaring, treedt de blik, en daardoor de ervaring de menselijke taal binnen, en vandaar zo mogelijk de ziel. 

Gedeeld

Het geloof blijft niet bij een intiem gevoel, maar wordt een taalspel met zijn eigen taalregister, dat diegenen bindt die hetzelfde menen gezien te hebben. Alleen het antwoord van de ander ‘Ja verhip, ik zie het ook,’ kan de sceptische monnik ervan overtuigen, dat anderen op hetzelfde moment dezelfde ervaring kunnen hebben. Daardoor kom je los van je beperkte gezichtshoek als enkeling, en plaats je de gewaarwording in een gedeelde taal, en een gedeelde werkelijkheid, die onmisbaar is om God te begrijpen.

Cusanus, hoe Christelijk hij ook is, of juist daarom, gelooft niet in de directe Godservaring. Daar God zich buiten het bereik van de menselijke zintuiglijkheid ophoudt, en zelfs indien hij waargenomen kon worden, niet te doorgronden is, kan de individuele mens de goddelijke diepte en oneindigheid niet bevroeden. Tot blijkt dat we met zijn allen gelijkaardige ervaringen hebben, waardoor we ons eenzijdige standpunt kunnen verlaten, om een meerzijdige kijk te krijgen, die hoe dan ook afhankelijk is van de taal.

Elke individu hangt af van alle andere personen die een groep vormen, om mee die meerzijdige blijk samen te stellen.

Werkelijkheid

Op die manier krijgen we een meerdimensionale blik op God, of op de werkelijkheid. Atheïstische lezers kunnen overal het woord god vervangen door de werkelijkheid, en dan zal de zin meestal kloppen. Het woord ‘god’ vormt net zoals het woord ‘werkelijkheid’ een nuttige abstractie voor iets wat onpeilbaar, onvatbaar en misschien denkbeeldig is, en waar niemand een uitzonderlijke claim kan op vestigen.

De mystieke beleving van het geloof is volgens Cusanus geen kwestie van een persoonlijke beleving als individu, maar de vrucht van achtereenvolgens het naar elkaar kijken, het samen naar hetzelfde kijken, en het woord te nemen. Daar waar het kijken overgaat in het spreken en het luisteren, verbreedt onze blik, wat ons in staat stelt een glimp van een hogere dimensie op te vangen. Het vergt dus niet alleen het zicht en de blik, ook de taal.

De taal vestigt het geloof in een gedeelde werkelijkheid. Oog in oog met een oneindige God kan de mens de oneindigheid niet peilen.

 

 

Afbeelding: Caravaggio, Ecce Homo, 1605