29. mrt, 2015

Willekeur

De grote Goethe

Zie ook ons dagboek van februari omtrent de theodicee.

De aardbeving met zijn vele slachtoffers was op zich alleen al een grond om nog maar eens de grondvraag van de theodicee te stellen. Degenen die dachten dat God op deze manier de zondige mensheid wilde straffen, bleven het antwoord schuldig op de vraag, waarom nu net de hoofdstad van een streng katholiek land werd getroffen, dat zich met man en macht, naar de destijds geldende onkritische opvatting, voor de verbreiding van het christendom had ingezet.

Daarbovenop bleek al spoedig dat de oude kerken van de stad bijna allemaal ingestort waren, terwijl de hoerenwijk Alfama grotendeels van het onheil gespaard bleef. Degenen die naar aanleiding van de hoogdag in de kerkelijke kalender naar de mis waren gegaan, werden onder de ruïnes van de gebedstempels bedolven, terwijl degenen die zich terzelfder tijd in Alfama bevonden er met de kleerscheuren vanaf kwamen.

Knaap

Johann Wolfgang von Goethe (Frankfurt am Main, 28 augustus 1749 – Weimar, 22 maart 1832) was een Duits wetenschapper, toneelschrijver, romanschrijver, filosoof, dichter, natuuronderzoeker en staatsman, en de auteur van werken van wereldformaat zoals Faust, Die Leiden des jungen Werthers en Zur Farbenlehre. Ten tijde van de aardbeving was hij zes jaar oud. Later zou hij als rijpe man terugblikken op de verwondering die hij toen als kind gewaarwerd bij het nieuws. “Door een buitengewone wereldgebeurtenis werd de gemoedsrust van de knaap voor de eerste keer ten diepste door elkaar geschud.” Hij heeft het hier in de derde persoon over hemzelf toen hij kind was.

Vervolgens geeft hij de natuurramp weer, als was het een ooggetuigenverslag, al was hi jer niet bij, op basis van de berichtgeving waarover hij beschikte.

Verslag  

“De aarde schudt en beeft, de zee kolkt omhoog, de schepen slaan tegen elkaar, de huizen storten in, de kerken en torens eroverheen, een deel van het koninklijk paleis wordt door de zee verzwolgen, de gebarsten aarde lijkt vlammen te spuwen, want overal ontstaat rook en brand in de ruïnen.” Goethe gebruikt de onvoltooid tegenwoordige tijd, waardoor het heel direct overkomt, alsof je er zelf bij was.

“De vlammen grijpen om zich heen en met hen ook een schaar van misdadigers die in weggestopt waren geweest, en die door het evenement in vrijheid waren gesteld. De ongelukkige overlevenden zijn overgeleverd aan roof, moord en allerlei mishandelingen. Zo vestigt de natuur haar teugelloze willekeur.“

 

 

Afbeelding: olieverf van Joseph Karl Stieler, portret van Johann Wolfgang von Goethe, 1828.