20. okt, 2017

Het ranke riet

Van Guido Gezelle

Onder het googelen omtrent de themaopdracht ‘de Rivier,’ kwam ik onverhoeds bij Guido Gezelle terecht. “O, ’t ruisen van het ranke riet.” Guido is een oude vriend, en dient wellicht niet voorgesteld te worden, want deze ongeëvenaarde dichter geniet ook in Nederland bekendheid.

Een originele en vroege dichtstem in de ‘Vlaamse’ literatuur om u tegen te zeggen, met een enigszins tragisch levensverhaal dat nogal homo-erotisch getint is, maar dat terzijde. Dat kon ik toen natuurlijk niet weten, toen ik hem als adolescent voor de eerste keer las. We hebben toen natuurlijk een opgepoetste biografie voorgeschoteld gekregen.

Gezelle behoorde tot de leerstof in de Poësis. Zo heette toen de vijfde klas in de humaniora van het jezuïetencollege dat ik bezocht begin van de jaren zeventig van de vorige eeuw. Het gaat meer precies om het schooljaar 1972-1973.  In dat schooljaar is de bijzondere band met dit gedicht ontstaan. Ik kon het uit het hoofd opzeggen.

Ik heb daar zelfs ooit voor de grap een parodie van gemaakt, zeg maar pastiche met seksuele ondertonen. Ik vond dat heel knap van mezelf, en ik stuurde dat een jaar later anoniem naar onze leraar van toen, maar hij wist dat ik degene was geweest, die dat had gedaan, zoals hij me toevertrouwde, de dag dat ik afzwaaide van het college.

Hij dacht dat ik de enige was van zijn leerlingen die tot een poëtische parodie in staat was. Het weze me vergeven dat ik bij wijze van eerbetoon het volledige gedicht van Gezelle hier weergeef. Het neemt wel twee pagina’s in beslag. Het is dus redelijk lang, maar toch gaat het niet vervelen, wat mij betreft, omdat er een verhaal verteld wordt, binnen een strak rijmschema.

Het gedicht van Gezelle wordt voorafgegaan door een citaat in het Grieks, met bronverwijzing naar een scène uit de Ilias van Homerus, waarover straks meer. Het moge voorlopig volstaan dat we hier de dichter gadeslaan, terwijl hij een andere dichter die hem is voorafgegaan, gadeslaat. Deze laatste dan weer beschrijft het kunstwerk van een goddelijke smid die op een schild koeien afbeeldt, zo levensecht dat je ze haast langs de rivier en het wuivende riet ziet lopen.

Dat is nu de kunst van de dichter, dat die door een smid afgebeelde koeien tot leven komen en vrolijk loeiend langs de rivier en het riet lopen.