5. mrt, 2015

Wroeging

Verwekking en dood

De last van de lust volgens de kerkvader.

We hebben gisteren gezien dat Augustinus de seksuele opwinding op zich als een vorm van het kwaad ziet. De begeerte werpt een smet op de redelijk denkende mens en ontneemt hem tijdelijk een deel van zijn hogere vermogens. Aangezien de voortplanting op de seksuele begeerte berust, is er geen manier te bedenken waarop de mensheid zich kan voortplanten zonder de erfzonde door te geven.

“De mens echter heeft, na vrijwillig ontaard en met recht veroordeeld te zijn, ook ontaarde en veroordeelde mensen verwekt. (De civitate Dei, XIII, 14) De mens is opgesloten in een cyclus die pendelt tussen geboorte en dood. Als straf voor de zondeval heeft de mens niet alleen zijn onschuld maar ook zijn onsterfelijkheid verloren. Door toedoen van de ongehoorzaamheid, die leidde tot een onderscheid tussen goed en kwaad, zijn we met een eindig leven opgezadeld, een hebbelijkheid die op elke nieuwe generatie wordt overgedragen.

Opwinding

Het kwaad is de wereld binnengeslopen op het ogenblik dat de mens de speelbal werd van de seksuele begeerte. Niet het geweld maar de geslachtelijke lust is voor Augustinus de kwintessentie van het kwaad. “Deze lust eist het hele lichaam voor zich op, niet alleen uiterlijk, maar ook innerlijk, en brengt de hele mens in beweging doordat ook de hartstocht van de ziel zich verbindt en zich vermengt met de begeerte van het vlees, om dat genot teweeg te brengen dat door geen ander lichamelijk genot wordt overtroffen. Dat genot is van dien aard dat op het ogenblik zelf waarop zijn hoogtepunt wordt bereikt de helderheid en om zo te zeggen het waken van het denken bijna geheel worden bedolven.”

Fornicatio

Augustinus weet waarover hij spreekt. In zijn jeugd heeft hij een bepaald losbandig leven geleid, iets waarover hij bitter berouw zou tonen in de ‘Belijdenissen.’ De uitspattingen gebeurden tijdens zijn goddeloze jaren, voordat hij het geloof had gevonden. Hij had uit die tijd een zoon, die jong stierf. Het verdriet heeft wellicht de spijt gevoed, wie weet.

De oude man kijkt met afschuw en spijt naar de gedragingen in zijn jongere jaren. De wroeging omtrent zijn bandeloze jongvolwassenheid biedt wellicht een verklaring voor de afschuw, en het wantrouwen dat Augustinus in de seksuele daad stelt. Zijn pessimistische visie zal na hem de Latijnse kerk tot op de dag van vandaag eigen blijven. Ook nu nog heerst in de leidende kringen de overtuiging dat de seksualiteit aan banden dient te worden gelegd en dat priesters het celibaat dienen te behouden.

Augustinus heeft dit niet zelf bedacht en hij verwijst terug naar de apostel Paulus waarover morgen meer.

 

Afbeelding: Ary Scheffer, Sint-Augustinus en zijn moeder Sint-Monica