26. jun, 2015

Dimensies

Verdwijnpunt

Een blik op de kosmos

Giordano Bruno (Nola, januari 1548 - Rome, 17 februari 1600) was een Italiaanse filosoof, priester, vrijdenker en kosmoloog. Als dusdanig was hij een aanhanger van de heliocentrische theorie van Copernicus, en trouwens ook van Cusanus, die dit al had voorzien. Bruno kwam – overigens niet als eerste – met de idee van een oneindig heelal, met de zon als een ster tussen de andere die ook planeten hebben. Op religieus en filosofisch vlak was hij een pantheïst.

Hiervoor en omwille van andere ketterijen werd hij in 1600 door de Inquisitie in Rome tot de brandstapel veroordeeld. Dat Bruno's opvattingen over de oneindigheid van het heelal hierbij een rol zouden hebben gespeeld, is een misverstand. Hij wordt door allerlei gezindheden als een martelaar voor de vrije gedachte beschouwd.

Gezien

Het is stilaan tijd om naar conclusies omtrent ons maandthema toe te werken. In wezen gaat Bruno terug op Cusanus, die de oneindigheid op de blik toepast. Of we dat nu willen of niet, we houden wel degelijk houding met de blik van de ander. Dat zit diep in ons gebakken, en we delen dat wellicht met alle dieren die over ogen beschikken. We houden de ogen van de anderen in de gaten, omdat die ons iets vertellen over wat die anderen gaan doen. Het is een vermogen dat dieren in de wijde natuur in staat stelt te overleven in een vijandige wereld, waarin de kunst te zien en gezien te worden, meteen ook neerkomt op eten of gegeten worden, hetgeen het verschil tussen overleven en de ondergang uitmaakt.

De Ander kunnen we ook met een hoofdletter schrijven. God is de ultieme Ander, die naar ons kijkt. Cusanus maakt dit aanschouwelijk aan de hand van het alziend personage in de ware afbeelding van onze verlosser, de vera icona, zoals we deze maand hebben kunnen vaststellen in dit dagboek.

Perspectief

Het oneindige verdwijnpunt is te vinden in Gods oog, dat vanuit de illusoire diepte van  het schilderij naar ons kijkt. De blik lijkt niet van het oppervlak te komen – en wat is een schilderij anders dan een oppervlak met verf erop dat dientengevolge maar twee dimensies beslaat – want door toedoen van de trukendoos van de schilderkunst lijkt er een diepte in te zitten, een derde dimensie.

We kunnen daardoor als het ware door een kier een blik op de oneindigheid werpen. Het oog van God is een punt van oneindige intensiteit, waar het oneindig grote en het oneindig kleine samen komen. Dat oog huisvest een blik die op eenieder in gelijke mate rust. Om te begrijpen hoe deze exclusieve blik alles kan omvatten, om alles-inclusief te worden, zouden we in staat moeten zijn alle perspectiefhoeken te verenigen.

Dat kunnen we niet, want elk van ons heeft zijn eigen unieke invalshoek. Het is pas door deel te nemen aan het experiment dat we beschreven, waarbij de ene monnik aan de ander vraagt: zie jij dat ook?  en de ander antwoordt, ja, verhip, dat we uit ons eenzijdig standpunt kunnen treden.

 

 

Afbeelding: Guido Reni, Ecce Homo, 1640